Parasja van de Week

Aankomende evenementen

zondag 4 juni, 18 juni en 2 juli

Driedaagse cursus JMW over Joods erfgoed en identiteit in oa Gelderland.

13:00 - 17:00

10-06-2023

Landelijke Oneg Sjabbat

10.00

 Olemesjolem

Ipv parasja vd week Emor:

We hebben een periode van herdenken achter de rug, Jom haSjoa, Jom haZikaron, vandaag, dat ik dit schrijf is het 4 mei. We kijken terug op de Tweede Wereldoorlog, op de verschrikkingen, die alleen de ouderen onder ons nog aan den lijve hebben ervaren, op de systematische moord op aanvankelijk nietsvermoedende onschuldige Nederlandse burgers van Joodse signatuur. Sta mij toe om in deze week van herdenken iets van een persoonlijk herdenken met u te delen.

Ten tijde van de bevrijding in mei 1945 zaten mijn moeder en ik – toen vier jaar oud – nog in een Japans interneringkamp op Java en lag mijn vader ziek in een barak aan de Burma-spoorweg. Communicatie met Europa was afwezig. Mijn ouders hadden geen flauw idee van de catastrofe rond de Joden in Nederland.
Mijn vader kwam na de capitulatie van Japan terecht in een herstellingsoord in toenmalig Brits-Indie. Hij wist niets van de lotgevallen van onze familie in Nederland. Pas in november 1945 bereikte een eerste levensteken mijn vader in de vorm van een brief die de hele wereld was rondgezworven; zijn ouders – mijn grootouders – en zijn twee broers hadden na een levensgevaarlijke onderduik de oorlog overleefd.. In volgende brieven wordt voorzichtig iets onthuld van de dood van andere familieleden in Nederland. Mijn vader schrijft:aan zijn ouders in maart 1946: ‘Deze week ontvingen we jullie brief van 19 Januari met het ontstellende nieuws van Hetty’s dood. Het heeft ons zeer zwaar getroffen en werd ik me weer eens duidelijk bewust hoe dierbaar jullie me bent, want het leed dat één van jullie treft, treft mij meer dan je kunt denken.”

Hetty was de dochter van een broer van de moeder van mijn vader, een pittig en muzikaal meisje. Ze was verloofd met zijn mijn vaders broer, maar ze was ook mijn vaders lievelingsnicht. Ze was ondergedoken, eerst samen met haar verloofde, later apart en toen verraden. Naspeuringen veel later leerden dat ze vermoedelijk is vermoord in het dwangarbeiderskamp Dorohucza in 1943, nog net geen 21 jaar oud. Ook haar moeder Esther (tante Es) en haar broertje Max David (Deetje) kwamen in dat jaar om in Sobibor. Vader Jacob Winkel (oom Jaap) was in 1941 aan een ‘gewone’ hartaanval overleden.

Na een lange omweg uit Java werden mijn moeder en ik begin januari 1946 als een klein wonder met hem herenigd in Calcutta. Na veel administratieve rompslomp in mei 1946 werden wij herenigd met de familie in Nederland, precies op 5 mei 1946, de allereerste Bevrijdingsdag. Natuurlijk was er grote blijdschap; mijn hele kerngezin van grootouders, en ouders en ooms (broers van van mijn vader) was nog compleet, iets wat maar erg weinig Joodse kinderen konden zeggen. Maar er waren er natuurlijk grote verliezen geleden buiten de kernfamilie. Ik heb in de jaren na de oorlog en eigenlijk later ook nooit bewust de namen horen noemen van de omgekomen familieleden. Over hen werd voornamelijk gezwegen.

Tegenwoordig vinden we het essentieel om de namen van de nooit meer teruggekomenen niet te vergeten en juist wel te noemen. Zojuist heb ik op de gedenkplaats nabij de synagoge de bijna vijfhonderd namen horen noemen van de uit de Nijmeegse samenleving weggeplukte en naar de dood gevoerde Joden, hele gezinnen, van A tot Z
Daarom noem ik hierbij in dit stuk de vergeten namen van de vermoorde familieleden uit de generatie van mijn beide grootvaders: drie zusters van mijn grootvader aan vaderskant Ies Cassuto, t.w. Rachel Tas-Cassuto, Anna Waas-Cassuto en Simcha Danser-Cassuto; drie broers van mijn grootvader aan moederskant Albert van Zuiden: Samuel Heiman van Zuiden en zijn vrouw Bettij van Zuiden-Nathan, Abraham (Bram) van Zuiden en zijn vrouw Penina Duque, Bernard van Zuiden en zijn vrouw Sientje van Zuiden-Snijders; de zuster van Albert, Elisabet (Lize) van Zuiden; de zuster van Albert van Zuidens vrouw Betsy van Zuiden-van Praag – mijn oma – : Marie Kamerling-van Praag en haar man Isedoor Kamerling.

Op 4 mei heb ik stil gestaan bij het onvoorstelbare afgrijzen, dat zij moeten hebben gevoeld, toen hun moorddadig lot hen in het gezicht keek, zoals dat ook gebeurde met de ruim honderdduizend mede-Joden en de Sinti en de Roma en nog zovele anderen.
Wat ik me uit mijn kindertijd wel kan herinneren is dat mijn oma van moederskant vaak iets mompelde als ‘olemesjolem’. In mijn kinderoren klonk het als een soort toverspreuk, zoiets als ‘simsalabim’. Maar het was natuurlijk Jiddisj voor ‘alam ha-sjaloom’, ‘zij mogen rusten in vrede’ en dat zeg ik haar nu na: alam ha-sjaloom

Na bijna tachtig jaar omgeeft in West-Europa de vrede ons nog steeds. De ijskou van de oorlog is voor de meeste niet eens meer dan een herinnering. Zo vanzelfsprekend als tot voor kort is de vrede niet meer sinds aan de grenzen een grimmige oorlog woedt. Laten we de vrede blijven verdedigen tegen overmoedige en narcistische aanjagers die geïnspireerd door een steeds weer opduikend en zich hernieuwend nationalisme en fascisme het kostbare goed van de vrede geringschatten en moeiteloos in overboord gooien.

RC 4 mei 2023

Acharee mot- Kedosjiem    

Leviticus/Wajikra 19:1–20:27

Het misleiden van de blinden

Deze week zijn de parasjot Acharee Mor en Kedosjiem 1 samen aan de orde. We focussen op de parasja Kedosjiem. Die begint met een oproep (19:1,2): ‘De Eeuwige zei tegen Mosjee: Zeg tegen de gemeenschap van Israël: “Weest heilig, want ik, de Eeuwige, jullie God, ben heilig”’ .Wat is heilig? 

Wat is heilig?

Het Hebreeuwse woord voor heilig, kadosj (oorspr. ‘apart gezet’) heeft diepe roots in oude tijden, waarin het erop aankwam om de godheid gunstig te stemmen in het belang van voorspoed in de economie, in de oorlog en ter voorkoming van rampen; daartoe was het noodzakelijk, dat de offers volmaakt waren, smetteloos, vlekkeloos en zonder gebreken en ook de professionele offerbrengers, de priesters, mochten geen lichamelijke en morele gebreken hebben, dit alles om aldus geschikt te zijn om in de sfeer van volmaaktheid te treden van de godheid. Want God is als het volmaakte volstrekt ‘apart gezet’ van het wereldse, banale, gebrekkige, materiële, profane. Heel veel rituele voorschriften in het boek Wajikra/Leviticus ademen nog deze strekking. Ze zijn voor zover ze de tempeldienst betreffen in onbruik geraakt.
In de voorschriften van hoofdstuk 19 wordt de opdracht heilig te zijn uitgebreid naar het hele volk ( kol edat benee Jisrael ), naar ons allen. De vereiste volmaaktheid, die voor de priesters wordt vereist, geldt tot op grote hoogte ook op het sociale vlak, op hoe wij volksgenoten – mensen – met elkaar omgaan, zie de voorschriften op moreel gebied, die culmineren in het gebod de naaste lief te hebben als jezelf.
Wij richten ons ditmaal op een van die voorschriften in 19:14, waarin geboden wordt: ‘(…) vóór een blinde mag u geen struikelblok neerleggen, maar u moet uw God vrezen. Ik ben de Eeuwige’ 2.

