N a vele jaren is Ro Cassuto per 1 oktober 2024gestopt mrt zijn commentren op e oarasha van de wee
Voor commenyaren kunt u terecht op Stichting Pardes en het Levisson Instituut.
Haäzinoe
Devariem/Feuteronomium 32-33
Zwanenzang
De parasja Haäzinoe) bestaat grotendeels uit de poëtisch getoonzette laatste lering van Mosjee, zijn zwanenzang. Het lijkt et koortsvisioen van een hoogbejaarde wabhopige man die in de toekomst de elllende in de ogen staart,em toch een lichtstraal in hey komend duidetr uiteindelijk zit oplichyen.De zwanenzang bestaat uit drie episoden.
Drie episoden
De eerste brengt in herinnering de keuze van de Eeuwige om Israël tot Zijn volk te kiezen en daaraan Zijn bijzondere bescherming te geven: “Zoals een arend over zijn jongen waakt en voortdurend erboven blijft zweven, zijn vleugels uitspreidt en zijn jongen daarop draagt” . Maar daarna maakte de voorspoed “Jesjoeroen (= Israël) vadsig en vet, het raakte verzadigd, werd dik en rond. Het kwam in verzet, liep weg van zijn schepper, versmaadde zijn stut en steun, zijn rots.”
Dan komt de wending naar de tweede episode: de vertoornde en vergeten God brengt rampen over het volk: eerder in Deuteronomium wordt eveneens het beeld van de arend daartoe gebruikt, nu als agressieve aanvaller (28:49): “Zoals een arend onverwacht opdoemt, zo zal uit de verste uithoek van de wereld een volk op u afkomen. De Eeuwige stuurt een volk dat een onverstaanbare taal spreekt”.
Als het volk is verzwakt en bijna tot niets is geworden komt de derde episode, waarin de Eeuwige zich nu keert naar de vijanden van Israël en in opperste vergelding wraak op hen neemt, in lyrische beelden beschreven. Het motief voor deze wending is dat de vijanden van Israël niet misleid zouden worden en hun overwinning van het arme volk aan zichzelf zouden toeschrijven en hier niet de wil en de hand van de God van Israël zouden zien. Het doet denken aan het argument waarin Mosjee God weet te vermurwen om Zijn volk na het gouden kalf niet aan vernietiging ten prooi te laten worden: (Ex 32: 12) “Wilt u dat de Egyptenaren zeggen: ‘Hij heeft hen bevrijd om hen in het ongeluk te storten, om hen in het bergland te doden en van de aarde weg te vagen?”‘
Daarnaast wil God met zijn rampspoeden Israël laten beseffen, dat de nagejaagde afgoden geheel machteloos zijn. Steeds is de terugkeer naar de strenge maar uiteindelijk – dit is een harde dobber om te geloven – immens liefdevolle Schepper de enige uitredding.
Een paradoxale laatste waarschuwing
In het hele boek Db=variem /Deuteronomium klinkt steeds de keuze door die het volk heeft om God aan te hangen en de geboden te volgen of af te vallen, waarbij aan de eerste keuze de rijkste zegeningen worden gehecht en aan de keuze voor het afvallen de vreselijkste rampspoeden, die in geuren en kleuren beschreven worden. In deze sfeer zijn ook de woorden en beelden van het leerdicht straf, krachtig als koppige wijn, extreem en ernstig. Er schijnt door de lyrische tekst een paradox door: hij is bedoeld als laatste waarschuwing en tegelijk lijkt het een voorspelling, dat deze waarschuwing niet wordt gehoord en onvermijdelijk de weg van rampspoed zal moeten worden afgelegd.
De God en zijn geboden die òf gevolgd worden òf in de wind geslagen worden ten gunste van de afgoden (in de ruimste zin), wie en welke zijn dat? Slaat het vooral op de strikte inachtneming van de 613 mitswot die uit de Tora gedestilleerd zijn en op de exacte opvolging van de regels van de Sjoelchan Aroech? Of gaat het vooral om het luisteren naar het ethische hart dat onlosmakelijk versmolten is met de stem, zoals die door Mosjee en Israël is gehoord en om het praktiseren van de essentie van wat toen is vernomen en die nog steeds te laten resoneren in ons eigen hart? Ik zie dat obsessiebe regelverering,religieuze intolerantie en exreem nationalisme eerder tot oorlog en ellende leidt (de parasja geeft een schrijnende schildering) dan een meer open, gemarigdee religiueze of levensbescouwelijke zienswijze waarin het hart nog klopt.
Dit stukje was ook mijn zwanenzang. Om redenen van slechtziendheid en gezondheid. Ik dank mijn lezers voor de aandacht die ze hebben willen geven en hoop dat ik enige inspiratie heb kunnen geven. Sjabbat sjalom en een sjana tova, waarin sjalom werkelijk een kans krijgt!
noot
Nijn website www.robcassutoo.com gaat uit de lucht, Mijn commentaren zijn nog te volgen op de verzameling op deze webste, in mijn boeken Reizen door de Tora ,op de website van Pardes https://stichtingpardes.nl/torahcategorie/haftara/ en https://stichtingpardes.nl/torahcategorie/parasja/
RC Herzien 2024
Nitsaviem-Wajelech
Devariem/ Deuteronomium 29:9-31:30
Het begin van de wijsheid
De parasja Nitsaviem wordt in de meeste (niet-schrikkel) jaren tezamen met de parasja Wajelech gelezen 1 . De tekst begint met: ‘ Hier bent u allen nu bijeen ( nitsaviem ), ten overstaan van de Eeuwige, uw God: de stamhoofden, de ?oudsten, de ?schrijvers, alle mannen, vrouwen en ?kinderen? van I sraël, en alle ?vreemdelingen? die als houthakker of ?waterputter? in het kamp werken – bijeen om toe te treden tot het ?verbond? dat de Eeuwige, uw God, vandaag met u sluit, en de sancties die erbij horen te aanvaarden’.
Heel Israel, van hoog tot laag, mannen, vrouwen en kinderen (ik zie de vrouwen met kleuters om hen heen en baby’s op de arm), stamhoofden maar ook waterputters, staan in onafzienbare scharen voor Mozes, en als het ware ook voor de Eeuwige. Hajom , vandaag, dat wil zeggen toen, maar ook nu heden ten dage nog steeds. Binnenkort is het Rosj Hasjana en Jom Kipoer en staan ook wij weer daar tezamen in grote schare in sjoel. Ervaren wij als schare voor Zijn aangezicht nog hetzelfde als toen?
Kent de ervaring en de perceptie van het Altijdzijnde een (r)evolutie?
Komt het spreken van beneden of boven?
De bekende protestante theoloog Harry Kuitert (1924-2017), een man die van uit gereformeerde orthodoxie zich ontwikkelde tot theoloog, bekende uiteindelijk tot ontsteltenis van de gereformeerd-protestante wereld: God bestaat niet. Van hem zijn de in protestante kringen beruchte woorden:
‘Al het spreken over boven komt van beneden, ook als we zeggen dat het van boven komt’ – een slogan, die voor velen klonk als een vloek en die voor anderen een bevrijding uit een orthodox keurslijf betekende. Voor Kuitert – als je hem ziet spreken in een interview op zijn 80 ste verjaardag een intens religieus man – betekende het dat de verhalen in de bijbel over God niet betekenisloos zijn, maar ze zijn wel door de menselijke geest gemaakt en geschreven.
In de Joodse sfeer wordt er naar mijn indruk niet zoveel gediscussieerd over of God (of de Eeuwige of Hasjeem) nu wel of niet bestaat. Het lijkt wel of het bestaan van de Eeuwige niet ‘im Frage’ is. Zelfs al zingen de sjoelgangers een dienst lang ‘ Adonai Elohenoe’ , Eeuwige onze God, over Hem wordt na de dienst bijna nooit gesproken .
Het doet mij denken aan die witz van de rijke Joodse New Yorker, al lang niet meer ‘observant’, die de beste school van de stad voor zijn zoon wilde. Hij stuurde hem naar het katholieke Trinity College. Na een jaar vroeg hij zijn zoon, wat leer je daar nou allemaal. De zoon zegt, nou over de Heilige Drieenheid van God de vader, de Zoon en de Heilige geest.
Vader: ‘ik haal je direct van die school af: God is één, hoor je, al geloof ik niet in hem!’.
In de Joodse sfeer ligt het discours over God misschien anders dan in het christendom, en moet hij anders gevoerd worden, maar de ‘slogan’ van Harry Kuiters geeft ons toch een uitgangspunt. Als al het spreken van beneden komt, ook het spreken, dat het van boven komt, hoe zit dat dan met het feit, dat uit de natuur (in de zin van Spinoza) een wezen voortkomt, dat het over ‘boven’ kan hebben en zichzelf dit antwoord kan geven?
We kunnen het met Kuiterts antwoord deels eens zijn: de verhalen van de bijbel en ook van de Exodus en Sinaj zijn door mensenhand geschreven. Het zijn verhalen geworden, die Israel en later nog andere volken een basis hebben verschaft om een samenleving sturing en richtlijn te geven, succesvolle verhalen, die in hun eeuwenlange geschiedenis vele andere verhalen hebben overleefd (je zou bijna zeggen succesvolle ‘memen’ in de zin van de atheist Daniel Dennett ), al verkeren ze heden wel in de gevarenzone. Verhalen, die in mijn visie niet de waarheidsclaim van de dogmatiek hebben, maar ook weer meer zijn dan poëzie. literatuur of mythologie. Verhalen, die steeds iedere generatie weer een nieuw antwoord vragen. Wat geeft die verhalen dan hun bijzonder karakter?
Oprmbaring
Nu kom ik op een vruchtbaarder vraag dan de vrij zinloze vraag of God wel of niet bestaat, zinloos te meer omdat het woord God een woord is met een zo grote kring van associaties in alle richtingen, dat het of teveel of te weinig zegt.
Die vraag is: is er openbaring (revelation)? Is er bij religies – met name de monotheistische religies, voorop het Jodendom – sprake van een openbaring, die uitgaat boven de gebruikelijke kennisverwerving door schade en schande, noodzaak of nieuwsgierigheid? Toegespitst op het Jodendom: gebeurde er iets bijzonders op de heilige berg Sinaj of was het niet meer dan illusie of zelfhypnose Of kwam de ervaring van de Ene en zijn tien geboden uit de onderverdieping van de psyche à la Sigmund Freud, als een troostende illusie in een harde wereld? 2 .
Martin Biber en Franz Rosenzweig
De Joodse filosoof Martin Buber meent, dat er wel degelijk sprake was van een openbaring, niet van Gods essentie, maar van Zijn relatie met de mens. Buber is universalist. Er is sprake van een intense ervaring van Zijn presentie, die op zich nog geen geboden inhoudt. Maar de vertaling van deze ervaring in geboden (mitswot) is het werk van de mens Mozes.
Daarom zijn ze slechts bindend voor het individu in zoverre deze vanuit zijn persoonlijke ervaring van de relatie met de Ene geboden vrijwillig op zich neemt. Franz Rosenzweig, Martin Bubers medevertaler van de Tanach en medestichter van het Freies Jüdisches Lehrhaus , ging toch een stap verder. Rosenzweig erkent weliswaar, dat de openbaring van de presentie van de Ene niet de openbaring van de mitswot met zich meebrengt. Maar hij bepleit wel de acceptatie van het geheel van de mitswot. Dat is rationeel niet te beredeneren, maar vraagt een daad van geloof. Die daad van geloof springt voort uit de loyaliteit aan de voorvaderen, die het Hajom (‘vandaag’) van toen tot het Hajom van nu maakt. Rosenzweig is particularis 3
Sigmund Freud en religie
De antropoloog en stichter van de psychoanalyse Sigmund Freud heeft de traditie geheel afgezworen. Hij accepteert ook Bubers mytieke presentie van de Eeuwige in relatie met de mens niet; religie, God en de goddelijke autoriteit van de geboden zijn een kinderlijke illusie van de mens. Freuds hoop is gevestigd op de Wetenschap, die met zijn Rede, de mensheid, als het meezit, uit zijn waanidee zal helpen uitgroeien. En toch komt de atheïstische antropoloog er toe om in zijn boek over Mozes en het Monotheïsme te zeggen, dat het in het Jodendom gaat om de door Mozes gestichte en vooral door de profeten bewaarde en doorgegeven leer, dat ‘de godheid offers en ceremonieel afwijst en enkel geloof en een leven in waarheid en gerechtigheid (…) eist’ 4 . Freud noemt de ethische uitstraling van het Jodendomj een geistige Leistung’, voor het overige is hij volstrekt areligieus.
Hoewel? Hij heeft ook geschreven: ‘Critici volharden in de gewoonte om een mens die openlijk uitkomt voor zijn gevoel van menselijke nietigheid en onmacht tegenover de hele wereld'(Freud bedoelt dus zichzelf, RC), ‘diep religieus te noemen, hoewel niet dit gevoel de kern van religiositeit vormt, maar (…) de reactie erop, die tegen dit gevoel een remedie zoekt\ (dus de religie RC). ‘Wie niet verder gaat, wie deemoedig genoegen neemt met de onbeduidende rol van de mens in de grote wereld, is juist in de waarste zin van het woord irreligieus’.5
Ik behoor tot de critici, die dit wèl een diep religieus besef noemen. Dit existentieel gevoel van de mens, verloren in het totaal open veld, kan inderdaad enerzijds brengen tot de sprong in de zekerheid van religieuze dogmatiek of (ultra)orthodoxe leerstellige waarheidspretentie, het vanzelfsprekende systeem, maar anderzijds kan die openheid ook betekenen – zet u even schrap – een beschikbaarheid voor een werkelijk contact met wat voorbij ligt aan wat menselijkerwijs is te weten, voor een ‘inbreuk’ of ‘inbraak’ van het oneindige op/in de totaliteit van het ons bekende en vertrouwde, in de zin van Emmanuel Levina 6, een inbreuk die niet rechtstreeks naar een God wijst maar vooral naar de Ander.
Ik moet denken aan de bekende uitspraak uit Spreuken (Misjlee): Het ontzag voor de Eeuwige ( jirat Hasjem, zeg het Freudiaanse ‘gevoel van menselijke nietigheid en onmacht tegenover de hele wereld’) is het begin van de wijsheid ( resjiet chochma ). Zo staan we weer een aantal momenten stil op de Hoge Feestdagen.Sjabbat sjalom en alvast sjana tova!
noten
1. In mijn boek Reizen door de Tora, deel 2 en op en elders op de webssite van stichtingpardes.nl zijn nog andere commentaren te vinden op Mitsaviem en Wajelech
2. Sigmund Freud, De toekomst van een illusie, 1927
3. Gebruikt is ook: Benny Kraut, THE APPROACH TO JEWISH LAW OF MARTIN BUBER AND FRANZ ROSENZWEIG, Tradition: A Journal of Orthodox Jewish Thought. Vol. 12, No. 3/4 (WINTER-SPRING 1972), pp. 49-71
4. Sigmund Freud, Mozes en het Monotheisme , 1939, Boom, p. 64.
5. Sigmund Freud, De toekomst van een illusie , 192
6. Zie bijv. Emmanuel Levinas, Het menselijk gelaat , (tweede deel: Filosofie
van het menselijk gelaat, Ambo, 1969, 1987, p. 191, over Sjemot/Exodus 33:2
RC sept 2024 (bewerkt)
Ki Tavo
Dewariem / Deuteronomium 26:1–29:8.