Een struikelblok voor een blinde leggen

Gaat het letterlijk om iemand, die welbewust een struikelblok neerlegt voor een blinde met de bedoeling dat laatstgenoemde erover struikelt? Belangrijker dan de concrete actie die in dit verbod beschreven wordt is dat hieruit een veel breder concept uit wordt geconcipieerd. Vaak behandelt de Tora een bepaald concreet geval, dat dan aanleiding geeft tot extrapolatie naar een meer algemeen principe. De uitleg van deze bepaling vat dan ook de blinde op als blinde in een bepaalde zaak of situatie, als ‘een onwetende’. De middeleeuwse geleerde Rasji tekent aan: ‘Geef iemand die “blind” is in een bepaalde zaak geen onjuist advies’. De midrasj in Sifra geeft een aantal voorbeelden 3 .
Als iemand vraagt of je dochter geschikt is voor het huwelijk met een priester (wat natuurlijk een mooi arrangement zou zijn), zeg dan niet dat ze geschikt ( kasjer ) is, als ze dat niet is. Als iemand advies vraagt over wanneer het een goed moment is om af te reizen, zeg dan niet ‘vroeg in de ochtend’ als je weet dat er tegen die tijd rovers hem zullen overvallen. Zeg ook niet ‘in de middag’ als je weet dat de hitte dan fataal kan zijn. Zeg ook niet (tegen een zakelijk onwetende) ‘verkoop je veld en koop een ezel om dan zelf het veld te kopen en later dan zeggen, dat je toch een goed advies gaf.
De midrasj voegt nog toe: ‘want deze dingen zijn ingegeven aan het hart (masoer lalev) zoals geschreven staat “u moet uw God vrezen. Ik ben de Eeuwige”. Het betreft dus geen gebod, waar enige sanctie op staat, de uitspraak doet een beroep op het hart, zeg maar gerust: op het geweten. Vaak komt de ‘vreze Gods’ neer op een aansporing om je te openen voor een diep innerlijk weten wat goed, medemenselijk en fatsoenlijk is.
Het onderliggend euvel dat zichtbaar wordt onder deze voorbeelden uit de midrasj is het misbruik maken van de onwetendheid van iemand anders of profiteren van iets dat jij wel weet, maar de ander niet, hetzij om er voordeel uit te halen, hetzij om de ander schade te berokkenen.

Een interessante uitwerking geeft Maimonides 4 (geparafraseerd); zoals het verboden is om aan een niet-Jood oorlogstuig en gevaarlijke wapens te verkopen (wel schilden ter verdediging), zo geldt dat ook voor het verkopen van zulk tuig aan een Jood, die rover is en natuurlijk heel goed weet, wat hij doet, maar toch volgens de middeleeuwse meester aangemerkt mag worden als verblind voor het zien van de rechte weg, morele verblinding

Bankiers, investeringsmaatschappijen en wapenfabrikanten kunnen zich in deze gedachtegang niet beroepen op hun al dan niet voorgewende onwetendheid omtrent de perverse doelen waarvoor hun leningen of hun wapens worden aangewend.  Ze maken criminele activiteiten mogelijk en zijn medeplichtig door het helpen van moreel verblinde daders bij het voortgaan op hun schadelijke of soms zelfs catastrofale pad. En dan heb ik het nog niet over hoe banken met gecompliceerde en riskante financiële producten onwetende klanten tot onverantwoordelijke aankopen verleiden.

 De wijze en veeleisende ethiek van de Mussar voegt nog een aspect toe: zorg ervoor dat als het je materieel goed gaat andere mensen niet jaloers op je worden doordat jij en je familie pronkt met dure kleren of uitbundige maaltijden en laat anderen delen in je welvaart, ook dan leg je geen struikelblok voor blinden 5 . Dat kunnen de (super)rijken van deze wereld zich aantrekken

noten

1. Voor meern commentaren op Acharee mot en kedosjiem zie mijn boek  REIZEN DOOR DE TORA  , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn  website 

2.  Met dank aan het commentaar van Nechama Leibowitz op Kedosjiem, Studies in Wayikra , p. 173 ev

3.  Sifra kedosjiem 2:13

4.  Geciteerd uit Nechama Leibowitz, op cit

5.  Uit het 15 e eeuwse Orchot Tzaddikiem 14

Tazria-Metsora  

Wajikra/Leviticus 12-14 en14-16)  

Een mogelijk fatale ziekte

De parajsa Tazria (‘zij die zwanger wordt’) handelt over de reinigingshandelingen die de vrouw na de geboorte van haar kind moet verrichten; het hoofdstuk gaat  verder grotendeels over de huidziekte ‘tsara’at’ en de bijbehorende reinigingshandelingen. In de volgende parsje Metsora volgen vergelijkbare procedures voor de aantasting van muren, gebouwen en kleden met t tsaraät 1 .

Lasjon hara

Hoe men met de moderne wetenschappelijke kennis van nu hierover moge denken, men kan de Israëlieten van toen een intuïtie voor het belang van hygiëne voor gezondheid en welzijn niet ontzeggen, De meeste de Oude Wijzen tsaraät niet zozeer als een medisch-hygienisch verschijnsel als wel als een fenomeen, om te waarschuwen voor afdwaling van het rechte pad van juiste communicatie. Wat spiritueler gezegd: als een uiting van een ‘innerlijke spirituele verstoring in de relatie tussen de lijder aan tsaraät en zijn Schepper’ 2 . Met name wordt dan gedoeld op Lasjon Hara , letterlijk ‘kwade tong, kwade taal’. Hieronder verstaat men zowel laster en kwaadspreken maar ook uitingen die geen bewuste aperte leugens zijn, maar die wel schade aan anderen kunnen toebrengen, bijv. roddel, geruchten, e.d. 3 .We moeten tsaraät dan niet meer letterlijk opvatten als een lichamelijke ziekte, verschimmeling van kleden of ondermijning van muren, maar als een aandoening van het innerlijk (de ziel) of een ondermijning van de samenleving.

Een gevaarlijke aantasting

Maimonides 4 signaleert de volgorde van het verval ten gevolge van lasjon hara: eerst begint de ziekte in de muren van het huis en als de getroffene niet tot inkeer komt gaat de plaag over naar zijn bed en huisraad en heeft ook dat geen effect, dan worden zijn kleren aangetast en tenslotte wordt zijn lichaam met ‘huidvraat’ getroffen. Maar je kan het ook omgekeerd zien. De ziekte begint bij het individu, dat kwaadspreekt of leugens verspreidt; als deze niet omkeert, besmet hij anderen en tenslotte de hele stad en zijn alle huizen met verval bedreigd.
Laster, kwaadspraak en de nooit stoppende stroom van geruchten en roddel.  zijn van alle tijden, maar hebben met de uitvinding van de drukpers een enore versterking gekregen. Met het internet is dit nog exponentieel toegenomen. Momenteel kan (en mag tot op grote hoogte) iedereen via sociale media laster, kwaadspraak, verzinsels over de hele wereld uitstrooien. Individuen en instituten in dienst van duistere belangen sturen strategisch steeds meer verzinsels de wereld in pm de (vermeende) vijand te dwarsbomen. Alternatieve feiten, nep nieuws en complottheorieën dreigen epidemische vormen aan te nemen. Deze fenomenen betekenen een sluipende en uiteindelijk fatale ondermijning van de geloofwaardigheid van de politiek en de maatschappelijke informatievoorziening. Wie kan je nog vertrouwen?
Tegen het slot van de parasja Metsora wordt verordend, dat het huis, waar de plaag van huidvraat niet verholpen kan worden – ‘dan is het een kwaadaardige melaatsheid in het huis; het is onrein’ (14:44) – moet worden afgebroken en buiten de stad worden gebracht. Dan heeft – in de sfeer van de metafoor – de waarheid het veld geruimd en heeft leugen en misleiding de fundamenten en de muren fataal aangetast.
Geinspireerd door dit beeld zie ik, dat heel geleidelijk de tsaraät-plaag van desinformatie, misleiding en gefakete verhalen zonder dat we het merken – of willen weten – erop uit is zich in de kelders en muren van onze geest aan het nestelen is en bezig is onze ziel aan te tasten. We moeten oppassen dat onze samenleving niet een huis wordt, dat door teloorgang van integriteit en feitelijke waarheid.moet worden afgebroken.
Goed om dit te bedenken in deze periode waarin  de slachtoffers worden herdacht van de Tweede Wereldoorlog die mede ontstond onder invloed van de valse en perverse narratieven die over de Joden bestonden en die door de Nazi’s aangeblazen werden en over over het Duitse en Oostenrijkse volk werden uitgestrooid en daar beklijfden. De na de oorlog herwonnen democratische vrijheid in de Westerse wereld en in Israël staat momenteel meer op het spel dan we decennialang hebben gedacht.

Noten

1. Voor meern commentaren op Tazria en Metsorai zie mijn boek  REIZEN DOOR DE TORA  , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn  website 

2.  Aldus het commentaar van Nechama Leibowitz op de parasja Tazria, Studies in Vayikra/Leviticus, WZO, p. 115 ev

3.  Dit is als leerstuk van Sjmirat Halasjon tot in de meest subtiele details uitgewerkt door Rabbi Israel Meir HaCohen Kagan, de bijgenaamd Chafetz Chaim (eind 19 e eeuw),

4.  Moses Maimonides, The Guide of The Perplexed , p. 370

Bewerkt RC april 2023

Sjemini  / Pesach 5783

Wajikra/Leviticus 9:1 – 12:1 

Chameets

De parasja Sjemini valt in fr week van Pesach1 . Op erev Pesach, de vooravond van Pesach, wordt de eerste seider maaltijd gehouden. VDe dag daarvoor wordt het huis schoongemaakt, het speciale dervies uit de kast gehaald en wordt alle chameets, alles waar gist in zit, uit huis verwijderd. Immers het is verboden gedurende de Peasch week chameets in huis te hebben om daarmee in herinnering te houden hoe de Israëlieten bij hun overhaast vertrek uit Egypte geen tijd hadden om het brood te laten rijzen, slechts platte omgerezen broden, matzes, konden ze meenemen. Overal ter wereld, in Israël en de diaspora, gaan wij Joden op de avond voor de dag van de seidermaaltijd op zoek naar fr laatste restanten van chameets, Al dan niet met een kaars in de hand speuren we naar de broodkorrels, die ook na de grondige Pesach schoonmaak mogelijk nog zijn achtergebleven.