Een
gruwelijke vermaning
De parasja Ki Tavo 1 beslaat Dewariem 26:1–29:8. Dit
bijbelstuk begint heel feestelijk met de ceremoniële aanbieding van de eerste
opbrengsten van het land aan de tempel te Jeruzalem gevolgd door een passage met regels over de
tienden. De rest van de parasha is gewijd aan de uitgebreide beschrijving door
Mosjee van een ritueel van zegeningen en vervloekingen, dat uitgevoerd moest
worden, als het volk over de Jordaan was getrokken, een ritueel dat een
herbevestiging moest betekenen van het commitment van Israel aan de Eeuwige en
zijn geboden 2 . Dan volgt de welhaast eindeloze lange reeks vervloekingen over rampen, die
over Israël zullen komen, als het volk niet naar de stem van de Eeuwige en zijn
voorschriften luistert. De reeks heeft de naam ‘Tochacha’ gekregen, vermaning 3
. De zesde alija (leesbeurt tijdens de eredienst), die de vervloekingen
bevat, is de langste alija van de hele Tora. In sommige synagogen is het
gebruik dat degene die deze alija moet lezen bij de oproep niet met name wordt
genoemd en dat het stuk met zachte stem wordt gelezen, als het ware om ‘de
goden niet te verzoeken’. Het zijn misschien deze vervloekingen, die koning
Joshijahoe (Josia) uit het toen net uit de tempelruïne teruggevonden boek
Dewariem (Deuteronomium) hoorde voorlezen, en die hem in angst deden uitroepen:
‘ Ga ter wille van mij en heel het volk van Juda de Eeuwige raadplegen
over de inhoud van de boekrol die we gevonden hebben, want het kan niet anders
of de Eeuwige is in hevige woede ontstoken omdat onze voorouders zich niet
hebben gehouden aan wat er in dit boek staat en niet hebben gedaan wat ons is
voorgeschreven .(2 Melachim/Koningen 22:13)’
De Tochacha
Ze zijn geteld al die vervloekingen, 98 zijn het er; lees ze eens rustig door.
Ze zijn met grote vindingrijkheid en literaire begaafdheid bij elkaar gezet,
beschreven met een barokke pen, geformuleerd met aan perversie grenzende
beeldrijkdom. In de formulering van vele van de vloeken ligt al welhaast de
profetie van hun verwerkelijking besloten. Lees de indrukwekkende beschrijving
van het volk Israël dat onder alle volkeren verspreid zal worden en geen
verademing zal krijgen, dag en nacht door angst bevangen, omdat het leven niet
zeker is. Ze zijn allemaal uitgekomen. Gruwel je eerst van de beelden, even
later besef je dat ze allemaal gerealiseerd zijn geweest .
Eigenlijk is de tochacha een waslijst van de gruwelijke ellende die volken
elkaar kunnen aandoen. Niet alleen Israel heeft gelden met als dieptepunt de
Sjoa. Ook andere volhen en naties hebben alle morele grenzen overtreden en
elkaar lijden en dood bezorgd, Ook het huidige Usrael moeten we in een kritisch
licht bezien in haar politiek van de kaatste decennia en gezien de laatste ontwikkelingen
in Gaza en Libanon.
Als Hij werkzaam is, is Hij dat dóór de mens
Het oude godsbeeld wankelt Deze Tochacha en de bewoordingen waarin al deze
vloeken zijn vervat heeft de vraag opgeworpen: bewerkt De Eeuwige dit nu
allemaal? Nu eens als een milde vader die het goede kind zegent en dan – in de
reeks vloeken – weer als de boze vader, die zijn slechte zonen met
afschuwelijke straffen kastijdt? De tijd om alle filosofische en theologische
artikelen en boeken van velerlei gezindten over deze vraag naar Gods
werkzaamheid (vaak samengevat in de term theodicee) ontbreekt mij en ik
veroorloof mij spontaan – met in mijn achterhoofd het bescheiden bezinksel van
de paar gelezen regels en gepleegde gedachten hierover – het volgende te
zeggen.
In moderne religieuze en geestesstromingen is het beeld van de gepersonifieerde
God al lang verlaten. Het beeld van een belonende en straffende God is als het
ware gedeconstrueerd. Wat God wél is is onvatbaar – misschien wel op spiritueel
niveau te vermoeden als een scheppende en werelddragende energie – , maar één
ding is duidelijk: als Hij werkzaam is, is Hij dat dóór de mens heen. De mens
is het instrument, waardoorheen de Goddelijke werkzaamheid gestalte wil krijgen
en dan moeten we er meteen aan toevoegen: de mens in relatie en in het
bijzonder de mens samen met zijn medemensen in gemeenschap. God kan zich
openbaren als het diep geweten verlangen om naar het goede voor zich, voor de
naaste en de gemeenschap te streven. Wat is het goede? Hierover gaat de Tora .
Als wij trachten de grondwaarden uit de vele regels en voorschriften en uit de
overvloed aan epoch-gedateerde details te destilleren, dan gaat het over zorg
en liefde voor de naaste, het delen van voedsel en goed, wederzijdse hulp, niet
achter afgoden (in de ruimste zin) aanrennen, nastreven van rechtvaardigheid in
de gemeenschap, trouw, integriteit en eerlijkheid, compassie met en goede daden
voor wie nood heeft, zorg voor de natuur en de leefomgeving, een en ander met
gezonde waardering voor eigen kunnen en gepaard aan besef van eigen nederigheid
tegen de achtergrond van de eeuwigheid en de tijdelijkheid van ons aardse
leventje. Sjabbat sjalom!
Noten
1. In mijn boek Reizen door de Tora, deel 2 en op en elders op de
webssite van stichtingpardes.nl zijn nog andere
commentaren te vinden op Ki Tavo
2. Dit is inderdaad uitgevoerd door Jehoshoea (Jozua),
zie Jehoshoea 8:30
3. Het is eigenlijk de tweede Tochacha,
een eerdere kleinere reeks staat al in Wajikra/Leviticus, in de parasha
Bechoekotai . Er is wel gezegd, dat die eerste Tochacha
in Wajikra betrekking had op de eerste verwoesting van de tempel en de
ballingschap die daarop volgde. Deze reeksvervloekingen besluit met de
voorzegging dat De Eeuwige zich weer het verbond zal herinneren en na 70 jaar
kwam er inderdaad een einde aan de ballingschap. De tweede Tochacha zou dan
slaan op de tweede verwoesting van de tempel en de daarop volgende diaspora. De
reeks vervloekingen eindigt niet met troostvolle woorden en een happy end. Er
is geen suggestie van tijdschema, waarna alles weer goed komt.
RC bewekt sept 2024
Ki tetsee
Devariem/Deuteronomium 21:10 – 26
–
Verafschuw de Egyptenaar niet!
Deze parasja Ki Tetsee 1 bevat een grote hoeveelheid bepalingen op uiteenlopende gebieden als oorlog, familie- en eigendomsverhoudingen, moraliteit in seksuele zaken en nog tal van andere zaken aan de orde. 74 van de 613 mitswot stammen uit deze parasja, de meeste van alle parasjot.
Het is goed te beseffen: het zijn bepalingen die drieduizend jaar geleden zijn geschreven, in de grond weliswaar ingegeven door een diepgaande inspiratie en de omliggende Semitische wereld ver vooruit, maar ze zijn toch ook getekend door de situatie van een van oorsprong semi-nomadische maatschappij van zoveel eeuwen her. Er zijn passages die ons verlicht aandoen. De loonarbeider die zijn loon dezelfde dag nog dient te krijgen. Het royale overlaten van het niet geoogste voor de behoeftige. De bepaling, dat je de gevonden eieren in een vogelnest mag meenemen maar de moedervogel moet laten vliegen, één van de bepalingen die zijn uitgewerkt tot het leerstuk over diervriendelijkheid ( Tsaär baälee chajiem) . Anderen roepen vanuit het huidige tijdsgewricht bij de moderne humanistisch georiënteerde mens weerstand op. De bepalingen omtrent huwelijk, verkrachting, overspel, de positie van de vrouwen. De wrede, in moderne ogen disproportionele sancties.
Wrede en verlichte bepalingen
Latere rabbijnse uitleggingen hebben vele scherpe kanten van striktheid en wreedheid er vanaf geslepen, maar de vraag blijft iedere generatie: hoe moeten we er in Gods naam vandaag mee omgaan? Hoe begrijpen wij het intrinsieke eeuwige moment van inspiratie, waarmee ook aan ons nog steeds iets gezegd en geboden wil zijn en hoe kunnen wij het drieduizend jaar oude stof van geschiedenis en de contingentie van het menselijk psychisme van het zo lang geleden moment ervan af schudden? Ik denk, dat het helpt om de diverse bepalingen te zien, niet zozeer naar hun letterlijke inhoud als wel naar de intrinsieke waarden, waaruit zij voorvloeien en waarvan zij een door de historie gedetermineerde ‘operationalisatie’ zijn.
Zo getuigen de – voor die tijd vooruitstrevende – bepalingen rond de mooie vrouw, die door de man als krijgsgevangene wordt meegevoerd en begeerd, van het streven impulsieve wreedheid ten opzichte van de overwonnene aan banden te leggen en respect voor de weerloze mens te tonen (Devariem/Deuteronomium 21:11-14). Het zijn regels die in vele regionen van de wereld in oorlogssituaties als regel nog steeds niet zouden misstaan 2.
In het bijzonder treft ons het gebod om de Egyptenaren niet te verafschuwen (Devariem 23:8, 9). Hun kleinkinderen mogen zelfs tot de gemeenschap van Israël toetreden. Verrassend. Hadden die Egyptenaar niet opgetreden als wrede slavendrijvers en bevolen om de pasgeboren jongetjes i n de rivier te verdrinken? De tekst zelf geeft als reden: ‘W ant jullie hebben als vreemdeling ? in hun land gewoond’ en de middeleeuwse commentator Rasji specificeert: de Egyptenaren hadden immers in tijden van hongersnood de Israëlieten in hun land opgevangen en hen daar onderdak verleend; pas na vele jaren gingen ze over tot hun misdaden. Slechte behandeling en onderdrukking laten bij wie dat is overkomen gevoelens van afschuw en haat achter, die vele generaties lang kunnen aanhouden; hoe goed kunnen we dat begrijpen. Maar toch: in de Tora klinkt de oproep om die afschuw en haat niet eeuwig te laten duren; verzoeningsgezindheid wordt hier op deze plaats van harte aanbevolen. Zoek argumenten, die helpen om oude vijandschap op te geven. Die richtlijn ten aanzien van de afschuw van de Egyptenaren van toen kan ons ook nu nog stimuleren om de verhouding met mensen die ons ooit iets misdaan hebben eens in een ander licht te bezien.
Vijandschap hoeft niet eeuwig te duren
Ook de naburige Edomieten mag je niet verafschuwen, ‘want zij zijn jullie broeders’, zegt Devariem/Deuteronomium 23:8-9. Het bewustzijn van gemeenschappelijke afkomst, van broederschap, kan een houding van verzoeningsgezindheid bevorderen. Onvermijdelijk denken we aan de iconische verzoeningsscene tussen Edom (Esav) en Jaäkov, de twee zonen van Jitschak; Edom haatte zijn broer, niet zonder reden, maar uiteindelijk rende hij hem tegemoet, sloot hem in zijn armen en kuste hem (Beresjiet/Genesis 33:4).
H et versterken van het besef van broederschap kan helpen de uitzichtloosheid van haat in te zien en een houding van bereidheid tot verzoening in te nemen. Vijandschap tussen personen, groepen, volken hoeft niet eeuwig te duren. Er kunnen openingen ontstaan voor het beslechten van oude geschillen, maar ook voor het oplossen van actuele conflicten.
Maar soms kunnen broeders het elkaar wel heel moeilijk maken. De ook met de Israelieten verwante Ammonieten en Moabieten (nakomelingen van Avrahams neef Lot) hadden – in tegenstelling tot de Edomieten – geweigerd de door hun gebied oostelijk van de Jordaan trekkende Israëlieten van eten en drinken te voorzien(Devariem 23:4 ). Wanneer je voedsel onthoudt aan je naasten maak je vreemden van hen en wanneer je voedsel geeft aan wie ver van je afstaan maak je hen tot naasten, tekent Rabbi Jochanan aan bij deze passages (Talmoed Sanhedrin 103b). Verzoening begint bij het gunnen van voedsel – en dus leven – aan je buren; het is een voorwaarde voor het slechten van de muur van afschuw en haat.
De actualiteit
Ik heb deze regels ee n paar jaar geleden geschreven. Als ik ze nu herlees en enigszins bewerk besef ik in het licht van de huidige sombere politieke situatie: makkelijker gezegd dan gedaan. De oude vijanden van de Israëlieten, de Filistijnen, de Noabieten, de Midjanieten, de Ammonieten en nog vele anderen, zijn allemaal in de mist van de geschiedenis opgelost, maar het nieuwe Israël is omgeven door nieuwe vijanden. De afschuwelijke en weerzinwekkende slachting die Chamas op 7 oktober 2023 in het zuiden van Israël heeft aangericht en de keiharde reactie van de ultrarechtse regering Netanjahoe en de IDF heeft de haat van vele Palestijnen en Israëli’s tot onpeilbare diepten verdiept, Toch hoop ik dat bovenstaand stukje een lichtstraal biedt op de kern van de boodschap: vijandschap hoeft niet eeuwig te duren. Er zijn voorbeelden niet alleen van Israeli’s en Palestijnen die vreedzaam contact zoeken. Duisers gaan in vrede om met de Europesee naties die zij 80 jaar geleden nog met slavernij en moordpartijen onderdrukten. In Noord-Ierland proberen de gezworen katholieke en protestante vijanden met enige moeite samen te leven. Sjabbat sjalom!
noten
1 In mijn boek Reizen door de Tora, deel 2 en op en elders op de webssite van stichtingpardes.nl zijn nog andere commentaren op Ki tetsee te vinden.
2. De Geneefse conventies na een lang proces vaan aanpassingen sinds het initiatief uit de 19e eeuw vastgesteld 1949 ter bescherming van burgers tijdens gewapende conflicten hebben gepoogd grenzen te stellen, die zoals we constateren maar al te vaak wmet voeten worden getreden.
RC herzien sept 2024
Reëe
Devariem /Deuteronomium 11:26–16:17.
Korte theologie over de mens en de Schepper
In deze parsje houdt Mosjee het vergaderde volk de keuze voor: enerzijds de zegen, als het volk de geboden volgt en met name geen afgoden dient. Dan volgen in dit hoofdstuk vele voorschriften, die de afgodendienst betreffen en de sancties daarop, maar ook de kasjroetvoorschriften worden weer genoemd, evenals de regels omtrent het sjmita-jaar en ook de drie pelgrimsfeesten passeren de revue en nog vele andere voorschriften, in deze en de andere parashot.
Anderzijds is er de vloek als het volk afdwaalt van de geboden. Uitgebreid zijn de vergaande schilderingen – van ziekten, onderdrukking, marteling, natuurrampen, verbanning – verder uitfewejt in de parasja Ki Tavo. De zegen wordt gelijkgesteld met leven en de vloek met dood (Dev/Deut. 30:19)
.De mens en de Schepper
Om mijn commentaar vorm te geven over deze passages moet ik met mijzelf – en met jullie als je wilt – een aantal denkstappen ondernemen.
Stap één gaat over hoe de Schepper in woorden te benaderen, in woorden die mij voor even kunnen helpen. Want woorden schieten per definitie te kort. De Schepper is de grootst (on)denkbare dimensie die het geschapene heeft opgeroepen en omvattend en scheppend doordraagt in een proces van welks doel wij geen notie hebben. Zodra de Schepper dit dragen een nanoseconde niet doet is er geen geschapene. In deze hoedanigheid is de schepper voor ons mensen het volstrekt andere, hij is transcendent. Een persoonlijk voornaamwoord (hij, zij, het) doet al af aan zijn onmetelijke en onpersoonlijke oneindigheid. Hij is voor ons onzichtbaar achter de gemanifesteerde wereld verborgen.
Wij mensen vragen echter een ‘gezicht’, we zoeken een doorgang naar de transcendentie en roepen de vorm te hulp. We zoeken het gezicht van de Schepper. We trachten aan het transcendente te raken en ons voorrecht als mensen is dat we dat af en toe kunnen. Omdat de Schepper in het proces van scheppen is verwikkeld en betrokken (zich erin ‘geïnvesteerd’ heeft), zijn er tekenen van zijn doorstraling te vinden.
Wij mensen zijn zo geschapen dat wij die tekenen kunnen ontwaren. We kunnen in de schepping die kant zien die de Schepper naar ons toegewend heeft, zijn ‘gezicht’, dat echter alleen gelezen kan worden – uiteraard – met menselijke middelen. Dit gezicht is voor het Joodse volk een Joods gezicht.
Aan andere volken en andere groepen heeft hij een ander gezicht getoond, dat andere trekken vertoonde. Ook hier zijn goede en wijze zaken uit voortgevloeid evenals duistere.
Maar zoals alle gezichten toch gezichten zijn, omdat ze de constituerende kenmerken vertonen, die ze tot gezicht maken, kunnen we misschien nu en in de toekomst steeds meer het universele in al die gezichten zien
Op zoek naar een Gezicht.
Als mensen trachten wij het gezicht van de Schepper te lezen met menselijke middelen, dat kan uiteraard niet anders. Dit lezen heeft vele vormen en één van die vormen is het luisteren naar de openbarende stem die daalt in het innerlijk. Een ander middel is het geschonken zicht op wat achter de dingen schuilt. Omdat het lezen gebeurt met de beperkte en eindige middelen (het oor en het oog in de meest uitgebreide en ook metaforische zin) is de perceptie van de Schepper en Zijn wil per definitie onvolmaakt. Vele grillige vervormingen doen zich voor, beïnvloed door de beperkingen van ons bevattingsvermogen, de materialiteit van ons waarnemingsvermogen, de gelocaliseerdheid op plaats en in cultuur en tijd, de begeerten van het ego, de psychologische geschiedenis in groep en gezin en vele andere factoren. Wel lijkt er een soort evolutie ingebouwd in de schepselen inzake de gradatie van helderheid van die perceptie.
Met name vijfendertighonderd, drieduizend jaar geleden werden trekken van de Schepper helderder gezien door Joden, te beginnen met Abraham. Gezien werd dat er één scheppend principe is en dat die Schepper één is en niet gelocaliseerd kan worden in stoffelijke objecten (dieren, afgoden, magie). Daarnaast werd verstaan dat met de Schepper intrinsiek een opgave verbonden is om met elkaar om te gaan op een zorgvolle, rechtvaardige en liefdevolle manier en niet vanuit louter egoïstische of instinctieve impulsen. De kern ervan werd vastgelegd in de meerduidige tekens van het woord, in de taal en het idioom van die tijd.
Deze wonderbaarlijke en revolutionaire onthullingen werden begrepen in de specifiek Joodse vormen en werden ingebed in de cultuur van die tijd, waarvan de typische taal, de vele rituele voorschriften (b.v. de dierenoffers), de sociaal-culturele voorschriften (b.v. rond man-vrouw verhoudingen) getuigen. De essentie staat majestueus overeind in
de Tien Uitspraken en vele andere uitspraken (b.v. in Leviticus 19), die de historische en sociaalculturele context hebben ontstegen; het is de grote gift van het Jodendom aan de mensheid, doorklinkend in het beste deel van het Christendom en in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
Essentie en vorm.
Het is die essentie van zorg, rechtvaardigheid en liefdevolheid voor de medemensen, die, als hij in de samenleving regel is en geen uitzondering, welzijn en voorspoed bevordertt; als dit geen regel is dan is de kiem gelegd voor anarchie, geweld, vernietiging en oorlog. Dat is – denk ik – de essentie van de keuze die in deze parasja wordt voorgelegd. De rampen brengt de Eeuwige niet eigenhandig over de mensen, daar zorgen ze zelf voor.
De geschiedenis van het Joodse volk laat een dramatische worsteling zien met de grote inzichten die het ten deel is gevallen en de keuze die hen steeds wordt voorgehouden enverwaarloosd of vergeten.
Maar geldt de grote keuze in zijn kernachtige inhoud niet voor alle mensen, Joden of niet-Joden? Israël is in die zin een paradigma voor de mensheid als geheel.
De specifieke vormen van de voorschriftenwaarvan de precieze nakoming ook in vorm en detail – vaak door latere geleerden erg conservatief geïnterpreteerd en nog verder uitgewerkt -wordt geëist, zijn alleen van belang als ze de realisatie van de essentiële inhoud dienen; iedere generatie heeft het recht die sociaal-culturele vormen en versieringen te toetsen, te waarderen en eventueel te veranderen of weg te laten. Traditie en geaccepteerd leiderschap zijn daarbij onmisbaar.
De panische angst om de vorm-details gedetailleerd op te vatten en uit te voeren kan het zicht op de essentie verduisteren en het heil dat de mensen zoeken tot onheil maken. Sjabbat shalom! RC Herzien ayg 20
Sjoftiem
Devariem / Deuteronomium 16:18 – 21:9
Vernietig niet! Verspil niet!
In deze parasja worden belangrijke elementen geleverd voor de ordening van de maatschappij van de in Kenaän binnengetrokken stammen van Israël. Ordeningspunten die ook nu nog altijd spelen: de rechtspraak (het aanstellen van rechters en beambten en onpartijdig rechtspreken, beroepsmogelijkheid bij de Levieten) , bewijsvoering, getuigen (minimaal 2), asielregelingen. Heftig veroordeeld worden dwaalwegen: wichelarij, waarzeggerij, tovenarij, afgoderij wordt bestraf met de doodstraf. Alleen op deze plaats noemt Moshé zich zelf profeet. Ook na hem zullen profeten komen. Wie kan je vertrouwen? Een profeet is hij die waarheid spreekt, als het uitkomt wat hij zegt. De Eeuwige voorziet bij monde van Mosjee , dat het volk ooit een koning wil, dat is goed dan. Het merendeel van de rabbijnse geleerden ziet er geen mitswa in, maar een concessie aan een lager volksverlangen. Die koning mag niet te veel paarden, vrouwen en goud en zilver hebben (dit heeft Sjlomo ha-melec (koning Salomo) later vergeten). Verleg niet eigenmachtig de grensstenen van een stuk land.
Er staan regels van oorlogvoering in deze parasja , op zich revolutionair is het in dat millennium voor de westerse jaartelling om de barbaarse krijg enigszins aan banden te leggen; het is een combinatie van mildheid (op het gebied van vrijstellingen) en verstandigheid (begin met vredesvoorwaarden alvorens de oorlog te verklaren) en ouderwetse hardheid: de wrede sancties op overwonnen tegenstanders , waar wij niet meer achter staan, al komen ze ook nu op deze wereld nog iedere dag voor. In fat opzicht komy de oorlog met Gaza in een nmerkwaardig licht te staan. . Een archaïsch ritueel met een maagdelijk kalf wordt voorgeschreven ingeval een dode in het veld wordt aangetroffen zonder achterhaalbare dader 1.
Bal Tashchit
Onder de bepalingen van het oorlogsrecht treffen we een opmerkelijk vers (pasoek) aan. Was het oorlogsrecht al behoorlijk revolutionair voor die middenoosterse wereld in de tijd van de samenstelling van de Tora, opmerkelijk is wat er staat in hoofdstuk 20 pasoek 19 (iets bewerkte Dasbergvertaling): ‘Als je gedurende langere tijd een stad moet belegeren om die door middel van oorlog in te nemen, vernietig de vruchtbomen dan niet door de bijl erin te slaan, want je kunt ervan eten, vel hem dus niet. Is de boom van het veld soms een mens, die bij de belegering is betrokken?’
Niet-vruchtbomen mogen wel worden omgehakt ten behoeve van de belegering.
De Rabbijnse uitleggers redeneerden extrapolerend: als je vruchtbomen al niet in oorlogsomstandigheden mag omhakken, hoeveel te meer niet in tijd van vrede. Gaandeweg werd het principe, dat aan deze specifieke bepaling ten grondslag ligt, uitgebreid naar andere levensgebieden. Dat principe werd begrepen als een verbod om opzettelijk datgene wat voor mensen van nut is te vernietigen, inbegrepen ook nodeloze verspilling. Op grond hiervan is een heel leerstuk ontwikkeld onder het adagium ‘Bal Tashchit’, ‘vernietig niet’.
Wie vaten breekt of kleding verscheurt, een gebouw vernietigt, een bron doet verstoppen, of voedsel vernietigt schendt het principe van Bal Tashchit, vonden de rabbijnen van de Talmoed. Men nam het principe zeer serieus. Rabbi Chanina dacht, dat de vroege dood van zijn zoon te wijten was aan het feit dat de jongen een vijgenboom had omgehakt. (Bava Kamma 91b). Het principe is uitgebreid besproken en becommentarieerd door de eeuwen heen. Rabbijn Samson Raphael Hirsch (plm 1850 in zijn commentaar ad loc) maakte het tot een zwaarwegend principe: ‘Dit is de eerste wet (Deuteronomium 20:19, 20) … Bezie de dingen als Gods eigendom en gebruik hen met gevoel voor verantwoordelijkheid ten behoeve van wijze menselijke doeleinden. Vernietig niet! Verspil niet!’.
In het moderne Jodendom geldt het principe van Bal Tashchit als een pijler onder de beweging van eco-kasjroet, de leer die puttend uit de bronnen van oude Joodse wijsheid en traditie over de relatie tussen mens en aarde een nieuwe kijk wil ontwikkelen op wat een goede Joodse levenspraktijk is in het moderne leven van alle dag.De ethische overwegingen van Bal Tashchit en eco-kasjroet hebben een enorme impact op zowel consument als producent. Het gaat telkens om afweging in hoeverre een handeling een nodeloze belasting betekent van de natuur of nodeloze vernietiging met zich meebrengt. In het commentaar op de parasja Reee over vlees heb ik opgemerkt, dat het eten van vlees te veel kost, de aarde uitput en de voorziening van voedsel aan de wereldbevolking in gevaar brengt. Het ongeremd vlees eten van industrieel geproduceerd vlees kan je in de omstandigheden van deze 21 ste eeuwse omstandigheden rangschikken als een schending van het principe van Bal Tashchit. Een interessante keuze voor de ecologisch bewuste Jood is: als ik dan al af en toe een stukje vlees eet, wat is belangrijker, dat het koosjer is of dat het diervriendelijk, duurzaam en met respect voor de natuur is behandeld.
Rabbijn Clary Roda, is een enthousiaste adept van eco-kashroet . Zij vertaalt het naar Nederland en naar zichzelf. ‘Wat voor energie gebruik je? Er is groene energie. Maar ook: bij welke bank breng je je geld onder. Als je weet waar sommige banken in investeren… Steeds weer is de vraag: kun je het voor jezelf verantwoorden? En hoe geef je eco-kasjroet dan een plek binnen traditioneel kashroet’ ( interview Joods nu ). Roda pleit er voor, dat beetje bij beetje dat eco-kashroet ook ingang vindt bij de Progressief-Joodse gemeenschap. Zelf probeer ik een lijn te volgen die je eco-kosher style zou kunnen noemen.
Troost-haftarot
Vanaf de rouwdag Tisja Be’Av tot Rosj Hasjanam, worden de zeven zogenaamde troost-haftarot (sjiva d’nechamta ) gelezen, stukken uit het boek Jeshajahoe (Jesaja), die tot strekking hebben het verbannen Israel troost te bieden. Bij de parasha Shoftim is dat Je saiah 51:12-52:12, waarin deze mooie regels (HSV): Hoe lieflijk zijn op de bergen
de voeten van hem die het goede boodschapt,
die vrede laat horen, die een goede boodschap brengt van het goede,
die heil laat horen,
die tegen Tsion zegt:
Uw God is Koning.
Sjabbat sjalom
Noot: 1 In mijn boek Reizen door de Tora, deel 2 en op en elders op de webssite van stichtingpardes.nl zijn nog andere commentaren op vele van de genoemde onderwerpen in Sjoftiem te vinden.
RC herzien sept 3024
Sjoftiem
Devariem / Deuteronomium 16:18 – 21:9
Vernietig niet! Verspil niet!
In deze parasja worden belangrijke elementen geleverd voor de ordening van de maatschappij van de in Kenaän binnengetrokken stammen van Israël. Ordeningspunten die ook nu nog altijd spelen: de rechtspraak (het aanstellen van rechters en beambten en onpartijdig rechtspreken, beroepsmogelijkheid bij de Levieten) , bewijsvoering, getuigen (minimaal 2), asielregelingen. Heftig veroordeeld worden dwaalwegen: wichelarij, waarzeggerij, tovenarij, afgoderij wordt bestraf met de doodstraf. Alleen op deze plaats noemt Moshé zich zelf profeet. Ook na hem zullen profeten komen. Wie kan je vertrouwen? Een profeet is hij die waarheid spreekt, als het uitkomt wat hij zegt. De Eeuwige voorziet bij monde van Mosjee , dat het volk ooit een koning wil, dat is goed dan. Het merendeel van de rabbijnse geleerden ziet er geen mitswa in, maar een concessie aan een lager volksverlangen. Die koning mag niet te veel paarden, vrouwen en goud en zilver hebben (dit heeft Sjlomo ha-melec (koning Salomo) later vergeten). Verleg niet eigenmachtig de grensstenen van een stuk land.
Er staan regels van oorlogvoering in deze parasja , op zich revolutionair is het in dat millennium voor de westerse jaartelling om de barbaarse krijg enigszins aan banden te leggen; het is een combinatie van mildheid (op het gebied van vrijstellingen) en verstandigheid (begin met vredesvoorwaarden alvorens de oorlog te verklaren) en ouderwetse hardheid: de wrede sancties op overwonnen tegenstanders , waar wij niet meer achter staan, al komen ze ook nu op deze wereld nog iedere dag voor. In fat opzicht komy de oorlog met Gaza in een nmerkwaardig licht te staan. . Een archaïsch ritueel met een maagdelijk kalf wordt voorgeschreven ingeval een dode in het veld wordt aangetroffen zonder achterhaalbare dader 1.
Bal Tashchit
Onder de bepalingen van het oorlogsrecht treffen we een opmerkelijk vers (pasoek) aan. Was het oorlogsrecht al behoorlijk revolutionair voor die middenoosterse wereld in de tijd van de samenstelling van de Tora, opmerkelijk is wat er staat in hoofdstuk 20 pasoek 19 (iets bewerkte Dasbergvertaling): ‘Als je gedurende langere tijd een stad moet belegeren om die door middel van oorlog in te nemen, vernietig de vruchtbomen dan niet door de bijl erin te slaan, want je kunt ervan eten, vel hem dus niet. Is de boom van het veld soms een mens, die bij de belegering is betrokken?’
Niet-vruchtbomen mogen wel worden omgehakt ten behoeve van de belegering.
De Rabbijnse uitleggers redeneerden extrapolerend: als je vruchtbomen al niet in oorlogsomstandigheden mag omhakken, hoeveel te meer niet in tijd van vrede. Gaandeweg werd het principe, dat aan deze specifieke bepaling ten grondslag ligt, uitgebreid naar andere levensgebieden. Dat principe werd begrepen als een verbod om opzettelijk datgene wat voor mensen van nut is te vernietigen, inbegrepen ook nodeloze verspilling. Op grond hiervan is een heel leerstuk ontwikkeld onder het adagium ‘Bal Tashchit’, ‘vernietig niet’.