Innerlijke zoektocht

Deze zoektocht is niet alleen de afsluiting van een lenteschoonmaak, het is ook een zoektocht met een symbolische strekking, Het is een allegorie voor het opsporen innerlijke chameets. Gist dient ervoor deeg te laten rijzen. Hij blaast lucht in de dingen, zodat ze opgeblazen worden. Het is comuunis opinio rabbinorum dat chameets staat voor arrogantie. Om toch wat te vinden leggen we een paar korrels chameets expres ergens op een afgelegen plekje neer. Want de meest brave burger ontdekt  bij introspectie altijd wel een spoortje arrogantie.

Arrogantie

Voor de talmoedrabbijnen was arrogantie een ‘doodzonde’ 2 . Ze meenden dat God een reeks niet misse represailles in petto had voor wie arrogantie in zich had. Voor wie gelooft dat God een essentie is aan wie allerlei attributen zijn te onderscheiden, die navolging verdienen, zoals goedheid en rechtvaardigheid, is Zijn aanwezigheid juist bij de nederigen en berouwvollen een voorbeeld om te imiteren. Niet voor biets heeft de Almachtige zijn aanwezigheid niet kenbaar gemaakt op een imposante hoge berg maar op  de lage Sinaj, die Hij daarna niet verhief tot een indrukwekkend gebergte. Hij toonde zich aan Mosjee niet in een prachtige hoge ceder, maar in een laag struikgewas, dat Hij daarna niet maakte tot een schitterend geboomte.

Het tegendeel van arrogantie

Als tegendeel van arrogantie wordt meestal nederigheid en bescheidenheid gezien. Maar ik vind eerder openheid en inclusiviteit tegenober arrogantie staan. Arrogant is wij de waarheid in pacht denkt te hebben, die erop uit is om wie zijn mening of opvattingen niet onderschrijft buiten te sluiten of zelfs te vervolgen. Arrogant is wie niet durft te twijfelen en niet open wil staan voor dialoog.
Arrogant is wie niet ziet dat de samenleving een rijkgeschakeerde pluraliteit is en die daar niet mee kan leven.

Laten al die (ultra)orthodoxen die die menen dat zij alleen de waarheid van de Tora in pacht hebben en niet openstaan voor een vernieuwende interpretatie; die vinden dat alleen zij goede joden zijn en niet kunnen velen dat er meerdere manieren zijn om Joods te zijn; laten zij wanneer zij met hun kaarsje alle hoeken van hun huis doorzoeken op chameets dit eens bedenken.

Noten

1. Voor mijn commentaren op Sjemini zie mijn boek  REIZEN DOOR DE TORA  , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn  website 

2. Zie de rabbijnse discussie op Talmoed Sota 5a

Chag Pesach sameach   RC 4 april 3023

 Tsav     

Wajikra / Leviticus 6: 1-8:36

Offers

De parasja Tsav (Draag op …) 1 bevat regels over het offeren, – deels een herhaling van de vorige parasja Wajikra –  en beschrijft hoe Mosjee zijn broeder Aharon en diens zonen tot priester wijdt.
De tempel bestaat sinds de verwoesting door de Romeinen in 70 CE niet meer en dieren, meelproducten en wierook worden al 2000 jaar niet meer als offer gebracht.  We kunnen ons niet meer voorstellen dat wij nader tot de godjeid komen door op rituele wijze levende schepselen om het leven te brengen.

Allegorische uitleg van offers


Wel kunnen wij uit de beschrijving van de offerdienst allegorisch nog inzichten uitdiepen. In het Toracommentaar van Harvey Fields op deze parasja worden een paar van die inzichten genoemd. Zo noemt hij Wajikra/Leviticus 6:5: het vuur op het altaar moet altijd brandende worden gehouden, het mag niet uitgaan. Zo moet onze toewijding, onze aandacht actief blijven en gericht op – zo zegt de Lubavitcher Rebbe Menachem Schneerson – Tora leren, gebed en tsedaka; ik zou verruimend willen toevoegen: gericht op a, op ontvouwing van het beste in ons op elk moment.

Herstel van verbinding

Het comcept ‘offer’ zelf is niet verouderd, zoals ik in het commentaar op de vorige parasja Wajikra al heb gezegd. Het begrip offer dan ruim opgevat als  het afstaan en aanbieden van iets dierbaars of kostbaars aan materie of tijd voor een doel dat boven ons eigen belang uitgaat. Dat hoger doel kan zijn:  het herstel van de teloor gaande verbinding tussen ons mensen en de kosmos, waarin wij als een minuscuul deeltje zijn ingebed, of anders uitgedrukt: herstel naar een meer harmonische relatie tussen ons mensen en onze  natuurlijke habibtat waaruit wij zijn losgeraakt. Voor wie  in theologische termen denkt gaat het om de verbinding te herstellen tussen ons en de Schepper. Aldus uitgedrukt kunnen we de les van deze parasja uittillen boven de offerplicht van het oude Israël en de uitleg zich laten uitstrekken tot buiten de antieke Joodse wereld en tot een meer universele actualiteit.

Een nieuw evenwicht

Dan hoeven we niet ver te zoeken om de behoefte aan eigentijdse offers te voelen. De  milieu-  en klimaatcrisis  in in niet geringe mate te danken aan de boomer generatie (de geborenen in de 20 a 25 jaar na dw Tweede Wereldoorlog) die steeds meer gevangen raakte in de productie-consumptie spiraal van dwangmatige groei, die weliswaar welvaart en materiele voorspoed bracht voor een groot deel van de wereld, maar die ook het milieu extreem heeft overbelast en die ons vervreemd heeft van de natuur. Laten we als persoon en als samenleving veel meer afzien van overmatige productie en consumptie van vaak massaal en te goedkoop geleverde goederen en diensten die misschien even een korte bevrediging geven en het gemak dienen, maar die niet per se bijdragen aan een durende levensvervulling en die vaak door uitbuiting van mensen en roofbouw op de natuur zijn verkregen. De huidige en komende generaties zullen de offers moeten brengen die de vorige generatie zich niet heeft getroost. We noemen dat tegenwoordig het onontkoombaar proces van transitie naar een nieuwe energiehuishouding en een meer holistische economie, die ons hopelijk voor een klimaatramp moet gaan behoeden. Vult u voor uzelf eens in welke offers u zou kunnen brengen om uw persoonlijk leven, uw onmiddellijke omgeving en daarmee een heel klein beetje de wereld in een nieuw en beter psychisch en materieel evenwicht te brengen, Een sta[je op weg naar verlossing van onszelf en de wereld. In het Jodendom noemen we dat het proces van tikoen olam, de reparatie van de wereld.
Sjabbat sjalom! 2

Noten

1. Verschillende andere commentaren op de parasja Tsav zijn te vinden in mijn boek  REIZEN DOOR DE TORA  , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn  website 

2. De parasja Tsav luidt de sjabbat, de ‘sjabbat gadol’ in, de sjabbat van de week waarin Pesach valt. Pesach is misschien ontstaan uit het lentefeest van de herders, die de eerstgeboren lammetjes offerden, Vervolgens  is het een feest geworden van bevrijding, van uittocht uit de slavernij. Daarom is het samengaan met de parasja Tsav niet zonder zin. Het gaat om de voorwaarden te scheppen voor verzoening. We offeren tenslotte om een innerlijke en tussenmenselijke plek te maken, die onbezoedeld is, ruim en open, waardoor het grote Licht kan binnenvallen, waardoor onze verlossing en uiteindelijk die van de wereld naderbijko

RC 2023

Wajikra

Wajikra/Leviticus 1:1 – 5:26 

Hoe de Tora niet werd vergeten

Op deze sjabbat – de zg sjabbat rosj chodesj, 2 weken voor Pesach – begint het lezen van het derde boek van de Tora, het boek Wajikra (‘Hij riep’) ofwel met de latijnse naam: Leviticus. Wajikra is een logisch gevolg op Sjemot/Exodus. Het boek geeft, nu er  zoals in Sjemot beschreven een mooie tabernakel is gemaakt antwoord op de vraag: hoe moet een eredienst eruitzien, hoe houden we die zuiver en en last but not least hoe houden we de omgang met elkaar zuiver en goed. Het is een boek met vele rituele en reinheidsvoorschriften, die ook zonder tempel deels nog in de orthodoxie enige gelding hebben. Maar het bevat ook met morele voorschriften, die een universele doorwerking hebben gehad en ook na de Verlichting nog hebben  in een al dan niet religieus getint humanisme. Hoe dit boek en de hele Tora tot ons is gekomen en niet in vergetelheid is geraakt is mede te danken aan Ezra, die figureert in de haftara (lezing ui de Profeten,
Neviïem) voor deze sjabbat.  Laten we daar eens verder naar kijken

Ezra

Die haftara is uit het boek Ezra, Ezra 7:1-28, het gedeelte waarin de terugkeer van Ezra vanuit de ballingschap in Perzië naar Jeruzalem wordt beschreven, Ezra ha-sofeer, “de schrijver, bedreven  in de wet van de God van de hemel. Hij werd gedreven door de missie ‘om de wet van de Eeuwige te onderzoeken, om die te doen en om in Israël de verordeningen en bepalingen te onderwijzen”. Ezra doet ons beseffen, dat de Tora zoals wij die kennen, in zijn tijd uit de vergetelheid moest worden gereconstrueerd. Laten we eens een historische terugblik werpen op de eeuwen, die aan Ezra’s komst en werkzaamheid in Jeruzalem rond 450 BCA voorafgingen.