Wie vaten breekt of kleding verscheurt, een gebouw vernietigt, een bron doet verstoppen, of voedsel vernietigt schendt het principe van Bal Tashchit, vonden de rabbijnen van de Talmoed. Men nam het principe zeer serieus. Rabbi Chanina dacht, dat de vroege dood van zijn zoon te wijten was aan het feit dat de jongen een vijgenboom had omgehakt. (Bava Kamma 91b). Het principe is uitgebreid besproken en becommentarieerd door de eeuwen heen. Rabbijn Samson Raphael Hirsch (plm 1850 in zijn commentaar ad loc) maakte het tot een zwaarwegend principe: ‘Dit is de eerste wet (Deuteronomium 20:19, 20) … Bezie de dingen als Gods eigendom en gebruik hen met gevoel voor verantwoordelijkheid ten behoeve van wijze menselijke doeleinden. Vernietig niet! Verspil niet!’.
In het moderne Jodendom geldt het principe van Bal Tashchit als een pijler onder de beweging van eco-kasjroet, de leer die puttend uit de bronnen van oude Joodse wijsheid en traditie over de relatie tussen mens en aarde een nieuwe kijk wil ontwikkelen op wat een goede Joodse levenspraktijk is in het moderne leven van alle dag.De ethische overwegingen van Bal Tashchit en eco-kasjroet hebben een enorme impact op zowel consument als producent. Het gaat telkens om afweging in hoeverre een handeling een nodeloze belasting betekent van de natuur of nodeloze vernietiging met zich meebrengt. In het commentaar op de parasja Reee over vlees heb ik opgemerkt, dat het eten van vlees te veel kost, de aarde uitput en de voorziening van voedsel aan de wereldbevolking in gevaar brengt. Het ongeremd vlees eten van industrieel geproduceerd vlees kan je in de omstandigheden van deze 21 ste eeuwse omstandigheden rangschikken als een schending van het principe van Bal Tashchit. Een interessante keuze voor de ecologisch bewuste Jood is: als ik dan al af en toe een stukje vlees eet, wat is belangrijker, dat het koosjer is of dat het diervriendelijk, duurzaam en met respect voor de natuur is behandeld.
Rabbijn Clary Roda, is een enthousiaste adept van eco-kashroet . Zij vertaalt het naar Nederland en naar zichzelf. ‘Wat voor energie gebruik je? Er is groene energie. Maar ook: bij welke bank breng je je geld onder. Als je weet waar sommige banken in investeren… Steeds weer is de vraag: kun je het voor jezelf verantwoorden? En hoe geef je eco-kasjroet dan een plek binnen traditioneel kashroet’ ( interview Joods nu ). Roda pleit er voor, dat beetje bij beetje dat eco-kashroet ook ingang vindt bij de Progressief-Joodse gemeenschap. Zelf probeer ik een lijn te volgen die je eco-kosher style zou kunnen noemen.
Troost-haftarot
Vanaf de rouwdag Tisja Be’Av tot Rosj Hasjanam, worden de zeven zogenaamde troost-haftarot (sjiva d’nechamta ) gelezen, stukken uit het boek Jeshajahoe (Jesaja), die tot strekking hebben het verbannen Israel troost te bieden. Bij de parasha Shoftim is dat Je saiah 51:12-52:12, waarin deze mooie regels (HSV): Hoe lieflijk zijn op de bergen
de voeten van hem die het goede boodschapt,
die vrede laat horen, die een goede boodschap brengt van het goede,
die heil laat horen,
die tegen Tsion zegt:
Uw God is Koning.
Sjabbat sjalom
Noot: 1 In mijn boek Reizen door de Tora, deel 2 en op en elders op de webssite van stichtingpardes.nl zijn nog andere commentaren op vele van de genoemde onderwerpen in Sjoftiem te vinden.
RC herzien sept 3024
Sjoftiem
Devariem / Deuteronomium 16:18 – 21:9
Vernietig niet! Verspil niet!
In deze parasja worden belangrijke elementen geleverd voor de ordening van de maatschappij van de in Kenaän binnengetrokken stammen van Israël. Ordeningspunten die ook nu nog altijd spelen: de rechtspraak (het aanstellen van rechters en beambten en onpartijdig rechtspreken, beroepsmogelijkheid bij de Levieten) , bewijsvoering, getuigen (minimaal 2), asielregelingen. Heftig veroordeeld worden dwaalwegen: wichelarij, waarzeggerij, tovenarij, afgoderij wordt bestraf met de doodstraf. Alleen op deze plaats noemt Moshé zich zelf profeet. Ook na hem zullen profeten komen. Wie kan je vertrouwen? Een profeet is hij die waarheid spreekt, als het uitkomt wat hij zegt. De Eeuwige voorziet bij monde van Mosjee , dat het volk ooit een koning wil, dat is goed dan. Het merendeel van de rabbijnse geleerden ziet er geen mitswa in, maar een concessie aan een lager volksverlangen. Die koning mag niet te veel paarden, vrouwen en goud en zilver hebben (dit heeft Sjlomo ha-melec (koning Salomo) later vergeten). Verleg niet eigenmachtig de grensstenen van een stuk land.
Er staan regels van oorlogvoering in deze parasja , op zich revolutionair is het in dat millennium voor de westerse jaartelling om de barbaarse krijg enigszins aan banden te leggen; het is een combinatie van mildheid (op het gebied van vrijstellingen) en verstandigheid (begin met vredesvoorwaarden alvorens de oorlog te verklaren) en ouderwetse hardheid: de wrede sancties op overwonnen tegenstanders , waar wij niet meer achter staan, al komen ze ook nu op deze wereld nog iedere dag voor. In fat opzicht komy de oorlog met Gaza in een nmerkwaardig licht te staan. . Een archaïsch ritueel met een maagdelijk kalf wordt voorgeschreven ingeval een dode in het veld wordt aangetroffen zonder achterhaalbare dader 1.
Bal Tashchit
Onder de bepalingen van het oorlogsrecht treffen we een opmerkelijk vers (pasoek) aan. Was het oorlogsrecht al behoorlijk revolutionair voor die middenoosterse wereld in de tijd van de samenstelling van de Tora, opmerkelijk is wat er staat in hoofdstuk 20 pasoek 19 (iets bewerkte Dasbergvertaling): ‘Als je gedurende langere tijd een stad moet belegeren om die door middel van oorlog in te nemen, vernietig de vruchtbomen dan niet door de bijl erin te slaan, want je kunt ervan eten, vel hem dus niet. Is de boom van het veld soms een mens, die bij de belegering is betrokken?’
Niet-vruchtbomen mogen wel worden omgehakt ten behoeve van de belegering.
De Rabbijnse uitleggers redeneerden extrapolerend: als je vruchtbomen al niet in oorlogsomstandigheden mag omhakken, hoeveel te meer niet in tijd van vrede. Gaandeweg werd het principe, dat aan deze specifieke bepaling ten grondslag ligt, uitgebreid naar andere levensgebieden. Dat principe werd begrepen als een verbod om opzettelijk datgene wat voor mensen van nut is te vernietigen, inbegrepen ook nodeloze verspilling. Op grond hiervan is een heel leerstuk ontwikkeld onder het adagium ‘Bal Tashchit’, ‘vernietig niet’.
Wie vaten breekt of kleding verscheurt, een gebouw vernietigt, een bron doet verstoppen, of voedsel vernietigt schendt het principe van Bal Tashchit, vonden de rabbijnen van de Talmoed. Men nam het principe zeer serieus. Rabbi Chanina dacht, dat de vroege dood van zijn zoon te wijten was aan het feit dat de jongen een vijgenboom had omgehakt. (Bava Kamma 91b). Het principe is uitgebreid besproken en becommentarieerd door de eeuwen heen. Rabbijn Samson Raphael Hirsch (plm 1850 in zijn commentaar ad loc) maakte het tot een zwaarwegend principe: ‘Dit is de eerste wet (Deuteronomium 20:19, 20) … Bezie de dingen als Gods eigendom en gebruik hen met gevoel voor verantwoordelijkheid ten behoeve van wijze menselijke doeleinden. Vernietig niet! Verspil niet!’.
In het moderne Jodendom geldt het principe van Bal Tashchit als een pijler onder de beweging van eco-kasjroet, de leer die puttend uit de bronnen van oude Joodse wijsheid en traditie over de relatie tussen mens en aarde een nieuwe kijk wil ontwikkelen op wat een goede Joodse levenspraktijk is in het moderne leven van alle dag.De ethische overwegingen van Bal Tashchit en eco-kasjroet hebben een enorme impact op zowel consument als producent. Het gaat telkens om afweging in hoeverre een handeling een nodeloze belasting betekent van de natuur of nodeloze vernietiging met zich meebrengt. In het commentaar op de parasja Reee over vlees heb ik opgemerkt, dat het eten van vlees te veel kost, de aarde uitput en de voorziening van voedsel aan de wereldbevolking in gevaar brengt. Het ongeremd vlees eten van industrieel geproduceerd vlees kan je in de omstandigheden van deze 21 ste eeuwse omstandigheden rangschikken als een schending van het principe van Bal Tashchit. Een interessante keuze voor de ecologisch bewuste Jood is: als ik dan al af en toe een stukje vlees eet, wat is belangrijker, dat het koosjer is of dat het diervriendelijk, duurzaam en met respect voor de natuur is behandeld.
Rabbijn Clary Roda, is een enthousiaste adept van eco-kashroet . Zij vertaalt het naar Nederland en naar zichzelf. ‘Wat voor energie gebruik je? Er is groene energie. Maar ook: bij welke bank breng je je geld onder. Als je weet waar sommige banken in investeren… Steeds weer is de vraag: kun je het voor jezelf verantwoorden? En hoe geef je eco-kasjroet dan een plek binnen traditioneel kashroet’ ( interview Joods nu ). Roda pleit er voor, dat beetje bij beetje dat eco-kashroet ook ingang vindt bij de Progressief-Joodse gemeenschap. Zelf probeer ik een lijn te volgen die je eco-kosher style zou kunnen noemen.
Troost-haftarot
Vanaf de rouwdag Tisja Be’Av tot Rosj Hasjanam, worden de zeven zogenaamde troost-haftarot (sjiva d’nechamta ) gelezen, stukken uit het boek Jeshajahoe (Jesaja), die tot strekking hebben het verbannen Israel troost te bieden. Bij de parasha Shoftim is dat Je saiah 51:12-52:12, waarin deze mooie regels (HSV): Hoe lieflijk zijn op de bergen
de voeten van hem die het goede boodschapt,
die vrede laat horen, die een goede boodschap brengt van het goede,
die heil laat horen,
die tegen Tsion zegt:
Uw God is Koning.
Sjabbat sjalom
Noot: 1 In mijn boek Reizen door de Tora, deel 2 en op en elders op de webssite van stichtingpardes.nl zijn nog andere commentaren op vele van de genoemde onderwerpen in Sjoftiem te vinden.
RC herzien sept 3024
Ekev
Deuteronomium / Devariem 7:12–11:25
Jirat Hasjem
In de parasja 1 zet Mosjee zijn lange laatste toespraak tot de Israelieten voort. De bejaarde leider herinnert er herhaaldelijk aan, hoe de Eeuwige het volk met machtige daden heeft beschermd, liefheeft. En het welzijn van land en volk zal bevirderen, mits men zich aan de geboden en verboden in acht neemt
De leidsman memoreert nog eens de gebeurtenissen op en rond de Sinaj; maar ook aan zonde van het gouden stierkalf, de woede van de Eeuwige, die met smeekbeden van hem, Mosjee, bewogen moest worden om het volk te sparen. Aan het slot van de parasja keert Mosjee terug naar de beschrijving van het land, dat de Israëlieten op het punt staan te betreden, het land, dat vruchtbaar zal zijn en op de juiste tijden beregend zal worden. Maar als het volk afdwaalt en andere goden gaat dienen, dan zullen de hemelpoorten worden gesloten en geen regen zal er meer vallen. Deze laatste passages (Devariem 11:13-21) vormen van oudsher de tweede alinea van het dagelijkse sjema-gebed
Een samenbindende autoriteit.
De toon van waarschuwing, van vermaning om de geboden te volgen en ontzag te hebben voor de Eeuwige vormt de grondtoon van het boek Devariem. De vele geboden en verboden, de ethische zowel als de rituele, zijn onmisbaar geweest voor de volksvorming. Ze beogen anarchistische willekeur in te perken en het recht van de sterkste te beknotten ten gunste van meer omzien naar de ander; dat vereiste een hoge psychische inspanning met name om de agressieve krachten te beheersen en erotische driften te kanaliseren. Alleen dan is een geordende en leefbare samenleving mogelijk. In de tijd van Mosjee was dit alleen te realiseren onder de onbetwistbare autoriteit van een machtige en strenge rechtvaardige God, die als extern en verheven wordt ervaren en met een mengsel van vrees en liefde benaderd moet worden. Deze ervaring met de transcendente vader-autoriteit is de essentie van de ‘Sinaj-experience’ van Mosjee en de Israëlieten. Het unieke van die ervaring is, dat dit gebiedende gezag niet een menselijke heerser was, een dictator of een vergoddelijkt persoon, die na zijn dood of ten gevolge van een coupe vervangen kon worden door een andere, die vanuit persoonlijke willekeur weer andere regels kon geven. Dit gezag kwam van een boven de tijd geheven en onzichtbare instantie, die bovendien de enige in zijn soort was, de ene God – en niet een heel pantheon –, een vader-God, die werkelijk oog had voor gerechtigheid, maar die ook compassie kende- , een God, die niet een van de amorele goden was, die spelen met het lot van de mensen.
Geen grote regisseur meer
Maar hoe gaan we nu om met de vader-God van Sinaj? Momenteel is in deze merendeels seculiere wereld het geloof in een dergelijke leidinggevende, beschermende, liefhebbende, maar rechtvaardig straffende autoriteit vrijwel teruggeweken naar de uithoeken van de westerse samenleving. Maar diep in het innerlijk leeft iets ervan vaak onbewust voort.(1). We geloven niet meer in gepersonaliseerde godheid in de hemel of in een grote regisseur, die alles vooruit bepaalt, alle goede mensen beschermt en eerlijkheid beloont en slechte daden onmiddellijk of ooit later – in een hiervoormaals of in een hiernamaals – straft of die rampspoed als test oplegt. Maar de boodschap die de waarden van liefde, rechtvaardigheid en compassie voor de ander wil wekken is ooit gehoord en als opdracht in het hart geplant en klinkt door, van generatie op generatie. In het Jodendom is de essentie gestold in de woorden van de Tora.
Onze eigen verantwoordelijkheid
Misschien mag je het in de sfeer van de kabbala zo uitdrukken: de vader-God van Sinaj heeft zich teruggetrokken uit de wereldruimte 2 en ons met zijn boodschap achtergelaten ons zodoende terugwerpend op onze eigen menselijke verantwoordelijkheid. Liefde, compassie en rechtvaardigheid verwachtten we niet meer uit den hoge, maar moeten we zelf aan elkaar in praktijk brengen. Maar daarmee is het verhaal niey af, waant ons vermogen om te kennen en te doen is eigenlijk heel begrensd. We mogen onze geest en ons hart toch niet afsluiten voor het transcendente en mogen we een principiële openheid niet prijsgeven, maar koesteren. We moeten blijven speuren naar mogelijke tekenen van Zijn werkzaamheid in de wereld en in onszelf, luisteren naar signalen van zin en opdracht en hopen op het geschenk van genade.
En we blijven in ons ochtendgebed zeggen, dat de Eeuwige één is, dwz dat uiteindelijk alle verdeeldheid, tweedeling, duizenddeling, dat alle polariteit, alle diversiteit omvat wordt door het het onpeilbare Ene. En ‘het ontzag voor Zijn Naam is het begin van de wijsheid’ ( jirat Hasjem resjiet chochma , Misjlee/Spreuken 1:7 ) is nog steeds een uitspraak die een juiste inschatting van onze nederige positie in de kosmos bevordert . Sjabbat sjalom!
noten
1 In mijn boek Reizen door de Tora, deel 2 en op en elders op de webssite van stichtingpardes.nl zijn nog andere commentaren op Ekev te vinden.