Een terugblik op woelige eeuwen

De koninkrijken Israël en Juda, ontstaan na de dood van Salomo, lagen op het kruispunt van de grote rijken Egypte, Assyrië en Babylonië. Dat gebied was het toneel van de ene oorlog na de andere, verwoesting, plundering en dood waren aan de orde van de dag. In 722 BCE viel Samaria (Sjomron)  na jaren belegering in handen van het Assyrische leger. De tien stammen van het koninkrijk Israël werden gedeporteerd naar verre oorden in Assyrië. Andere volken werden in het gebied geïmporteerd. Omstreeks 700 BCA tijdens het bewind van koning Hizkia onderwerpt de Assyrische koning Sanherib vrijwel heel het koninkrijk Juda. Hij verwoest de grote stad Lachis in Juda. We mogen niet onderschatten, hoe zwaar de ontberingen waren. De Assyrische koning Sanherib vermeldt trots in een inscriptie: ‘Ik verdreef 200150 mensen, jong en oud, mannen en vrouwen, paarden, muildieren, ezels, dromedarissen, runderen en ontelbare hoeveelheden kleinvee en beschouwde het als mijn buit’ 2 . De koning belegert Jeruzalem, dat wordt gespaard dankzij een epidemie die in zijn leger uitbrak. Tot 650 is het Assyrische rijk op zijn hoogtepunt en verovert zelfs Egypte. Egypte op zijn beurt maakt zich weer onafhankelijk en het koninkrijk Juda wordt nu tot Egyptische vazalstaat. De vrome Judese koning Josia sneuvelt in een grote veldslag tegen het opgekomen Babylonische rijk, dat eerst Juda schatplichtig maakt en na een opstand Jeruzalem verwoest (586 BCA), het land inlijft en een groot deel van de bevolking wegvoert in ballingschap naar ‘the rivers of Babylon’.

Pesach weer herinnerd

In die woelige eeuwen welden herinneringen op aan hoe vroeger in mythische tijden ook onderdrukking en ontbering de voorvaderen en -moederen hadden gekweld, maar ook aan hoe uitredding en bevrijding uit de toenmalige ellende onder leiding van Mozes en zijn God hadden plaatsgevonden. Die oude wonderlijke gebeurtenissen hadden sporen achtergelaten in het volksgeheugen. Geleidelijk werden – misschien vanaf de regering van koning Hizkia – herinneringen gevoegd tot het definitieve verslag van de wonderlijke uittocht, het verhaal van Pesach en het Sinaii-gebeurenï. een oerverhaal, dat betekenis kon geven aan ingrijpende actuele gebeurtenissen. Een narratief dat moed geeft en hoop. Het krachtige medium waarin de herinnering werd gekristalliseerd en waarmee het bevrijdingsverhaal van generatie op generatie overgebracht moest worden was bij uitstek het Pesachfeest. In de tijd tot koning Josia , die grondige hervormingen doorvoerde, was Pesach in onbruik geraakt. Koning Josia heeft het weer ingesteld. 2 Koningen 23: ‘Want zoals dit Pesach was er geen gehouden, vanaf de dagen van de richters, die aan Israël leidinggegeven hadden, en ook  niet  in al de dagen van de koningen van Israël of van de koningen van Juda’. In samenhang met die restauratie van Pesach is er tijdens de regering van Josia nog een opmerkelijke gebeurtenis gepasseerd. Bij de reparaties aan de tempel werd in 621 BCE ‘het wetboek’ gevonden (2 koningen 22). Men neemt aan, dat het gaat om het boek Devariem/Deuteronomium, of althans de kern ervan.

Reconstructie van de Tora

De Babylonische ballingschap moet de periode zijn geweest, dat in de context van diepe wereldlijke tegenslag  vele Joden zich eerst recht ernstig bezig gingen houden met hun geestelijk en religieus erfgoed. Ezra, een belangrijk man aan het Perzische hof, was een voorman van deze beweging. Met zijn onvermoeibare inspanning het volk weer aan zijn heilige geschriften te herinneren verwierf hij zich de reputatie van een tweede Mozes. Misschien heeft zijn collega, de Joodse gouverneur van Jeruzalem en omliggende gebieden Nechemja (of zijn redacteur), in zijn gelijknamig bijbelboek de figuur van Mozes wel voor ogen gehad toen hij Ezra’s finest hour – de openbare voorlezing van zijn gereconstrueerde Tora – beschreef (Nechemja 8:5): Ezra, de schriftgeleerde, stond op een houten verhoging, die ze voor deze gelegenheid hadden gemaakt, (…) 6 Ezra opende het boek voor de ogen van heel het volk, want hij  stond  hoger dan heel het volk. Toen hij het opende, ging heel het volk staan’. We zien bijna de Israëlieten weer staan aan de voet van de heilige berg Sinai. Een dag daarna werd het Loofhuttenfeest (Soekot) in ere hersteld. Ook dat feest was vergeten. (Nechemja 9:8): ‘De hele gemeente  van hen die uit de gevangenschap waren teruggekeerd, maakte loofhutten en woonde in  die  loofhutten, want zo hadden de Israëlieten niet  meer  gedaan vanaf de dagen van Jozua, de zoon van Nun, tot op deze dag’..

Rabbi Chiya houdt de Tora levend

Rond het jaar 200 herinnert de Talmoedleraar Resj Lakisj (in een discussie over de reinheid van matten, waarin hij de mening van Rabbi Chiya citeert) aan de verdiensten van Rabbi Chiya: ‘(…) toen sommige wetten van de Tora door het Joodse volk in Erets Jisrael vergeten waren, kwam Ezra uit Babylonië en herstelde de vergeten delen van de Tora, zoals (later) Hillel de Babylonier kwam en de vergeten delen herstelde. Toen delen van de Tora weer vergeten waren kwamen Rabbi Chiya en zijn zonen en herstelden de vergeten delen’ 3 .
Rabbi Chiya kwam uit Babylonië en vestigde zich tegen het jaar 200 in Erets Jisrael, waar hij een groot aandeel had in het levend houden van de Tora. De verwoesting van de tempel in 70 AD en de verwoesting van Jeruzalem in 135 AD had diepe sporen nagelaten. Men vertelt, dat Chiya het land rondreisde en in ieder dorp of stad, waar geen onderwijzers waren, aan vijf kinderen een van de vijf boeken van de Tora gaf en hen Tora leerde. Vervolgens leerde ieder kind weer Tora aan de andere kinderen 4 . Een effectieve methode lijkt me, waar we nog een voorbeeld aan kunnen nemen.

Zo werd de Tora steeds weer vergeten en na traumatische perioden weer opnieuw herinnerd

Noten

1. In vele andere commentaren heb ik over deze parasja en het boek Wajikra geschreven. Zie mijn boek Reizen door de Tora en op mijn website

2. De tekst wordt vermeld op de website van historicus Jona Lendering

3.  Talmoed Soeka 20a

4.  Talmoed Ketoebot 103b, waar de anekdote aldus wordt vermeld (vrij vertaald uit het Engels): R, Chanina zei tegen R. Chiya: waag jij het met mij te discussieren? Als God verhoede de Tora vergeten wordt, dan zou ik hem herstellen in gesprekken. R. Chiya antwoordde, (ook) ik zorg ervoor dat de Tora niet wordt vergeten in Israel. Ik zaai vlas en weef netten. Daarmee jaag ik op herten en met hun vlees voed ik de wezen en met hun huiden maak ik rollen; dan ga ik naar een stad waar geen onderwijzers zijn voor jonge kinderen en beschrijf de rollen met de vijf boeken van de Tora voor vijf kinderen en zes andere kinderen leer ik de zes ordes van de Misjna en dan instrueer ik ieder kind: ‘leer jouw afdeling aan je collega’s’. Dat deed Rabbi (Jehoeda ha Nassi, zijn leermeester RC) uitroepen: ‘groot zijn de daden van Chiya’.

herzien maart 2023

Wajakhel-Pekoedee

Sjemot/Exodus 35:1- 40:38

De misjkan als blauwdruk

De parasjot Wajakhel en Pekoedee  1 – in de meeste kalenderjaren tezamen gelezen – beschrijven hoe en met welke materialen de misjkan (tabernakel) wordt gebouwd en met welke materialen en op welke wijze de attributen daarin worden gemaakt, zoals de altaren, de ark, de menora, de tafel met de toonbroden, het wasbekken etc. In de parasjot Teroema en Ki tisa zijn al de uitgebreide instructies beschreven die Mosjee op de Sinaj had ontvangen, nu wordt in grotendeels gelijke bewoordingen in detail beschreven, dat ze ook zo worden uitgevoerd onder leiding van de prototypische kunstenaar en ambachtsman Betsalel.