2. Het begrip tsimtsoem
RC herzien aug 2024
Wa-etchanan
Devariem / Deuteronomium 3:23-7:11
Is de Tora een morele handleiding of een historische landkaart?
Na de inleidingen van Mosjee in de eerste parasha van het boek Dewariem begint in de tweede parasha Wa’etchanan de eigenlijke wetgeving. Vele herinneringen aan de verlossing uit Egypte, oproepen tot dankbaarheid en gehoorzaamheid wisselen af met de recapitulatie van belangrijke voorschriften en de introductie van enkele nieuwe. Het lijkt wel of er meerdere beginnen zijn ( 4:1,4:44, 5:1 ), wellicht terug te brengen op het feit dat een oertekst met de kern van wetsbepalingen telkens wat is uitgebreid.
Als prelude klikt het verzoek van Mosjee om toch mee de Jordaan over te mogen steken, wat de Eeuwige niet toestaat, maar wel mag hij het Cis-Jordaanse landschap, dat hij nooit zal betreden, aanschouwen van de bergtop van de Pisga (1).
Dan volgen een aantal fundamentele teksten, met als hoogtepunt de Tien joorden in een in detail afwijkende versie van Exodus 20. Ook de tekst van het Sjema – het centrale dagelijkse Joodse gebed – is hier te vinden en de regels op grond waarvan de geboden om gebedsriemen (tefillin) te gebruiken en om mezoezot aan de deurpost te slaan zijn gebaseerd. De oude leider voorziet overigens al, dat ooit zijn volk in de fout zal gaan en verstrooid zal worden onder vele volken. Maar dan zal zult u daar de Eeuwige, uw God, zoeken en u zult Hem vinden, als u Hem met heel uw hart en met heel uw ziel zoekt (4,29). Tenslotte verbiedt de Eeuwige exogamie en laat hij bij monde van Mosjee even het nobele ethische standpunt varen en laat Hij zijn oude stammengodgezicht zien in het gebod om de zeven Kenäanitische volken te doden (7:2, of met de ban staan, de vertalingen verschillen) of vernietigen/doden (7:16, in de volgende parasjat Ekev),
Kan je je op de Tora beroepen voor Israels grenzen?
Die verovering is overigens nooit honderd procent gelukt. De Israelieten hebben zich altijd moeten handhaven tussen andere volken. De Filistijnen waren hun aartsvijanden die woonden in de kustgebieden van Gaza en Asjdodo Maarook Ammonieten. Moabieten,Misjanieten en vele andere stammen waren steeds te bestrijden vijanden. En ook onderling hadden de stammen Israëls vaak ruzie. Na de verovering van Jeryzalem op de Jebusietendoor koning David bereikte het koninkrijk Israël zijn hoogtepunt en strekte het rijk zich allengs uit over grote geboeden inclusief het transjordaanse en delen van het huidige Syrië. Dan zpreken we over plm 900 BC./Na zijn zoon koniing Salomo splitste het rijk zich in het noordelijke gedeelte (dat werd Israël genoemd) en een zuidelijk gedeelte, Judea genoemd, voornamelijk bewoond door de stam Juda en Benjamin, Het noordelijk rijk Israël ging ten onder in de 8ste eeuw BCE en de bewoners werden door de Assyriërs weggeboerd en doken in de geschiedenis niet meer op, Wat wij Joden noemen stamt af van de stam Juda en Benjamin en de vele bekeerlingen die zich in de loop van de geschiedenis xich bij het Joodse volk hebben gevoegd. Jeryzalem is vele malen verwoest en de Joden zijjn merendeels uit hun land verdreven met name na 70 en 135 CE. Maar er zijn ook altijd Joden blijven wonen, zoals in de Talmoed is te lezen. Er zijn altijd gemeenschappen van Joden in wat we in de 29ste eeuw Palestina zijn gaan noemen (naar de Romeinse naam van die provincie). Mijn voorvader Mozes Cassuto, juwelemhandelaar in Florence, bracht rond 1730 een van zijn zonen naar Jeruzalem naar zijn oom, waant de traditie eiste dat er altijd een Cassuto in het heilig land moest wonen. Hij combineerde dat met een grote handelsreis via de Joodse gemeenschappen in Hebron, Jeruzalem, Tsefat en reisde door via steden in het Ottomaanse rijk,, waar hij Joodse gemeenshappen bezocht, en via Oooostenrijk-Hnpgarijekeerde hij terug naar Florence 2 ,
Altijdhebben de Joden tweeduizeend jaar lang hun verlangen vanuit de diaspora in gebed en gezang geuit. Een rechtvaardigiong van de claim op een gebied in het beloofde land, zo zwaar bevochten vanaf de 19e eeuw is dan ook alleszins gerechtvaardigd, Een beoep op de Tora en de grenzen van het rijk van koning David van drieduizend jaar geleden heeft alle grond verloren, De Tora is er om een morele hrondslag te geven aan het menselijk handglen en heeft als historische landkaart voor Joodse claims geen enkele gelding meer, De extreem nationalistische, vaak ultrarelifieuze geluiden, die je nu in Israel hoort en die een funeste invloed hebben op de politoek en vaak fascistoide e bijklanken hebben verhullen mij met angst en schaamte. De grenzen van Israel zijn gebaseerd op een politieke overeenkomst in 1948 en impliceren de erkennen van het bestaansrecht van Arabische inwoners en buren, al hebben die in weinig opzichten een wederzijdse erkenning kunnen opbrengen. De grenzen Eergister was het Tisja be-Av, de gedenking van de ellende die er over Israël en de Joden is gekomen in de loop der eeuwen. Vandaag is de herdenking van het werkelijke einde van de Tweede Wereldoorlog met de capitulatie van Japan, het land dat mijn (groot)ouders en mij drie jaar lang gevangne en uitgehongerd hield. Is het toeval dat de moderne tijd is be begonnen met de Eerste Wereldoorllog die gestart is met de oorlogsverklaringen op Tisja be-Av in 1914.
Vandaagg zijn er belangrijke onderhandelingen gestart tussen Israël Egypte Qatar en de US over termen om de oorlog tussen Israel en Hamas te beëindigen. Ik hoop en bid dat er geen nieuwe aanleidingen bijkomen pm op Tisja be-Av ye herdenken.
Noten
1 In mijn boek Reizen door de Tora, deel 2 en op en elders op de webssite van stichtingpardes.nl ben ik uitgebreid ingegaan op de andere aspecten van Wa-etchanan
2. Lees een uittreksel van zijn dagboek op https://www.robcassuto.com/documentsmoz.html
RC aug 2024
Devariem
Devariem/Deuteronomium 1:1–3:22
Over het boek
Devariem is het vijfde en laatste boek van de Tora. Soms is wel gesproken over een Tora van vier boeken, een ‘tetrateuch’ in plaats van een ‘pentateuch’ en Devariem is dan een tweede Tora; dat betekent de naam ook eigenlijk: Deuteronomium = tweede wet. Dewariem is ook wel genoemd Mishné Tora = herhaling van het onderricht 1 .
Inhoud
Inderdaad, qua inhoud is Dewariem een compacte herhaling van vele voorschriften uit de vorige boeken. De vorm is grotendeels een homiletische, een grote laatste toespraak van Mosee, voordat het volk het Beloofde Land intrekt en hijzelf tot zijn vaderen zal worden vergaderd.
Een aantal hoofdbestanddelen kunnen worden onderscheiden:
+ Mozes recapituleert de laatste twee jaar van de omzwervingen, m.n. de oorlogen tegen Sichon en Og, Dewariem 1- 4
+ de eigenlijke wetgeving, die begint met intensieve vermaningen tegen afgodendienst. Het lijkt wel of er meerdere beginnen zijn ( 4:1 ,4: 44,
5: 1 ), wellicht terug te brengen op het feit dat een oertekst met de kern van wetsbepalingen telkens wat is uitgebreid of dat verschillende toespraken zijn aaneen gelast. Vele herinneringen aan de verlossing uit Egypte, oproepen tot dankbaarheid en gehoorzaamheid wisselen af met de recapitulatie van belangrijke voorschriften en de introductie van enkele nieuwe. Dit gaat door tot 27.
+ capita selecta, waaronder de zegen en de vloek bij opvolging resp. verwaarlozing van de voorschriften, en het wijzen op de keuze die het volk steeds heeft. Dit besluit de toespraak van Mozes.
+ afsluiting met het afscheid van Mozes dat in verschillende toonaarden wordt beschreven, waaronder het ‘lied van Mozes’, zijn zegenen van de stammen en zijn uiteindelijk dood op de berg Nevo. Of Mosjee het boek zelf heeft geschreven of niet, de beschrijving van zijn dood en geheime begraafplaats zal door latere generaties, msschien door zijn opvolger Jozua (Jehosjoea) bzijn toegevoegd.
Gewezen is op de in de in die tijden gebruikelijke vorm van een overeenkomst tussen G-d en het volk (covenant), dat het boek heeft, een introductie, inhoud en bezegeling met zegen of vloek.
De vomdst in de tempel
Vanuit historisch oogpunt is interessant het verslag in 2 Koningen 22 Tijdens de regering van de hervormingsgezinde koning Josia (Joshijahoe) plm. 700 voor de gebruikelijke jaartelling) werd er biij de de restauratie van de tempel een wetboek gevonden.
” De hogepriester Chilkia zei tegen hofschrijver Safan: “Ik heb hier in de tempel van de HEER een boekrol gevonden met de tekst van de wet.’ Safan nam het boek in ontvangst en las het. Daarop ging hij terug naar de koning om verslag uit te brengen. Hij zei: “Uw dienaren hebben het zilver dat in de tempel bewaard wordt, te voorschijn gehaald en overhandigd aan de bouwmeesters die belast zijn met de herstelwerkzaamheden aan de tempel van de HEER .’ Vervolgens vertelde hij dat de priester Chilkia hem een boekrol had gegeven, en hij begon de koning eruit voor te lezen. Bij het horen van de tekst van het wetboek scheurde de koning zijn kleren. Hij beval de priester Chilkia, Achikam, de zoon van Safan, Achbor, de zoon van Micha, de hofschrijver Safan en zijn persoonlijke dienaar Asaja: “Ga ter wille van mij en heel het volk van Juda de Eeuwige raadplegen over de inhoud van de boekrol die we gevonden hebben, want het kan niet anders of de Eeuwige is in hevige woede ontstoken omdat onze voorouders zich niet hebben gehouden aan wat er in dit boek staat en niet hebben gedaan wat ons is voorgeschreven.’ “
De maatregelen die Josia (Josjijahoe) nam tegen de afgodendienst, de zuivering van de eredienst en de centralisatie van die dienst in Jeruzalem komen sterk overeen met de voorschriften daarover in Dewariem.
Het is speculatie, maar ook weer niet uit te sluiten – met beroep op wat fantasie – , dat het boek de vrucht is van samenspel tussen Koning Josia en een aantal priesters vanuit hun verlangen om de oude opdracht van Israël en de autonomie van het volk naar de machtige omliggende rijken nieuw leven in te blazen: Josia of zijn priesters zouden dan het boek, althans de kern van Devariem, hebben samengesteld op basis van oudere teksten (deels uit de andere boeken); daarbij hebben zij Mosjee als spreker van de inhoud opgevoerd om het geschrift gezag te verlenen. Vervolgens hebben zij de dramatische ‘vondst’ in de tempel geënsceneerd om zo indruk te maken op het volk ten einde zijn bereidheid te wekken om de hervormingen te accepteren en een hernieuwd commitment aan de oude wetten aan te gaan. Een stategie f een com[;pt met goede bedoelingen?
Maar misschien heeft de hogepriester Chilkia wel echt oude rollen ontdekt en heeft dit de stoot geven tot de zuiverende renaissance van de kant van zijn koning. Het hangt af van de mate van sophistication, die je de koning en zijn regering wil toedichten of de mate van wonderlijkheid, die je de realiteit toeschrijft, welke optiek je voorkeur heeft. Misschien begint het met een wonderlijke realiteit die met sophistication wordt gehanteerd. Sjabbat sjalom!
Noot
1 In mijn boek Reizen door de Tora, deel 2 en op en elders op de webssite van stichtingpardes.nl ben ik uitgebreid ingegaan op de andere aspecten van het boek en de parasja Devariem. RC bewerkt aug 2014
Matot Masee
Bemidbar/Numeri 30:2–32:42. Bemidbar/Numeri 33:1–36:13
Oorlog
Deze week worden om redenen van de kalender de parsjiot Matot en Masee tezamen genomen. Wij richten ons nu alleen op de parashat Matot .
De oorlog met Midjan
Matot (‘stammen’) begint met het onderwerp van de gelofte en de eed. Speciale aandacht krijgt – na omschrijving van het algemene voorschrift een eed of ook gestand te doen 1 In de daaropvolgende passages wordt de oorlog tegen en de overwinning op het volk van m Midjan verhaald, inclusief de dood van Bil’am.
De ootlog was een wraakactie voor de pogingen van de Moabieten en de Midjanieten Usrael door vverleoding van vhun vrouwen tot afgodendienst te verleiden en zo te verzwakken, zie de vorige parasjot Balak en Pinchas.
Het was een b;oedige oorlog waarbij amann, vrouwen, kinderen (behalve maagden) niet gespaard werden en een enorme nuit aan goud, zilver, andere metalen en vee werdem buitgemaakt. Vooral in het oog valt de uitgebreide behandeling van de reiniging van de soldaten en de door hen gebruikte voorwerpen, die bij het ombrengen van zoveel tegenstanders in contact met dode lichamen zijn geweest. Vuur en water moesten eerst hun zuiverend werk doen, voordat de krijgslieden weer onder het volk konden komen. De wreedheid moet een stempel op de ziel van de soldaten hebben gedrukt.
Gedetailleerd wordt de verdeling van de buit geregeld. De slag met Midjan moet een historisch beslissende gebeurtenis zijn geweest die een gedetailleerde kroniek rechtvaardigde. Opvallend is, dat het feit dat de schoonvader van Mosjee die een prieser van Midjan was geen rol meer speelt. Ik vraag mij af of de grote leider Mosjee toen al de oorlogsregels in gedachten had die hij in het volgende boek Devariem heeft gegeven in gedachten had. Daarin worden een aanta vrijstellingen verleend. De oorlog mag pas gevooerd als eerst een vredesaanbod is gedaan en vervolgens afgewezen
Oorlogswetten
Deuteronomium 20 bevat een aanta meer gedetailleerde oorlogsregels. Eerst volgt een toespraak van de priester om de strijders moed in te spreken en godsvertouwen te wekken.
20: 5 Daarna zullen de beambten tot het volk spreken: Wie is de man die een nieuw huis heeft gebouwd en het nog niet in gebruik genomen heeft? Laat hij weggaan en naar zijn huis terugkeren, opdat hij niet in de strijd sterft en iemand anders het in gebruik neemt.
6 En wie is de man die een wijngaard heeft geplant,( Lev. 19:23,24,25) maar de vrucht ervan nog niet gegeten heeft? Laat hij weggaan en naar zijn huis terugkeren, opdat hij niet in de strijd sterft en iemand anders die eet.Het
Hebreeuwse grondwoord betekent letterlijk “ontheiligd”. De eerste vruchten van een nieuwe wijngaard moeten eerst aan de Heere geofferd worden. Zolang dat niet gebeurd was, was de wijngaard heilig en behoorden de vruchten de Eeuwige toe. Zie Lev. 19:23-25; zie ook Jer. 31:5
7En wie is de man die met een vrouw in ondertrouw is gegaan, maar haar nog niet tot vrouw genomen heeft? Laat hij weggaan en naar zijn huis terugkeren, opdat hij niet in de strijd sterft, en een andere man haar tot vrouw neemt.
8 Daarna zullen de beambten opnieuw tegen het volk spreken, en zeggen: Richt. 7:3Wie is de man die bevreesd is, en week van hart? Laat hij weggaan en naar zijn huis terugkeren, opdat het hart van zijn broeders niet smelt, zoals zijn hart.
Duidelijk is dat mochten er toen jjesjiwastudenten hebben bestaa die niet aan de dienstplicht ontkomen waren
Inmiddels hebben wij een Geneefse conventie die het oorlogsrecht en oorlogsmisdaden omschrijft. Dat blijkt al te vaak een lgge huls.
Het Israelische leger (UDF) heeft een striingente ethische code vastgelegd voor militair optreden: https://en.wikipedia.org/wiki/IDF_Code_of_Ethics .I
In het Gazaconflict is laatstelijk nog een oproep gedaan Lt.= door Gen. Benny Gantz:
The following is the full transcript of the message:
Purity of Arms – The IDF soldiers will use their weapons and force only for the purpose of their mission, only to the necessary extent and will maintain their humanity even during combat. IDF soldiers will not use their weapons and force to harm human beings who are not combatants or prisoners of war, and will do all in their power to avoid causing harm to their lives, bodies, dignity and property.“We have a moral obligation to do whatever we can to prevent civilian casualties, and simultaneously face a moral obligation to protect our citizens.”
Het klinkt als een wanhoopskreet.
De beelden die we dagelijks voorgeschoteld krijgen maken het moeilijk te geloven dat men zich hieraan houdt.of uberhaupt kan houden. De omdermijning van het moreel van het Iara van het moreel van het Isralische volk, ooit sluipenderwijs begonnen met de bezetting van de Westoever (Judea en Samaria) en de Gazastrook, isschrikbarend toegenomen . Het lijkt wel of het vliegwiel van de geschiedenis a;weer niet ten gunste van Israel zijn gang gaat. tot mijn grote teleursatelling.
Noot
1/ Uitgebreu=id over de eed en Matot en Masee in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA, deel 2 en elders op de stichtingpardes.nl
Sjabbat sjalom, RC augustus 2024
Pinchas
Bemidbar / Numeri 25:10–30:1
Breekt nood de wet?
De vorige parasa Balak besloot met het begin van een nieuw drama: de ontucht van de Israëlieten met de meisjes van Moäv in het kader van de afgodendienst aan Baäl Peor. Dat wekt de woede van de Eeuwige. Een dodelijke ziekte verspreidt zich onder ht volk en leidt tot een rampzalige sterfte. Er wordt een belangrijke vergadering belegd om de crisis het hoofd te bieden en ‘ Mosjee (zei) tegen de rechters van Israël: Ieder moet zijn mannen doden die zich aan Baäl-Peor gekoppeld hebben (Bem. 25:5)’. In die raadsvergadering spitst het gebeuren zich dramatisch toe als één van de prinsen uit de stam Sjim’on, Zimri genaamd, een bijzonder provocerende daad verricht. Tot verbijstering van Mosjee en de vergaderde rechters voert deze prins een Midianitische prinses openlijk naar zijn tent om met haar de bijslaap te verrichten
De heetgebakerde Pinchas kan dit niet langer aanzien en neemt zijn toevlucht tot eigenrichting. Hij pakt zijn speer en gaat naar de tent waar de prins Zimri en de Midjanitische Kosbi inmiddels de bijslaap bedrijven en doorsteekt met dat wapen hun onderlichamen. De sterfte is toen gestopt. Vierentwintigduizend slachtoffers waren er gevallen. Voor de medische wetenschap is het verleidelijk te veronderstellen dat het een geslachtsziekte betrof, die de Israëlieten had besmet tijdens hun deelname aan de tempelprostitutie van de meisjes uit Mo’av en Midjan.2
Pas nu begint onze parasha met:
25:10 Toen sprak de Eeuwige tot Mosjee: 11 Pinchas, de zoon van El’azar, de zoon van de priester Aharon, heeft Mijn grimmigheid over de Israëlieten afgewend, doordat hij zich in hun midden met ijver (be-kano) 2 voor Mij heeft ingezet, zodat Ik de Israëlieten niet in Mijn na-ijver (be-kin’ati) vernietigd heb. Zeg daarom: Zie, Ik geef hem Mijn verbond van vrede: hij, en zijn nageslacht na hem, zullen het verbond van het eeuwige priesterschap hebben, omdat hij zich voor zijn God heeft ingezet en verzoening voor de Israëlieten heeft gedaan.
Pinchas stelt met zijn verhaal de vraag actueel: wanneer is een recht en wet doorbrekende daad, die in aller belang lijkt te worden verricht en vele levens spaart, gerechtvaardigd? Kennelijk heeft God de impulsieve daad van eigenrichting achteraf goedgekeurd en zelfs beloond met de promotie van het eeuwig priesterschap.
fanatisme
De vurige dienstbaarheid, die tot extremisme kan leiden, was ook al te vinden bij de zonen van Aharon, Nadav en Avihoe, die zich te buiten gingen in geestdriftige maar ongevraagde rituelen (Sjemot/Ex. 10:1). Volgens de Midrash speelden de zielen van deze twee dan ook door in de persoon van Pinchas. De ziel en de ‘zeal ‘ van Pinchas ging volgens de midrash weer over naar de profeet Elijahoe, die ook door dienstwillige ijver werd bezield. Niet voor niets treedt hij op in de Haftara – toegevoegde profetenlezing – van deze week 3 Meelachim/Koningen 18:46-19:21 ). Nadat Elijahoe de vierhonderd profeten van Ba’al had laten ombrengen en het volk door zijn regenwonder weer tot erkenning van de ware God had bewogen, kwam hij, opgejaagd door koningin Izèwèl, terecht in de grot op de berg Chorew waar ooit onder gedonder de tien woorden waren gegeven. De Eeuwige vraagt daar aan Elijahoe ‘Wat heb jij gedaan?’, en de ‘zeloot’ antwoordt: Ik heb met ijver geijverd voor De Eeuwige, de God van de hemelse machten’ (Melachim/Koningen 19:10 ev: kano kineti ). Dan gaat de Eeuwige voorbij aan de grot en Hij is niet in de donder, niet in het vuur en niet in de storm. Hij is in een subtiele stilte ( kol demama daka ). De Eeuwige herhaalt zijn vraag: ‘ Wat heb jij gedaan ?’, en de ‘zeloot’ geeft het zelfde antwoord: Ik heb met ijver geijverd voor De Eeuwige, de God van de hemelse machten. Deze vraag aan Elijahoe die een vraag naar rekenschap lijkt, wordt twee maal gesteld. Na de tweede maal klinkt de vraag als een berisping, de fluistersfeer maakt de vraag tot een oproep tot zelfreflectie en tot matiging van fanatisme 4. Is het toeval, dat meteen na dit gebeuren Elijahoe de opdracht krijgt Elisja als zijn opvolget te zalven? Later zal in de legende Elijahoe bekleed worden met de taak als profeet ooit de messiaanse vrede aan te kondigen.
Het fanatisme gaat vaker wel dan niet over de schreef. In het geval van Pinchas was er sprake van een acute noodsituatie (in dit geval de om zich heen grijpende epidemie), een acute maatschappelijke ontwrichting (de anarchie van normen en waarden) en het overweldigende levensreddende karakter van de daad, i.c. twee slachtoffers versus de duizenden levens van de volksgenoten. Zijn dat voldoende criteria?
Vele commentatoren hadden en hebben moeite met de beoordeling van de daad van Pinchas. Ook de vaststellers van de uiteindelijke Hebreeuwse tekst in de vroege middeleeuwen, de Masoreten; dat blijkt wellicht uit het schrift in de Torarol (sefer Tora) en in de Hebreeuwse tekst van de Tora in boekvorm (de Choemasj). Daar is in vers 11 de naam Pinchas met een heel kleine jod geschreven en de vav (klinkend hier als o) in ‘ briti sjalom ‘, mijn verbond van vrede, is gebroken in twee stukken, leest u het maar na. De eigenlijke durende vrede kan op deze wereld nooit door geweld worden bereikt, is mijn favoriete uitleg.
Dat is genakkelijk gezegd. In noodgevallen – als het voortbestaan van Israel = of welke natie dan ook – wprdt bedreigd of de vijand is uit op de vernietiging van een volk is gewelddadige verdediging de enige oplossing en zelfs een preventoef gewelddadig ingrijpen noodzakelijk. Zoals we zien is collateral danage onder burgers van het land waar een terroristisch regime de macht heeft onvermijdelijk. De vileine en meedogenloze strategie van de terroristen – in dit geval Hamas, een beweging met een ideaal dat van IS evenaart – om zich in tunnels en onder dee burgers, zelfs in ziekenhuizen. te verschuilen, maakt dat het aantal gedode en verwonde burgers, ook vrouwen en kinderen, het begrip collateral damage overstijgt en schrijnend hoge aantallen heeft bereikt,
Ket is de vraag pf het aan de Israelische regering van Netanjahoe is toevertouwd de morele grenzen van het oorlogsrecht in deze = overigens onmogelijk verknoopte situatie – in het oog te houden 5 . Sjabbat sjalom
noten
1. In mijn boek REIZEN DOOR DE TORA, deel 2 , heb ik nog andere optieken op de parasja Pinchas behandeld en eveneens elders op de website van Pardes.
2. In een midrasj, verhaald in de Talmoed (Sanhedrin 82a en b), wordt het provocatieve karakter van deze daad nog benadrukt in een schilderachtige uitweiding over hoe dat zich mogelijk heeft afgespeeld.
Zie voor een parasfrase hier.
3. Dat Pinchas een fanatiekeling was is m.i. ook in de tekst af te leiden uit het veelvuldig gebruik in vers (pasoek) 11 van de woordstam kan’a ) ,dat zowel de betekenis ijver als naijver in zich draagt, het best weer te geven in het Engels als ‘zeal’. Het woord kin’a betekend jaloersheid, naijver (voortlevend in het Jiddische kinnesinne < Kin’a sin’a , naijver en haat) ). Het Hebreeuws voor ‘zeloten’ is kana’im . Pinchas heeft – letterlijk vertaald – ‘met zijn ijver mijn naijver verjaagd want anders had ik in mijn naijver de kinderen van Israel vernietigd’.
4. al.dus ook Rabbijn Jonathan Sacks in zijn commentaar
5. Lees over het Gaza conflict het noekje “Brief in de nacht, gedachten over Israel en Gaza” vam Chaja Polak, Cossee, 2024, een evenwichtig partijen rechtdoend maar toch gepasioneerd essay
RC juli2024
Balak
Bemidbar / Numeri 22:2-25:9
Over een engel en een ezelin
Het verhaal van Balak en Bilam 1 vormt een van de hoogtepunten uit de Tora, zowel uit narratief oogpunt als wat betreft de onderliggende thema’s die in het verhaal verweven zitten. Spanning, humor en verhevenheid, al die elementen maken het verhaal tot een pakkende vertelling. Een beetje een Fremdkorper in de Tora. Bijbelwetenschappers veronderstellen, dat het oorspronkelijk een apart boek was, dat in de Tora is opgenomen.
De hoofdpersonen zijn Bilam en de stem van de Eeuwige. Een diepgaande ambiguïteit kenmerkt de relatie tussen hen.
Kennelijk heeft de sjamaan Bil’am het voorrecht rechtstreeks te kunnen spreken met de Eeuwige; hierin evenaart hij de de profeet Mosee, van wie gezegd wordt dat hij de enige is die ‘van mond tot mond’ contact kon hebben met de Allerhoogste .. Bil’am heeft vanaf het begin van dit verhaal weet van wat het juiste is om te doen: het verzoek van Balak om Israel te vervloeken meteen afwijzen, dat doet hij, want, zoals de stem van De Eeuwige hem voorhoudt, het volk ‘is immers gezegend.
De engek en de ezelin
Het verhaal wordt spannend, als onder pressie van hooggeplaatsten en beloften van goud en zilver de profeet toch toestemt. en hij gaat toch op weg. God geeft zelfs toestemming aan Bil’am voor zijn tocht. De Eeuwige ontpopt zich in het verhaal als een raadselachtige tegenspeler, even ambigu als de dubieuze profeet. Ik denk dat we mogen stellen, dat God onze plannen niet tegenhoudt. Gzien vaniot de metafoor van de Altijdzijnde als ouder – wat vele religieuze joden aanspreekt – speelt het de stem van de Eeuwige de rol van ouders die hun kind van onverstandige daden niet weerhouden wetend dat het door schade en schande wijs moet worden, Overugens is niet yut te sluiten = in termen van oms moderner jargon = dat waarschuwende tekens vanuit het tanscendente tot ons kunnen komen die mits goed en integer verstaan pms op op mogelijk onheil kunnen wijzen. In het verhaal van Bilam krijgt dat in deze vorm: Halverwege blokkeert de gestalte van een dreigende engel met een getrokken zwaard de weg. De beroemde sjamaan annex profeet en ziener ziet het niet.De ezelin waarop hij rijdt ziet het gevaar wel degelijk, wijt uit in het veld om het gevaar heen en wordt als reatie door Bilam geslage Bij een volgende nauwe passage drukt zij zich tegen we wand enbeklemt daarbij Bilams voet, hem daarbij overigens voor een wisse dood behoedend, De boze Bilam slaat haar weer. Bij een derde supernauwe passage gaat zeliggen , drie signalen in oenemende kracht om om om te keren, Ondanks de stokslagen en boze klappen van zijn berijder wil zij niet verder Ervaren ezelberijders – zo hoorde ik eens in een docu over het Noordmsrokkaanse Rif gebergte – weten overigens dat een ezel heel intelligent is en een intuitie voor gevaar heeft dat de mens overstijgt. Ook kinderen en dieren hebben in zekere mate een intuitie die bij vilwassenen hoe geleerd ook is weggekwijnd. De magier die met al zijn gaven de waarschuwing niet ziet wordt door zijn ezel (of door Eeuwige via haar) terecht gewezen. Bilam zou kinnen omkeren, de voortekenen van de engel liegen er niet om. Maar hij trekt verder. Hij belooft beterschap maar daar komt niet veel van terecht,
Signalen vandaag
Echt gelachen wordt er zelden in de Tora, maar kun je aan de komische kanten van de ezelscene niet ontkomen. Maar er zit in deze scene ook een les in. Wij zien nog zelden of nooit dreigense engelen met zwaarden op ons pad van pnze euvele plannen of rampzalig– zowel in ons persoonlijk leven als in onze samenleving en haar bestuurders. Maar er zijn wel voortekenen en waarschuwimhssignalen. Vanuit wetenschappelijke kringen en wie weet vanuit de transcendentie. V oor wie daarvoor open wil staan en niet blind zoals de overigens hoogopgeleide Bilam blind door willen koersen op een Wie was Bilam? pad. Sommige moedigen verheffen hun stem.
Wie was Bilam?
Bil’am vervolgt zijn weg en de Eeuwige houdt hem niet tegen. Uiteindelijk blijkt hij in drie sessies het volk van Israel niet te vervloeken; integendeel, hij verheerlijkt en de spirituele en materiele potentien in verheven vergezichten, conform de woorden die De Eeuwige hem in de mond legt, iets waarvoor Bilam van te voren, al heeft gewaarschuwd: ‘alleen wat God mij in de mond legt kan ik spreken’. In al zijn omkoopbaarheid heeft hij dat stukje integriteit wetem te bewaren. Verwonderlijk dat hij geen reden zag om – ook na de zeselincidenten die hem tot ommekeer had kunnen bewegen – ook nu na zijn glanzende visioenen over de Israëlieten geen ommekeer deed, Wellicht zag hij zijn zegenspreiken over Israel beroepsjalve als medium uitgesproken en was het daarmee uit, Want later had jij als adviseur van Balak nog een zeer kwalijke rol.
Daarvoor moet u de volgende parasjot lezen 2 . Sjabbat sjalom!
Noten
1,Wie meer wil lezen pver deze ambigue figuur van Bilam en zijn zgeningen verwijs ik naar mijn boek REIZEN DOOR DE TORA, deel 2 en naar mijn andere commenmtaren op deze parasja op de website van Stichting Pardes.