Een artistieke krachttoer

Dat de uitgebreide beschrijvingen in Teroema en Ki tisa in de onderhavige parasjot weer in detail worden herhaald (alles bij elkaar wel een derde van Sjemot) berust volgens Umberto Cassuto op de narratieve gewoonte uit die periode in het Midden-Oosten om wanneer een voorbereiding uitgebreid is beschreven niet te volstaan met een ‘en zo gebeurde het’ 2 .Er gaat een literaire en bijna sacrale kracht uit van deze repetitieve opzet: wat door de Ene zo is gewild is ook precies zo uitgevoerd. De triomf van wat met deze geweldige inzet is bereikt wordt nog eens in een sterke en mooie stijl onderstreept. Wat begonnen is als een zwerftocht van een berooide massa van net vrijgelaten slaven vindt zijn bekroning in deze artistieke en ambachtelijke krachttoer.

De misjkan als blauwdruk

De misjkan bestond uit een grote omheinde ruimte, de voorhof, met achterin de tent der samenkomst (ohel moëed ), die weer bestond uit twee ruimten, de achterste ruimte was het heilige der heilige waar de ark stond en de voorruimte bevatte de menora, de tafel met de toonbroden en het gouden reukaltaar. In de voorhof stond het koperen hoofdaltaar.
In de sfeer van de kabbala wordt de misjkan ook opgevat als een soort spirituele blauwdruk van de kosmos en de mens .
In mijn versie is de indeling van de misjkan te zien als een schema van de staat van existentieel bewust zijn. De voorhof is dan de sfeer van ons dagelijks bewustzijn, met zijn beslommeringen van alle dag, van de grotere en kleinere interacties met de omgevende wereld, met zijn zorgen en zijn vreugden, zijn eindeloos gepieker en zijn creatieve invallen. In de voorruimte van de tent begint de inkeer, het diepere schouwen, het is de plaats van gebed en meditatie, waarbij de focus op het licht van de menora, de rijkdom van het brood en de geurige adem van het gouden reukaltaar kan helpen. Dan is de stap in de ruimte van het heilige der heilige soms gegund, het oord van een blij vermoeden, van alomvattende vergeving, van het verticaal reikend contact met de bron van het bestaan, welke naam je er ook wel of niet aan wil geven.

De voltooiing van de schepping en van de misjkan

In de midrasj wordt de creatie van de misjkan wel gesteld naast de schepping van de wereld, zoals beschreven in Beresjiet/Genesis 1-2:3.3
(
De gelijkenissen klinken soms geforceerd, – zo wordt de inzameling van het water in de zee in Beresjiet/Genesis 1:3 vergeleken met de vervaardiging van het wasbekken. Maar zeker frappant is de parallel van Sjemot/Exodus 39:43 met Beresjiet/Genesis 2:2-3. Sjemot 39:43 (vertaling Dasberg): ‘Mosjee overzag het gehele werk; ja, zij hadden het tot stand gebracht! Zoals de Eeuwige het Mosjee bevolen had, zo hadden ze het gedaan. Toen zegende Mosjee hen’. In gelijksoortige woorden wordt de voltooiing van de schrapping van het universum beschreven: Beresjiet/Genesis 2:2-3 (NBV) ‘Zo werden de hemel en de aarde in al hun rijkdom voltooid. Op de zevende dag had God zijn werk voltooid, op die dag rustte Hij van het werk dat hij gedaan had.  God zegende de zevende dag en verklaarde die ?heilig, want op die dag rustte Hij van heel zijn scheppingswerk’.
De zegen, die Mosjee uitsprak wordt uitgebreider beschreven in Bemidbar/Numeri 7:1: ‘Op de dag waarop M ozes de laatste hand legde aan het opbouwen van de tabernakel, zalfde hij die, met alle toebehoren, en ook het altaar en het altaargerei; zo heiligde hij alles’. 
Rasji ad locum verschaft ons de woorden, die de oude leider daarbij heeft gesproken; dat waren volgens deze bijbelcommentator de mooie woorden van psalm 90, pasoek 17 (HSV): ‘De lieflijkheid van de Eeuwige, onze God, zij over ons; bevestig het werk van onze handen over ons, ja, het werk van onze handen, bevestig dat.

Noten

1.  Meer over Wajakhel en Pekoedee zie mijn boek Reizen door de Tora deel 1 

2.  Cassuto, Umberto: A commentary on the book of Exodus, The Magness Press, Hebrew University, Jerusalem, 1998, p. 478

3. Bv Daat Zekenim op Exodus 38:25:1

Teroema 

Sjemot/Exodus 25 – 27:20

Heiligdommen

In deze parasja 1  krijgt Mosjee opdracht om aan het volk te zeggen, dat het gaven moet geven, allerlei kostbaarheden, ieder zoals zijn hart hem ingeeft. Van deze gaven zal een heiligdom gemaakt worden; verder wordt in deze parasja beschreven hoe de te vervaardigen heilige arke, ha-aron ha-kodesh , de rituele objecten en verder de tent der samenkomsten, de mieshkan , eruit moeten gaan zien. Dit alles volgens de modellen zoals aan Mosjee op de berg getoond.

Heeft De Ene een tabernakel of tempel nodig?
Het antwoord op de veelgestelde vraag of de God van Israël ,een heiligdom nodig heeft is: niet God heeft een heiligdom nodig maar de mensen, de bené Jisrael, hebben het nodig om middels een tabernakel, tempel en rituelen voortdurend herinnerd te worden aan Gods aanwezigheid. In vele toonaarden lichten oude en nieuwe wijzen dit toe.
Maimonides 2 omschrijft de tabernakel, de offers en de heilige attributen als concessie aan het volk, dat geestelijk (nog) onmachtig is de abstracte sprong te maken naar een zuiver besef van een enige God en het  geloof in de daaruit voortvloeiende voorschriften. Een omweg is nodig zoals de Ene ook letterlijk een omweg naar het beloofde land gebood te maken ten einde de nog ongeoefende massa mensen te sparen voor ontmoeting met te grote ontberingen en te machtige vijanden (Exodus/Shemot 8:17) Maimonides’ wat mystiekere evenknie Nachmanides was het overigens niet met hem eens. Diens rationele redenering noemt hij een degradatie van de Tora 3 ,  Nechama Leibowitz in haar ‘Studies in Shemot’).
Umberto Cassuto 4 signaleert in zijn commentaar op Exodus, dat de passages van deze parasja niet voor niets vlak na de passages over de sluiting van het verbond op Sinaj komen. Door een zichtbaar en schoon vormgegeven heiligdom, dat midden in het kampement komt te staan, wordt het volk steeds herinnerd aan deze openbaring en aan Zijn voortdurende nabijheid. En de gedetailleerde beschrijving van de Heilige Woning benadrukt deze strekking nog eens in schrift. Dat is ook het hoofddoel van deze beschrijvingen, aldus Cassuto.
Martin Buber 5 ziet het vanuit de intentie van Mosjee: als geïnspireerd leider van zijn volk heeft hij hier een oplossing gevonden voor het verlangen van het volk naar een zichtbare aanwezigheid van een God, die in principe niet zichtbaar is en hij heeft daarvoor oude al bestaande elementen uit andere religies samengevoegd tot een nieuw symbool: de ark.
Rabbijn Jonathan Sacks 6 ziet de plaatsing van al deze voorschriften om een zichtbaar heiligdom te maken vóór de afdwaling rond het gouden stierkalf als een heel overwogen beschrijving van het medicijn voordat de ziekte van afgodendienst toeslaat.

Heiligdommen

De neiging om materiële offers te brengen om daarmee heiligdommen te bouwen is misschien wel ingeboren in de mens. Al die bouwsels behoren tot het erfgoed van de mensheid, kerken, moskeeën, tempels in de sfeer van het hindoeïsme en boeddhisme, getuigen van devotie en besef van de heilige aspecten van het leven, ook de synagogen, al zijn die in principe ontstaan als niet-religieuze huizen van samenkomst om samen te bidden en te leren ( vandaar het woord ‘sjoel’ , school; ‘synagoge’ betekent eigenlijk ook ‘samenkomst’ in het Grieks, evenals het Hebreeuwse wwoord voor sjoel: beet knesset ). In het Jodendom werd de verering beperkt tot één God, tot oorspronkelijk één tempel (die strikt genomen volgens sommige leraren dus in laatste grond overbodig zou zijn) op één plaats, Jeruzalem.

Deze drang om herinnerd te worden aan wat groter en ontzagwekkender is dan wij kleine mensen en daarvoor een teken te stellen in de vorm van bv een gebouw kan seculiere vervorming krijgen, als die herinnering niet meer werkt en het goddelijke aspect is verbleekt of verdwenen uit grote delen va de samenleving. Dan proberen wij toch plaatsen van verering te scheppen, zoals musea, monumenten voor herdenking, iconische landschappen. En hoger dan synagogekoepels, kerktorens en minaretten rijzen de gouden kalveren, waarmee de mens zichzelf verheerlijkt , zijn macht en zijn geld, de hoofdkantoren van olieconcerns, communicatiegiganten, verzekeringskolossen en voedselwarenproducenten en niet in de laatste plaats de bankgebouwen, waar ieder besef van heiligheid en moraal is vertrokken en het naakte geld zijn perverse spel speelt.

Noten

1.  Meer over Teroema zie mijn boek Reizen door de Tora deel 1 ,

2.  Gids der Verdoolden/Moré Nevoechiem XXXIII: 32

3.
 Aldus het commentaar op deze parasja van  Nechama Leibowitz in haar ‘Studies in Shemot’

4  
Umberto Cassuto (1883–1951), A Commentary on the Book of Exodus , Jerusalem, 1997 (eerst verschenen in Hebreeuws in 1951), p. 319 ev

5  
Martin Buber, Mozes , Servire, 1970; oorspr.: Moses, 1965; meer dan een biografie ook een beknopt commentaar op de Tora (

6.
 http://www.rabbisacks.org/gratitude-labour-terumah-5775/

7. Niet verrassend is, dat de haftara 1 Konngen/Melachiem 8 is, waar Shlomo ha-melech (koning Salomo) de tempel in Jeruzalem inwijdt.

Misjpatiem

Sjemot / Exodus 21:1–24:18

Gaslighting  

De parasja Misjpatiem wordt wel ‘het boek van het verbond’ genoemd. Immers het grootste deel van de parasja bestaat uit allerlei belangrijke regels (hoofdstukken 21-23), die deels de Tien Woorden verder uitwerken. Dat mondt uit  in hoofdstuk 24, waarin de sluiting van het Verbond wordt bezegeld in een uitgebreid ritueel. Mosjee schrijft al het gesprokene op in een boek (sefer ha-briet) dat hij dan aan het volk voorleest.

Valse geruchten

Een fors aandeel van dat boek bestaat uit morele regels van allerlei aard. Vele daarvan hebben betrekking op, het tegengaan van het verdraaien van de ware toedracht van gebeurtenissen, zoals dat vaak het geval kan zijn onder invloed van eigen-  of partijbelang dan wel vanuit kwade opzet. Hier spreekt het besef hoe juiste en waarheidsgetrouwe communicatie en informatie van essentieel belang is voor het goede functioneren van een samenleving.
We kiezen er eentje van die regels uit: ‘U mag geen vals gerucht verspreiden, en u mag een schuldige niet uw hand reiken door een misdadige getuige te zijn’ (Sjemot/Exodus 23: 1). Volgens de gerenommeerde commentator Rasji (11 e eeuw) moet je dit voorschrift lezen als: ‘je moet geen vals bericht aannemen (resp. ernaar luisteren)’ 2  . Het voorschrift was vooral gericht tot de rechter; die moest pas de ene partij horen als de andere partij daarbij aanwezig was, om zo te voorkomen, dat een valse getuigenis werd gepleegd. In de midrasj (bv Mechilta) wordt het voorschrift van algemene toepassing geacht; iedereen heeft ervoor te waken een vals gerucht aan te nemen en verder te verspreiden om zo de ander geen nodeloze schade toe te brengen. Het sluit goed aan bij andere voorschriften zoals bv die in Sjemot/Exodus 20 en Wajikra/Leviticus 19 3 . De regels van het ethisch spreken (en schrijven) en luisteren (en lezen) zijn door de rabbijnen verwerkt tot het verfijnd leerstuk van Sjemierat ha-lasjon (het hoeden van de tong/taal) met als hoofdwerk het boek ‘Chafets Chaim’, geschreven door Rabbi Yisrael Meir Kagan, 1839-1933, die zijn bijnaam Chafets Chaim dus aan zijn boek heeft te danken.

De link met de tegenwoordig alom heersende intentionele desinformatie ligt voor de hand. Een vloed van fake news, leugens en propaganda overspoelt ons en is erop gericht als gif ons oordeelsvermogen te ondermijnen. Het vereist van de burger een steeds grotere vaardigheid om betrouwbare informatie van halve waarheden, leugens en nepnieuws te onderscheiden. Het bijbels verbod om vals geruchten is in deze moderne tijd geheel krachteloos geworden.  Als je de weggetjes  weet kan je zelfs bij specialisten massale desinformatie bestellen om de verkiezingen te beïnvloeden  in de door jou gewenste richting. Een fundamentele bedreiging van de democratie.

Gaslighting

Een eigentijds voorbeeld van bewuste verdraaiing van de feiten is ‘gaslighting’, een term uit het Amerikaanse politieke wereldje. Meestal neem ik in deze stukjes wat afstand van het actuele politieke gebeuren, maar dit wil ik u niet onthouden
De definitie van gaslighting op Wikipedia luidt:
‘ Gaslighting is een vorm van psychologische manipulatie, die probeert zaden van twijfel te zaaien bij een beoogd persoon of bepaalde personen of bij leden van een beoogde groep, zodat ze onzeker worden over hun eigen herinnering, waarneming en geestelijke gezondheid. Middelen om het slachtoffer uit zijn of haar evenwicht te brengen zijn constante ontkenning, op een dwaalspoor brengen, tegenspraak en liegen 4 .
Het begrip is afkomstig van de klassieke film noir ‘Gaslight’, waarin de doortrapte echtgenoot Gregory zijn vrouw Paula met onterechte beschuldigingen en systematische verdraaiing van feiten tot waanzin tracht te drijven om haar af te leiden van zijn geheime misdadige activiteiten’ 5 .
Kan ook een heel volk het slachtoffer van gaslighting worden? Als we alle berichten naast elkaar leggen over hoe het Russische volk wordt gemanipuleerd  met informatie over de Oekraine en hun ‘vileine nazi-ideologie’ ; als we lezen  over hoe het Russiche publiek vals wordt voorgelicht over en wordt weggehouden van de feiten van de met Oekraine begonnen oorlog, dan komt dat aardig dicht in de buurt.
In de film ‘Gaslight’ lukt het net niet om Paula definitief haar verstand te laten verliezen. Laten we hopen dat het Poetin en consorten ook niet lukt om het Russische volk durend om de tuin te leiden. Laten ook wij ons niet gek maken door de toevloed van steeds geraffineerder desinformatie. Want ons is al drieduizend jaar geleden geboden: ‘je moet geen vals bericht aannemen (resp. ernaar luisteren)’.

noten

1.  Meer over Misjpatiem in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA, deel 1 , p.143 ev en op mijn website, www.robcassuto.com

2. Aldus ia de bepaling vertaald in de Aramese vertaling van Onkelos

3.  Sjemot/Exodus 20: 7 U zult de Naam van de Eeuwige, uw God, niet ijdel gebruiken (letterlijk: niet voor niets (op je lippen) dragen)
 U zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste. (letterlijk: niet met betrekking tot je naaste antwoorden als liegende getuige). En in Wajikra/Leviticus 19: 12 U mag geen valse eed afleggen in Mijn Naam, en zo de Naam van uw God ? ontheiligen. Ik ben de Eeuwige.  U mag onder uw volksgenoten niet met lasterpraat rondgaan, u mag uw naaste niet naar het leven staan. Ik ben de Eeuwige.

4.  Heel instructief artikel op https://en.wikipedia.org/wiki/Gaslighting

5.  Gaslight  is een Amerikaanse film uit 1944 onder regie van George Cukor met in de hoofdrollen Charles Boyer, Ingrid Bergman (Oscar) en Joseph Cotton

Herz 2023

Jitro   Sjemot/Exodus. 18:1 – 20:23  

De wijsheid van niet-Joden

De parasja Jitro begint met het bezoek van de schoonvader van Mosjee en beschrijft daarna de eerste fasen van de wonderlijke gebeurtenissen op en rond de berg Sinaj, met als climax de uitroep van de Tien Woorden (Tien Geboden) 1 .
De Tora neemt de tijd om het bezoek van Jitro uitgebreid te beschrijven, de aankomst, het vertellen over de uittocht met zijn wonderlijke uitreddingen, de gezamenlijke plechtige maaltijd in de tent van Mosjee en het offer, dat Jitro brengt aan Elohiem  – een in dit geval diplomatieke term, want de andere naam JHVH was nog vreemd voor deze niet-Israëlitische bezoeker. Wat opvalt is het respect, waarmee Jitro wordt ontvangen en de zorgzaamheid, waarmee hij zijn schoonzoon tegemoet treedt.