2, Bil’am wordt in midrasjiem van de oude wijzen meestal afgeschilderd als de verpersoonlijking van alle denkbare kwade krachten; hij zou zelfs zijn zwarte kunsten geleerd hebben van verstoten engelen, die hij diep in de ingewanden van de aarde placht te bezoeken. Als een van de weinigen vertolkt Maimonides een genuanceerde visie op Bilam; hij zou wel degelijk een hoogstaand profeet zijn, maar raakt tenslotte moreel ‘aan lager wal’ . Zie o.a. Maimonides’ Guide to the Perplexed p. 242, Zie mijn overage commentaren op de ontwikkeling van Bilam.
RC juli 2024
Choekat
Bemidbar / Numeri 19:1–22:1
Ovwe dood, slangen en eerste successen
De parasja Choekat 1 bevat veel dood naar ook wendingen in de goede richting..
De rode kpe
Het begint met het ritueel van de ‘rode koe’. Voor mensen en dingen die in contact zijn gekomen met een dode dient reiniging plaats te vinden en daarvoor moet een smetteloze ‘maagdelijke’ rode koe (para adoema) – een uiterst moeilijk te vinden beest – buiten het kamp volgens een complex ritueel worden geslacht en verbrand; dan kan de as vermengd met water voor de reiniging worden gebruikt door o.a. besprenkeling. Voorbeeld van een ‘ chok ‘, een wet waarvoor geen ratio is te vinden, zelfs Sjlomo Hamelech (koning Salomo) is het niet gelukt.
Achtenswerig jaar later: Mirjam em Aharon sterven en het vol trekt verder
Op dit punt heeft de Tora 38 jaar laten verstrijken, wat uit de tekst impliciet blijkt. Een nieuwe generatie is opgestaan en de leiders van het volk zijn hoogbejaard geworden. Al die tijd hebben ze waarschijnlijk in de oase van Kadesj doorgebracht. Meteen na het voorschrift van de rode koe wordt de dood van Mirjam, Mosjee’s zuster, beschreven. Dan volgt het bekende incident bij het water van Meriva. Mosjee en Aharon bewerken voor jet dorstig volk het waterwonder, maar geven de eer ervan niet aan de Eeuwige, die hen aankondigt dat zij geen van beiden het beloofde land zullen betreden. De Israelieten breken na 38 jaar op van de oase van Kadesj en trekken verder richting Kenaän. De reis gaat verder. Voor Aharon komt de dood al spoedig. Hij bestijgt, honderdentwintig jaar oud, de berg Hor om daar te sterven. Mosjee ontdoet zijn oudere boer van zijn ambtskleren als hogepriester en bekleedt diens zoon Elazar daarmee. Voor Mosjee zal het einde drie jaar later komen.
Ontberingen en slangen
De Israëlieten trekken, zuidwaarts de woestijn in, waar droogte en andere ontberingen het volk weer treffen. We gaan wat verder in op de plaag van de slangen.. De morrende en dorstende massa heft weer een oude klacht aan: er is geen water, het voedsel (manna) is minderwaardig, waarom zijn wij uit Egypte gebracht, om hier in de woestijn te sterven? . De Tora beschrijft dat de Eeuwige dit gemor niet in dank afnam en giftige slangen (ha-nechasjiem serafiem) zond die de de mensen bijten en velen sterven. Nechama Leibowitz 2 wijst erop dat een meer correcte vertaling is: ‘De Eeuwige liet slangen los’, want er staat niet de gewone term åvoor ‘zond’ – jisjlach – maar een andere wwerkwoordvorm (Pieel) van deze wortel, namelijk ‘jesjalac ‘, wat dus veel meer de causatieve connotatie ‘loslaten’, ‘vrijlaten’ heeft. Wat maakt dat uit? Het vrijlaten betekent dat de Eeuwige eerder de slangen heeft ‘vastgehouden’, aldus Zijn volk tot dan toe beschermd hebbend tegen dit gevaar. Nu laat hij de natuurlijke loop van de natuur zijn gang gaan en duiken de slangen op…
Dan doen de Israëlieten ommekeer en smeken Mosjee om hiervan verlost te worden. De oude leider krijgt nu een curieus idee ingegeven. Hij moet een koperen slang (nechasj nechosjet) maken en deze op een standaard omhoog houden; wie het hoofd heft en ernaar kijkt zal worden genezen en aldus gebeurt. Het curieuze is dat de koperen slang een brute overtreding van het tweede van de Tien Woorden, het vereren van een afbeeldingverbod, lijkt. Een verklaring die hiermee in het reine probeert te komen is, dat de omhooggehouden slang een ritueel symbolisch middel is die de zieken het hoofd weer naar de hemel doet heffen en zo de terugkeer naar geloof en vertrouwen bevordert.
Christelijke connotaties
Even een zijsprong naar het christendom; daar heeft men vanf het allereerste begin de Tenach (min of meer het Oude Testament) – tot ongenoegen van de Joden – afgespeurd naar gebeurtenissen en beelden, die de geschiedenis en met name het lijden van Jezus en zijn rol als verlosser van zonden zou voorafschaduwen. In deze parasja zijn er twee van deze zaken, die vele christenen als zo’n voorafschaduwing zien. Zo is Jezus te zien als de ideale en perfecte Rode Koe die ons reinigt van de dood. De omhooggeheven en genezing brengende koperen slang is een voorafschaduwend beeld van de gekruisigde Jezus, die de mensen van hun slangenbeetziekte – hun zonden – verlost.
Vele Joden zullen het crucifix-beeld op dezelfde manier zien als de vrome koning Chizkijahoe (Hizkia) de koperen slang, die eeuwenlang in de tempel werd bewaard. Hij vond het maar niks, de slang was een object van bijgeloof en afgodendienst geworden. ‘Hij verwijderde de offerplaatsen, verbrijzelde de gewijde stenen, haalde de Asjerapalen omver en sloeg de koperen slang die Mosjee gemaakt had aan stukken. De Israëlieten hadden namelijk nog altijd de gewoonte voor deze slang, die de naam Koperslang (Nechoesjtan) droeg, wierook te branden'(2 Koningen 18:4).
Eerste miulitaire successen
Na de genezing via de koperen slang, omhooggehouden door Mosjee, lijkt er een ommekeer te komen in de vordering van de lange zwerftocht. In een wat chaotische tekst wordt de complexe omzwerving richting Jordaan beschreven, gedurende welke de Benee Jisrael hun eerste militaire successen behalen. Ze versloegen koning Sichon en zijn Emorieten, Og, de koning van Basjan en anderen en veroverden hun eerste gebieden aan de oostelijke kant van de Jordaan. Sjabbat sjalom!
Noten
1. In mijn boek REIZEN DOOR DE TORA, deel 2 , heb ik nog andere optieken op de parasja Choekat behandeld en eveneens elders op de website van Pardes.
2. Studies in Bamidbar, p. 260 ev
RC Bewerkt juli 2024
Sjelach lecha
Numeri/Bamidbar 13:1-15:41
Aan de grens van het geloof
Ruim twee jaar na de uittocht uit Egypte komen de Israelieten aan bij de grens van het beloofde land Kena’an. De Eeuwige gebood Mosjee verkenners uit te zenden Sjelach lecha lecha , zo begint de parasja 1 . De meeste vertalingen (NBG, NBV, HSV) gaan voorbij aan de extra nadruk van het ‘lecha’, letterlijk: (Zend) voor jezelf.
Wiens idee was de missue?
Dasberg vertaalt: ‘Stuur, als je dat wilt’. Dat is meer in overeenstemming met de uitleg van Rasji, die benadrukt, dat het hier gaat om een beslissing op menselijk niveau uit vrije wil genomen en niet om een goddelijk bevel. 2 Want strikt genomen zou die verkenning niet gehoeven hebben, als het volk standvastig had blijven geloven, dat de Eeuwige hen zou leiden overeenkomstig zijn belofte in Shemot/Exodus 3:17: Ik heb besloten om jullie uit de ellende in Egypte weg te halen en je naar een land te brengen dat overvloeit van melk en honing, het gebied van de Kanaänieten, de Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten . De Eeuwige schikt zich als het ware naar de wensen van het volk: Vele rabbijnse commentatoren zien hier in deze parshe de eerste zonde, gebrek aan geloof.
Nachmanides is het daar niet mee eens. Hij zegt: Mosjee vond het een goed idee (het uitzenden van verkenners),want de Tora wil niet, dat mensen afhankelijk zijn van wonderen., God helpt wie zich zelf helpen. Dat is meer naar mijn hart! Volgens Nachmanides komt de zonde in het verkennersverhaal pas later.
Een ontmoedigende missie
Aldus werden twaalf belangrijke stamleiders gekozen met deze taak, het land verkennen en verslag uitbrengen. Van zuid tot noord trokken zij veertig dagen rond. Bij hun terugkomst waren de verslagen van tien van de twaalf uitgezonden mannen bijzonder ontmoedigend gekleurd. Ze spraken van een fantastisch land, maar wel met reusachtige bewoners en onneembare vestingen van steden. ‘ Vergeleken bij dat volk van reuzen voelden wij ons maar nietige sprinkhanen, en veel meer zullen we in hun ogen ook niet geweest zijn .’
Zoveel mismoedigheid is besmettelijk. Het volk begon te jammeren, een nacht lang. De positie van Mosjé en Aharon wankelde. Het volk wilde terug naar Egypte, ondanks de aanmaningen van Kalev en Josjoea, van de twaalf verkenners de twee die het niet zo somber inzagen.
De Eeuwige ziet deze angstige en ontmoedigende berichten van de tien verkenners op als het zoveelste gebrek aan geloof en vertrouwen. Het gejammer van het door deze (opgeblazen) rampberichten en vat dit alles op als verzet. Mosjee weet Hem nog net af te houden van vernietiging van de Israëlieten, zoals hij dat al eerder tegenover de Eeuwige heeft gedaan bij het gouden kalf, gepleit voor het voortbestaan van zijn volk. Alleen: nog veertig jaren zal het duren, voordat het volk het land Kena’an zal binnentrekken; een hele generatie zal het beloofde land niet zien, de taak van verovering zal toevallen aan de kinderen. Beeldend schildert de Eeuwige het lot af van deze eerste generatie met eem meedogenloos verwoord vonnis (14:29): Hier in de woestijn zullen jullie lijken liggen, de lijken van allen die ingeschreven zijn, allen van twintig jaar en ouder, niemand uitgezonderd, omdat jullie je tegenover mij beklaagd hebben.
Meer begrip voor de ontwikkeling
Een milder oordeel over het gebeuren en een misschien zowel realistischer als dieper inzicht verwoordt Nechama Leibowitz in een van haar commentaren: ‘Je kan niet verwachten, dat mensen, die slaaf zijn geweest en hebben gezwoegd met bakstenen en stro en zo meer, hun vuile handen wassen en onmiddellijk daarna met reuzen gaan vechten. Het was een onderdeel van de Goddelijke wijsheid om hen in de woestijn te laten rondzwerven tot ze hadden geleerd om moedig te zijn. Want het is welbekend, dat een nomadisch bestaan onder spartaanse omstandigheden moed kweekt en het tegendeel, lafhartigheid. Bovendien groeide er nu een nieuwe generatie op, die geen vernedering en slavernij had gekend.’
Op deze manier wordt het gebeuren wat uit die sfeer van zonde en die boze straffende God, die ons niet meer aanspreekt, gelicht en teruggebracht tot proporties die in de moderne tijd een even wonderlijk verhaal opleveren dat toch zowel voor hart als verstand aanvaardbaar is. Sjabbat sjalom~!
Noten
1. In mijn boek REIZEN DOOR DE TORA, deel 2 , heb ik nog andere commentaren op de parasjaSjelach lecha behandeld en eveneens elders op de website van Pardes.
Vooor dit commentaar heb ik gebruik is gemaakt van de commentaren van Nechama Leibowitz,
2. De versie van het verhaal in Devariem 1:22 , als Mosjee terugblikt op deze gebeurtenis, bevestigt dat: het is een idee, dat de mannen uit het volk aan Mosjee hebben opdrongen.
Bewerkt juni 2024 RC
Behaälotcha
Bemidbar / Numeri 8:1-12:15
Twee bijzondere profeten
In deze parasja, waarin heel veel gebeurt 1 , focussen we op één incident.
Niet lang nadat het volk na twee jaar bij de berg Sinaj is opgebroken en de imposante karavaan van zeshonderdduizend zielen verder de woestijn is ingetrokken bereikt gemopper en gejammer de oren van Mosjee; de eentonigheid van het manna wordt de mensen te veel en met veel misbaar uiten ze hun verlangen naar vlees, vis, augurken, watermeloenen, prei en uien 2 . Dat wekt de boosheid van De Eeuwige op. Mosjee belandt in een van de grote crises in zijn leidersopdracht. Hij staat op het punt het bijltje erbij neer te gooien. De Eeuwige negeert de tot Hem gerichte luide klacht (11:11)) van de radeloze leidsman en komt met een oplossing. Mosjee moet zeventig vooraanstaande mannen (oudsten) uit het volk kiezen en voor de tabernakel verzamelen; dan zal Zijn geest neerdalen, niet alleen op Mosjee zelf, maar ook op de zeventig oudsten, zodat deze een steun voor de leider kunnen worden.
Eldad en Medad
Aldus gebeurt. Mosjee houdt een vlammende en begeesterende toespraak en ‘zodra de geest op hen (de oudsten) rustte begonnen ze te profeteren’. Dat was een eenmalig gebeuren, de profetische spirit bleef niet duren (11:25 ev). Twee mannen in het kamp, E ldad en Medad, begonnen ook te profeteren, hoewel ze niet bij de zeventig oudsten – wel het eerste Sanhedrin (religieus hooggerechtshof) genoemd – waren. Ze stonden wel op de lijst van uitverkorenen, maar waren niet naar de bijeenkomst gegaan en in het kamp gebleven. Waarom waren ze dan niet gegaan en waarom waren de twee tovh met de gave van profetie bedeeld? De midrasj legt het als volgt uit 3 : oorspronkelijk waren uit iedere stam 6 oudsten gekozen, dat maakt 72. Maar de Eeuwige had 70 verordonneerd. Eldad en Medad achtten zichzelf niet waardig en boden aan om niet mee te gaan naar deze belangrijke bijeenkomst. Ze offerden deze eer op om zo van de tweeënzeventig tot de vereiste zeventig te geraken. Vandaar dat ze alsnog voor hun nederigheid beloond werden met een profetische gave. Omdat van de oudsten wordt gezegd, dat de profetische gave ophield, maar bij Eldad en Medad daarover niet wordt gerept, nemen de verklaarders aan, dat hun gave voortduurde tot hun dood. Jehosjoea (Jozua) vond dit ‘ongeautoriseerde’ profeteren in het kamp maar niks en maande Mosjee om dit Eldad en Medad te verbieden. Maar Mosjee juichte het juist toe: hij antwoordde Jehosjoea (HSV 11:29): ‘Zet u zich voor mij in? Och, waren allen van het volk van de Eeuwige maar profeten, dat de Eeuwige Zijn Geest over hen gaf!’.
Geen monopolie bestaat op geestelijke en spirituele gaven
Samson Raphael Hirst (19 e eeuw 4 wijst op een onvermoede maar ingrijpende betekenis rond de uitspraak van Mosjee, dat Eldad en Medad evengoed recht hadden op hun gave en een voorbeeld waren voor de anderen. Daarmee legt Mosjee volgens de geleerde grondlegger van de moderne orthodoxie voor alle tijden vast, dat er geen monopolie bestaat op geestelijke en spirituele gaven, dat die niet afhangen van maatschappelijke positie of beroep en dat de laagste in rangorde evenveel recht heeft op Gods gaven als de allerhoogste in rang. ‘Met zijn uitspraak “zet u zich voor mij in?” – ha-mekanè ata li? – heeft Mosjee de scheidingsmuur doorbroken tussen de “intellectuelen” en de “lagere klassen”, tussen de geestelijkheid en het lekendom, voor altijd in Israel’, aldus Hirsch. Daar mogen we het mee doen.