Het advies van Jitro

Dat wordt met name geïllustreerd, als de schoonvader de lange rijen ziet van de Israëlieten die wachten op hun beurt om voor Mosjee te verschijnen. Ze willen zijn advies of oordeel over hun problemen of zorgen of willen hem vragen voorspraak te doen bij de Eeuwige. Van de ochtend tot de avond wachten ze daar in de brandende zon. Tegelijk ziet hij hoe zjjn schoonzoon vermoeid raakt en bijna bezwijkt onder de grote last, die op zijn schouders rust. De ervaren priester komt met een oplossing. Hij adviseert Mosjee structuur en organisatie aan te brengen om zo zijn taken te verlichten; alleen de grote zaken moet hij behandelen, de kleinere moet hij overlaten, 18:21-23: ‘Je moet leiders over duizend, leiders over honderd, leiders over vijftig en leiders over tien over hen aanstellen. Zij moeten altijd over dit volk oordelen. Maar laat het zo zijn dat zij elke grote zaak bij jou brengen, en zelf over elke kleine zaak oordelen. Maak het zo voor jezelf lichter en laat hen die last samen met je dragen’.
Als managementconsultant avant la lettre wist de schoonvader, dat wie een lastige taak moet volbrengen onder grote verantwoordelijkheid, maar alles alleen wil doen, een grote kans loopt anderen onrecht te doen en zelf te bezwijken onder de stress. Jitro’s advies klinkt nog door alle eeuwen heen tot de overbelaste managers van nu: taken organiseren, structureren,  verdelen, uitvoering delegeren. 

De wijsheid van niet-Joden

Hoe kan het zijn, dat de spirituele gigant Mosjee deze toch niet zo moeilijk te bedenken oplossing moest vernemen van een vreemdeling,? Had hij het niet zelf kunnen bedenken. Rabbijn Nathan Lopes Cardoso 2 neemt ons in zijn moderne commentaar mee naar het commentaar van de 19e -eeuwse R. Samson Raphael Hirsch. Deze laatste oppert, dat Mosjee kennelijk niet de gave van wetgeving en organisatie van nature bezat. Het toont aan, dat de wetten en instellingen van de Tora niet uit zijn eigen hoofd konden komen, maar dat hij alleen maar het best denkbare instrument was.
Toch laat dat overeind, dat het niet de Eeuwige was die de reorganisatie van de rechtspraak aan Mosjee doorgaf of ingaf, maar – al dan niet door Zijn bemiddeling – zijn schoonvader. Daar moeten we  een lering uit trekken. Lopes Cardoso wijst op een ander commentaar, dat van Chaim ibn Attar (bijgenaamd Or ha-chaim): G’d wilde aan het Joodse volk laten zien, ‘dat in al in die tijd en gedurende alle toekomstige generaties er grote en wijze mannen gevonden kunnen worden onder de naties van de wereld. Jitro was een voorbeeld van een verlichte niet-Jood, die dit zonder twijfel heeft aangetoond. Het leert ons, dat G’d het Joodse volk niet vanwege zijn superieure intelligentie heeft gekozen. God heeft het Joodse volk gekozen als (…) een daad van liefde voor zijn volk’ 3 .
Het verhaal van Jitro roept op tot nederigheid. Hey Joodse volk bezit vele talenten – ja u roept natuurlijk meteen, een onevenredig deel van de Nobelprijzen is gewonnen door Joden -, maar ook bij de niet-joden is grote wijsheid en deskundigheid te vinden en zeker ook op terreinen waar de Joden niet zo begaafd zijn, wijsheid waar Joden van geleerd hebben en nog steeds kunnen leren. Tegelijk is de openbaring van de Tora aan de Joden ook bedoeld voor de niet Joden om van te leren. Om dat te benadrukken is de parasja geplaatst voor de latere wetgeving op de Sinaï.

Heeft Jitro zich nu bekeerd tot het Jodendom?


De hedendaagse Israelische Rabbi Shlomo Rishkin 4 denkt van niet, in tegenstelling tot veel oude midrasjiem. Als Mosjee in Bamidbar/Numeri 10 Jitro (daar genoemd bij zijn andere naam Chovav) smeekt met hem mee te trekken, zegt Jitro: nee ik ga niet mee, ik ga naar mijn land en naar mijn geboortegrond’. Hij zegt niet: ‘het land van mijn vaderen’  5 wat volgens Rishkin betekent, dat hij zich weliswaar niet tot het Jodendom bekeert, maar ook dat hij niet zal terugkeren naar de afgodendienst van zijn voorvaderen. Laten we aannemen, dat hij een aanhanger zal zijn geworden van de Noachitische wetten en hem als voorloper zien van een vreedzaam religieus pluralisme.

Noten

1.  Over de Tien Woorden zie mijn boek Reizen door de Tora deel 1 , p. 137ev

2. Rabbijn Nathan Lopes Cardoso op The Times of Israel  http://blogs.timesofisrael.com/parashat-yitro-racism-and-the-wisdom-of-a-gentile/

3. Het Toracommentaar van deze beroemde rabbijn uit Marokko (1696-1743 overleden in Jeruzalem) is met Engelse vertaling te lezen op de onvolprezen website sefaria.org

4. Rabbi Shlomo Rishkin op de Jerusalem Post
https://www.jpost.com/Jewish-World/Judaism/PARASHAT-YITRO-Jews-gentiles-and-justice

5.  In Beresjiet 12:1 verlaat Avraham ‘zijn land, zijn geboortegrond én zijn vaders huis, dwz de goden van zijn vader.

Herz 2023

Bo     Sjemot/Exodus 10:1-13:16

De verharding van het hart

Tot het begin van de parasja Bo 1 hebben zeven plagen Egypte geteisterd en steeds is de Farao bij zijn voornemen gebleven  het volk van Israel niet te laten gaan uit het Egypteland, waar zij als slaven werden onderdrukt. Bij de eerste zes plagen heeft de heerser steeds zijn hart (lev) verhard. In het Hebreeuws staat er letterlijk zoiets als ‘zijn hart sterk gemaakt’ (met de stam chazak , sterk) of ‘zijn hart zwaar gemaakt’ (met de stam chavod, zwaar). Maar na de zesde plaag, de zweren, staat er voor het eerst dat het de Eeuwige is, die het hart van Farao ‘sterk maakte’. Desondanks lijkt er een ommekeer plaats te vinden bij de Egyptische koning, hij bekent (HSV 9:27): ‘Ik heb deze keer gezondigd. De Eeuwige is de Rechtvaardige. Ik daarentegen en mijn volk zijn de schuldigen.’ Dat lijkt op de gewenste ommekeer, hoewel Mosjee sterke twijfels heeft over de waarachtigheid van dit statement (9:30). Inderdaad, als door tussenkomst van Mosjee de ramp van de zweren weer is opgehouden, gaat de Farao toch door met zijn meedogenloos beleid. Het volk mag toch niet gaan. Als de parasja Bo begint verklaart de Eeuwige aan Mosjee nu nogmaals, dat Hij het is die het hart van Farao heeft verhard (hichwadti , ‘Ik heb zwaar gemaakt’).

Is farao verantwoordelijk als de Eeuwige zijn hart verhardt?

Deze actie van de Ene heeft zowel bij de oude rabbijnen als bij de niet-Joodse lezers een belangrijke vraag opgeroepen: kan de Egyptische vorst verantwoordelijk worden gehouden, als niet hijzelf, zoals de eerste vijf keer, zijn hart heeft verhard, maar als deze verharding het werk is van een hogere macht?
Het is een hoeksteen van het Joods gedachtegoed, dat de mens in principe een vrije wil heeft, hij kan kiezen tussen het goede en het kwade, en hij kan verantwoordelijk worden gehouden voor zijn daden, zoals met name Maimonides benadrukt in zijn Regels van Boete en Berouw 2 .Maar hier, op het moment van het begin van de zevende plaag, lijkt de Farao geen keus te hebben, de mogelijkheid van een positieve reactie op de nu aan de orde zijnde catastrofe van de sprinkhanen is hem van Hogerhand ontnomen. Maimonides ziet dit probleem en gaat er uitgebreid op in. In het kader van zijn model van straf en verzoening redenerend legt de de middeleeuwse geleerde uit, dat, de verkeerde daden zich zozeer kunnen opstapelen, dat zij de halsstarrigheid van de dader als het ware verabsoluteren en ommekeer en boetedoening – die volgens de twaalfde-eeuwse meester overigens voor allen royaal steeds openstaat – onmogelijk maken. Wanneer de farao zo hardnekkig zoveel gelegenheden om berouw te tonen en ommekeer (tesjoeva) te doen– vijf keer, vijf plagen lang –had hij de kans – voorbij laat gaan dan is de maat vol;  de straf, die hij zo op zijn hals haalt, is de principiële afsluiting van de weg van ommekeer met als gevolg de onvermijdelijke ondergang.
De laatmiddeleeuwse geleerde Shelah 3 vat het bondig samen: ‘de Eeuwige waarschuwt iemand tot drie keer toe. Als iemand drie zulke waarschuwingen in de wind slaat en geen berouw toont, maakt God het hart van zo iemand ontoegankelijk voor gedachten van berouw om hem dan zijn verdiende loon uit te betalen’.

Wanneer ommekeer onmogelijk wordt

Als we het strakke paradigma van straf en beloning, dat Maimonides hanteert en vrij nauwkeurig uitwerkt, wat loslaten, ontdekken we daaronder toch wel een daarmee gerelateerde behoorlijk plausibele psychologische wet of taaie tendens: wie steeds de verkeerde keuzes maakt, maakt het zich steeds moeilijker om het stuur te wenden. Hoe langer op het verkeerde pad, hoe moeilijker om te keren. Hoe meer misdaden gepleegd, hoe onwaarschijnlijker, dat de misdader op zijn heilloze weg terugkeert. Is het nu zo, dat voor sommige ‘veelplegers’ van zware vergrijpen een punt bereikt wordt dat ommekeer, boetedoening en verzoening (psychologisch, theologisch) onmogelijk wordt? Dat is een vraag die ik graag aan de lezers overlaat om te overdenken, bijvoorbeeld aan de hand van concrete gevallen. Kan een mens voorgoed en definitief verloren zijn? Zonder alles te willen psychologiseren komt de term psychopaat of hardnekkige narcist in mij op.

‘Egyptische’  onderdrukkers in deze wereld

Ook op het gebied van maatschappij en samenleving is de vraag relevant. Kunnen in sommige samenlevingen gepleegd onrecht, leugen en bedrog en misdaden tegen de menselijkheid zich ophopen tot zulk een kritische massa, dat terugkeer op de rechte weg niet meer mogelijk is en dat alleen een catastrofe kan volgen, waarna pas na veel geweld, ontwrichting en slachtoffers de ruimte kan ontstaan voor een nieuw en beter samenleven. Omdat deze overdenking zich enigszins los van de waan van de dag wil houden en ook na langere tijd nog actueel laat ik het weer aan de lezer over om deze vraag aan concrete voorbeelden uit de vorige eeuw en ook in het heden te toetsen. Laten we alert blijven op hardnekkige ‘Egyptische’ onderdrukkers in deze wereld.

noten


1. Meer commentaren op parasjat Bo in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA, deel 1.

2.  Maimonides, Regels van Boete en Berouw, hfst VI.

3.  Isaiah Horowitz (1555 –1630), Shney Luchot HaBrit, Vaera, Torah Ohr 77, op sefaria.org

Herz jan 2023

Jacob en Esau: de mogelijkheid tot verzoening

door Rob Cassuto

Beresjiet /Genesis 32:4 – 37

Jacob trekt Esau, die hij tweeëntwintig jaar geleden was ontvlucht, tegemoet . Beiden zijn welvarend geworden. Met angst en beven ziet Jacob de ontmoeting naderen. Hij vreest de wraakzucht van zijn ooit zo bedrogen broer. Verschillende preventieve maatregelen tegen de te verwachten vergeldingsacties treft hij.
Hij verdeelt zijn mensen over verschillende plaatsen, zendt rijke geschenken vooruit.
Vlak voor de ontmoeting overnacht hij in zijn eentje aan de beek Jabbok en vecht met een onbekende man, die na een heftige worsteling Jacob zegent en hem de naam Jisraël (Israël) geeft. Jacob herkent de man als (een engel van) God. De dag daarna loopt hij met zeven buigingen Esau tegemoet . Deze sluit hem in de armen en kust hem ‘en zij huilden ‘. Als Esau aandringt om samen op te trekken wijst Jacob dit af en ze scheiden weer. Jacob slaat zijn tenten op bij Sjechem. We zoomen in op de nachtelijke worsteling van Jacob met de man/engel vóór de ontmoeting met Esau.

Strijd en verzoening

Het is de moeite waard het leven van Jacob te bekijken vanuit het perspectief van rijping en groei naar volwassenheid en zelfs grootheid.
Lang is Jacob’s coming out voorbereid. De begaafde dromer is steeds meer geïncarneerd in het leven van de aarde. Hij is geworden tot een aanzienlijk man, aan het hoofd van kudden en omringd met vrouwen en kinderen. En nu staat hij voor Esau, vijand en tegenpool, de verpersoonlijking van kracht, geweld, impulsiviteit. Hij voelt zich aan een afgrond staan van angst, angst voor vernietiging door het geweld van zijn broer. Maar die diepe doodsangst gaat gepaard met de angst om in een nieuwe grootheid te gaan staan, zijn werkelijke ruimte in te nemen, zijn essentie onder ogen te zien en voluit te omhelzen. Om die sprong te kunnen wagen, moet Jacob eerst schoon schip maken, d.w.z. zijn verleden onder ogen zien, en met name zijn bedrog ten aanzien van zijn vader en zijn broer. Hij zal de intense gevoelens van schuld en waardeloosheid moeten doorwerken. Dat is een gevecht op leven en dood. Als hij dat een nacht lang gedaan heeft en de man/engel heeft overwonnen – je kan ook zeggen grondig ommekeer, tesjoeva , heeft gedaan – is hij klaar om in zijn nieuwe grootheid te stappen, bevrijd van oude ballast. Dan is hij van een Jaäkov, een hielenvolger, een Godstrijder, Israël, geworden 3.
De nacht  van Jacobs worsteling met de ‘man’ (‘iesj’ ) is een beproeving 3. De paradox is, dat de duistere kracht die Jacob aangrijpt en het op zijn ondergang voorzien lijkt te hebben, hem zelfs kwetst aan zijn heupspier, zich in de loop van het gevecht onthult als engel van licht die Jacob kan zegenen en hem een nieuwe identiteit (als ik dat beperkte woord kan gebruiken) inleidt. Het is Jacob die zijn inzet ten volle moet doen, maar als hij dat dan ook doet, wil de tegenstand wijken en blijkt daarachter de Goddelijke zegen schuil te gaan. 

Ik denk dat ieder mens in zijn leven één of wel meerdere nachten heeft gekend van gevecht met de engel, met God, met het lot, misschien niet zo spectaculair en mythisch van proportie als die van Jacob, misschien wat minder heftig, hoewel wie zal dat meten? In Jacobs eenzame nacht aan de beek is ons in ieder geval het prototype gegeven van hoe grootse krachten op beslissende momenten ons kunnen beproeven en ons een nieuwe levensfase kunnen induwen met een aanvankelijk onbegrepen duistere kracht die geleidelijk zegen blijkt te zijn. 

Esau – ook wel Edom genoemd – is in vele rabbijnse uitleggingen de verpersoonlijking van slechtheid geworden . Vele latere vijanden van Israël zijn betiteld als ‘Edom’. De tekst van de Tora zelf gaat in deze demonisering niet mee. Jacob en Esau zijn beschreven als heel uiteenlopende mensentypen. Jacob was meer een man van geest en verstand, een intellectueel, zouden we nu misschien zeggen. Esau was een man van het lichaam, bezield met hartstocht en kracht, een macho. Ieder had zijn slechte en goede kwaliteiten. De mannen hebben elkaar dwars gezeten, gehaat. Zoals in ieder mens geest en lichaam met elkaar overhoop liggen. Maar laten we niet vergeten: de zo tegengestelde helften van deze tweeling hebben zich verzoend en daarna elkaar getolereerd in de streken van het toenmalig Palestina. Samen begroeven de mannen hun vader en ze rouwden samen aan zijn graf (Beresjiet/Genesis 35:29). Zo zijn ze niet alleen symbool van rivaliteit en strijd geworden, maar ook symbool van de mogelijkheid tot verzoening en verdraagzaamheid. Laten we op dit laatste element het accent leggen wanneer we dit verhaal in het licht houden. Laten we de verzoenende strekking laten spreken en niet meegaan in de zo aanlokkelijke en gemakzuchtige neiging om in andersdenkenden, andersgeaarden en andersgelovigen een gedemoniseerde Edom te zien. Hielden Jacob en Esau na hun verzoening van elkaar of bleven ze elkaar haten? Ik weet het niet, maar ze respecteerden elkaar en gunden elkaar de nodige levensruimte. In deze tijden van interculturele en interreligieuze spanningen zou dat al heel wat zijn.


herzien december 2022

Noten

1. 
Meer commentaren op parasjat Wajisjlach in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA, deel I

2.  De geschenken en buigingen van Jacob bij de ontmoeting met Esau zijn te correleren aan de aan Esau ontstolen zegen, zoals te lezen in een van de commentaren van Jonathan Sacks op parasjat Toldot.

3.  Een niet gering aantal identificeert de ‘man’ met Esau of met de beschermengel van Esau. Ook de middeleeuwse bijbelgeleerde Rasji volgt die oude wijzen die menen dat het ging om de beschermengel van Esau. Bepaalde kabbalistische bronnen associëren deze met Samaël, de engelachtige manifestatie van Satan en tevens de verleider van Chava (Eva) in Gan Eden (overzicht in Wikipedia  http://en.wikipedia.org/wiki/Samael  Mijn duiding gaat meer in de richting van de interpretaties van Gunther Plaut in zijn uitgave van de Tora met commentaar – Jacob vocht met oude schuldgevoelens over zijn bedrog – en Elie Wiesel – Jacob vocht met oude angsten en schuldgevoelens – zoals vermeld in ‘Een Toracommentaar voor deze tijd’ (p. 91) van Harvey Fields.

4. Sommige oude midrasjiem gaan daar ver in. Zo is het opgevallen dat in de Hebreeuwse tekst in de Tora ‘hij kuste hem’ – wajishakehoe – voorzien is van extra puntjes op de letters; Rabbi Yanai zegt dan, dat dat is om te ons te vertellen, dat Esau niet van plan was om Jacob te kussen maar om hem te bijten, maar Jacobs keel werd van marmer en brak de tanden van de slechtaard (Midrash Rabba, op Chabad.org).