Wat profeteerden Eldad en Medad ?
Het zal niet verrassen, dat de geleerden zich hebben afgevraagd: wat profeteerden die Eldad en Medad dan precies? De wijzen uit de Talmoed hadden ieder een eigen mening daarover 5 : ‘Rabbi Sjimon zei: Mosjee zal sterven en Jehosjoea zal Israel in het land brengen. Abba Chanin zei op gezag van Rabbi Eliezer: het ging om de kwartels, ze zeiden: ‘stijg op, kwartels, stijg op!’ Rabbi Nachman zei: hun profetie ging over Gog en Magog. Gog in het land van Magog is de oppervorst, die volgens het in schrille en barokke beelden geschetste visioen van de profeet Jechezkel (Ezechiël) aan het eind der tijden Israël massaal zal aanvallen en door de Eeuwige vernietigend zal worden verslagen 6 .
Hirsch typeert de onheilspellende figuur van Gog als de extreme vorm van dictatuur die de eindtijd zal kenmerken, een eenhoofdig gezag, waarin alle macht is verenigd. (xien we deze tendens naar autoritaire verrechtsende regeringen en zlefs dictaturen de laatste jaren niet verontrustend toenemen? RC) , Is deze absolute onderdrukker eenmaal verslagen, dan zal het tegenovergestelde principe van de democratie zegevieren (in het visioen van Jechezkel vertegenwoordigd in de stad Hamona , ‘menigte’ 7 . Een mooie gedachte, aldus Hirsch, dat Eldad en Medad, de bescheiden en nederige mannen die de officiële posities van macht afwezen, juist de voorspellers zouden zijn geweest van een ideale democratische verre toekomst, waar het centrum van welzijn niet zou berusten in een tent van de samenkomst (tabernakel) of in een legerkamp, niet in een absolute heerschappij à la Gog, maar bij de mensen zelf, bij de massa, de menigte, hamon.Noten
1. In mijn boek REIZEN DOOR DE TORA, deel 2 , heb ik in drie commentaren andere aspecten van de parasja Beha’alotcha behandeld.
2. In het commentaar van Nechama Leibowitz – Studies in Bamidbar, p.94 ev – wordt ingegaan op dat verlangen naar vlees, vis, augurken etc. en beschrijft ze de bijna Freudiaanse opvatting, dat het hier voedselbeelden betreft, die een verlangen van de nu door de Tora gebonden Israëlieten dekken naar de seksuele losbandigheid, die onverantwoordelijke slaven in Egypte zich konden veroorloven.
Zie ook een heel andere meer kabbalistische uitleg van Rabbi Simon Jacobson
3. Sifrei Bamidbar 95:2, Rabbeinu Bahya ad Bamidbar 11:25:2
4. Samson Raphael Hirsch, The Pentateuch, vol IV, Numbers, ad 11:29, p. 184 ev
5. Talmoed Sanhedrin 17a
6. Hoe komt Rabbi Nachman daarbij? R. Nachman haalt als ‘bewijs’ voor zijn stelling over de profetie van Eldad en Medad een passage uit de profeet Jechezkel aan (Jechezkel 38:17): “Dit zegt God, de Eeuwige: Ben jij de man (Gog) van wie ik in het verleden, vele
Naso
Bamidbar/Numeri 4:21–7:89
Sjalom
De eerste drie parsjiot in Bemidbar behandelen alle toebereidselen die moeten gebeuren om na twee jaar bivakkeren in de nabijheid van de berg Sinaj de grote trek door de woestijn naar de grenzen van het beloofde land te hervatten. Er moest veel geregeld en geordend worden: de weerbare mannen geteld, het kampement goed ingedeeld waarbij iedere stam kreeg zijn plek rond de tabernakel kreeg, de taken moesten goed georganiseerd voor de hogepriester en de levieten.
Ieder zijn taak, ieder zijn plek
Gezien het komend vertrek moest het inpakken van de tabernakel en het vervoer tijdens de reis goed geregeld zijn; ieder van de drie huizen van de levieten kreeg zijn eigen taak daarin zodat ieder wist waar hij aan toe is. De parasja Naso 1 gaat daarmee voort en voegt nog een aantal speciale bepalingen daaraan toe. Al deze bepalingen en verordeningen leggen de grondslag voor een harmonisch samenleven, waarin ieder onderdeel zijn gewaardeerde plaats heeft en afgunst wordt voorkomen, zodat er vrede ‘sjalom’ kan heersen 2. Niet voor niets staat aan het eind van deze verordeningen de priesterzegen die afsluit met de bede dat ‘de Eeuwige vrede mag geven’. Vrede ‘gaat boven alles’, zoals de Oude Wijzen zeggen 3 . De parasja Naso besluit met vele lange bladzijde met de opsomming van de offers die de leiders van de twaalf stammen brengen bij de inwijding van de tabernakel,
Als we het zo bekijken dan zien we dat eigenlijk het principe van ordening de hele Tora doordesemt. Het begint al in Genesis, waarin de schepping eigenlijk niets anders is dan ordening uit chaos. En als die voltooid is zag ‘God dat alles wat hij gemaakt had heel goed was’ (Gen 1:31). Wanneer alles goed geordend is en ieder onderdeel op zijn plaats is en in goede verhouding tot elkaar is er vrede. Als er harmonie is kan de schepping van start gaan, kan de geschiedenis van de mensen beginnen, kunnen de Israëlieten verder trekken van de Sinai naar het beloofde land. Maar telkens wanneer een rustpunt van harmonie is bereikt, wanneer er sjalom is, is de balans delicaat en er is niet veel nodig om die naar chaos te laten doorslaan. De geschiedenis van Israël die we in Tanach lezen is een voortdurende terugval van vrede naar strijd en tenslotte ballingschap.
Een delicate balans
Als er geen vrede is zijn de dingen niet goed op hun plaats, zijn er onderdelen die niet goed geordend zijn, zijn er aspecten die geen erkenning krijgen, die niet goed met elkaar in verbinding staan. Dat geldt in ons persoonlijk leven en dan komt er een crisis, een burn-out of zelfs een ziekte. Het geldt ook voor een land en dan ontstaat er onrust en komen er (al dan niet gewelddadige) protesten, waar dubieuze leiders graag gebruik van maken en polarisatie gaat in de versnelling – en als we niet opletten ligt (burger)oorlog dan op de loer. Het geldt zelfs ook voor werelddelen, waar vaak het evenwicht tussen landen en volken fragiel is. Het Europa van de eerste helft van de twintigste eeuw beleefde de heftige gruwelen van een door fascisme verstoorde balans en de met hoge prijs betaalde correctie naar een nieuw evenwicht van vrede die nu kleine tachtig jaar ondanks plaatselijke troubles heeft geduurd. Vele leden van mijn Joodse familie hebben dat niet mogen meemaken. Ik mocht nog de ontberingen meemaken in Japanse kampen maar ook het herstel en de geleidelijke opbouw van een Nederland en een Europese Unue, waar een zekere ordening is bereikt, die altijd toch weer voorlopig is en kwetsbaar. Hoe kwetsbaar is ons de afgelopen twee jaar hardhandig duidelijk gemaakt, toen het dictatoriaal geregeerde Rusland zijn al begonnen inmenging in het oosten van Oekraïne transformeerde naar een openlijke oorlog met dit land aan de rand van de Europese Unie. Merkwaardigerwijs gaat dit gepaard met een politieke verschuiving naar rechts met soms beangstigende fascistoïde jenmerken in veel Europese landen, Nederland niet uitgezonderd.
De pijlers van sjalom zijn rechtvaardigheid – het erkennen van het recht op bestaan van de ander – en compassie – het begrip voor de pijn van de ander 4 . Terecht eisen steeds meer lang onderdrukte en genegeerde groepen erkenning en gelijkwaardigheid op, die tot nu in de geschiedenis van het Westen niet is gegeven. Een herschikking van de wereldorde is onvermijdelijk en we mogen bidden dat zonder wereldoorlogachtige catastrofes en uitzinnige gewelddadige ellende gaat plaatsvinden, op weg naar een nieuw plateau van durende vrede, sjalom. Helaas zal ik dat waarschijnlijk niet meer meemaken, De tekenen wijzen er nu niet op dat dat dat dat nieuwe evenwicht van sjalom binnen afzienbare tijd gaat gebeuren.
Een gekweld gebied
Gewoonlijk is mijn commentaar geen politieke column, maar laat ik dit zeggen over het Midden-Oosten. We zien we daar de complexiteit en de pijn van het proces van ordening en onderlinge erkenning, het proces, waarin zowel de Joden als de Palestijnse Arabieren terecht een plek onder de zon van het voormalige Palestina opeisen. Hoe verdrietig is het dat burgers van Israël het slachtoffer worden van aanslagen een van raketten uit Gaza en Libanon. De agressie vanuit Gaza bereikte zijn hoogtepunt op de wrede moordpartij en gijzelaarontvoering door Chamas en consorten op 7 oktober 2023 Tegelijk riepen ze daarmee de vergeldingsoorlog over zich af door Israël dat deze levensgevaarlijkede organisaties voorgoed wil uitschakelen. Het is meer dan tragisch dat zoveel burgers van Gaza en helaas zoveel kinderen het slachtoffer worden en de prijs betalen voor de daden van een door een totalitaire islamitische ideologie gedreven groepering als Chamas.Betwijfeld mag of de Israëlische vergeldingsbombardementen en militaire acties met de beweerde maar onmogelijk waar te maken precisie werden en worden uitgevoerde-
Eens zullen de Palestijnse Arabieren z moeten accepteren dat er een natie Israël in hun midden is die recht heeft op een veilig bestaan; nu blijven ze volharden in haat en hun leiders maken gebruik van de verbittering over de loop van de gebeurtenissen in het verleden om aan de macht te komen of te blijven. De Israëli’s zullen de Palestijnse Arabieren als gelijkwaardige rechthebbenden op een waardig leven moeten erkennen en moeten ophouden met het beperken van het Arabisch levensgebied; niet langer moeten ze toegeven aan nationalistische en expansionistische aspiraties van sommige extreme groepen. Dan is er misschien kans dat er ooit sjalom op dit gekwelde gebied kan neerdalen.
Noten
1. Verschillende andere commentaren op de parasja Naso zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op de website van Pardes
2. Voor deze passages heb ik me laten inspireren door rabbijn Jonathan Sacks in zijn commentaar op Naso van 5777
3. Sifra Bechukotai, Chapter 1 8
4. Vgl het leiderschap van Israel in de woestijn: Mozes wordt geassocieerd met rechtvaardigheid, Aharon met compassie en vrede; beiden kunnen niet zonder elkaar
5. Dit commentaar is een bewerking van mijn commentaar dat op Pardes verscheen in 2021/ Het was nog zo toepasselijk, dat ik het weer heb gebruikt maar wel geactualiseerd en aangescherpt gezien de nieuwe politieke omstandigheden
RC juni 2024
Bemidbar
Bemidbar/Numeri 1:1-4:20
Een vooraagaand man
Het bijbelboek Bemidbar 1 ‘in de woestijn’ – in de latijnse benaming Numeri – begint met det gelijknamige parasja Bemidbar. Die latijnse benaming Numeri, ‘getallen’, wordt meteen duidelijk: het boek begint met het gebod een volkstelling uit te voeren. Hoe die volkstelling moet plaats vinden wordt uitgebreid beschreven. Ieder stamhoofd of vorst, bij name genoemd, moet de leden van zijn stam tellen. In de verzen van hoofdstuk 1 vier tot 7 wordt verordend: ‘En dit zijn de namen der mannen die u ter zijde zullen staan: van de stam van Reöeven Elisoer (…) van de stam van Jehoeda Nachsjon, de zoon van Aminadav.
Nachsjon ben Aminadav
We zijn de naam Nachsjon al eerder tegengekomen. Hij is de zoon van de zuster van Elisjeva, de vrouw van Aharon, broer van Mosjee (Sjem/Ex 6:27). Laten we deze figuur Nachsjon eens wat vanuit de schaduw in het licht stellen.
De massale volkstelling is een grote ordening van de volksmassa in geregistreerde groepen en tegelijk een inventarisatie van het militaire potentieel aan weerbare mannen. Nachsjon, de zoon van Aminadav, is het hoofd, prins (‘rosj‘) van de stam van Jehoeda. Hij moet de telling in zijn stam leiden. Later zal hij de eerste zijn die zijn offers voor de inwijding van de tabernakel zal aanbieden (Bem/Num 7:17). Als de stammen na een jaar gaan vertrekken vanaf de Sinaj zal hij als hoofd van de stam Jehoeda als eerste het kamp opbreken (Bem/Num 10:14) en de grote stoet van voorttrekkers aanvoeren.
Er kleeft aan de man iets van een scenario van de eerste zijn.
De Oude Wijzen signaleren, dat Nachsjon, toen hij als eerste zijn offeranden ter inwijding van de tabernakel aanbood, er zes zaken waren die toen voor het eerst plaatsvonden 2 .
1) Het was de eerste dag, dat de priesters als zodanig dienst deden. 2). Nachsjon was de eerste die in de functie van stamhoofd optrad. 3) Hij was van alle Israelieten de eerste die zijn offers naast de tabernakel bracht. 4) Het was de eerste dag van de (toenmalig) eerste maand (Niesan) van de Joodse kalender. 5) Het was precies een jaar na de uittocht uit Egypte. 6) Voortaan was het verboden een offer aan de Eeuwige te brengen op een andere plaats dan naast de tabernakel.
De mooedige stap van Nachsjon
Te verklaren, waarom aan hem zoveel primeurs toekomen, daarvoor is meer speurwerk nodig.
Om meer te weten te komen gaan we terug naar de spannende momenten, dat het gehaast uit Egypte wegtrekkend volk van Israel gevangen staat tussen het aankomende leger van de farao en de zee, between the devil and the deep blue sea. Weolgen bijna letterlijk de weergave van het gebeuren in de midrasj,3 .
‘De stammen maakten ruzie met elkaar over wie het eerst in de Rietzee zou stappen. Nachsjon maakt er eind aan en stapte resoluut het water in. Zoals de profeer Hosjea (12:1) zegt: ‘’Efraïm (is Israel) heeft mij omsingeld met leugens, het volk van Israël heeft mij ingesloten met bedrog. Maar Jehoeda heeft nog een band met God en blijft de Heilige nog trouw”. De geschriften citeren hem als het ware in de uitroep van Psalm 69:2 ‘’Red mij, God, het water staat aan mijn lippen, ik zink weg in bodemloos slijk en vind geen grond voor mijn voeten, ik ben in diep water geraakt, de stroom sleurt mij mee”. Op het moment, dat Nachsjon al in het water was gestapt was Mosjee nog verwikkeld in een lang gebed, waarop Kodesjborchoe tot hem zei: ‘’mijn geliefden zijn in de zee en jij staat hier nog voor mij!” Mosjee zei:”Meester van het universum, wat moet ik doen?” Hij zei tot hem: ‘’Spreek tot de Israëlieten, dat zij voorwaarts gaan en hef je staf en strek uit je hand over de zee en verdeel haar, etc.” Terwijl Mosjee nog om goddelijke interventie bad wachtte Nachsjon niet op het wonder, maar anticipeerde het in rotsvast vertrouwen. Daarom werd Jehoeda beloond, zodat hij de heerser werd over Israel, zoals de psalm (ps. 114:2) luidt: ‘’Toen Israël wegtrok uit Egypte, het volk van Jaäkov dat vreemdtalige land verliet, werd Jehoeda zijn heiligdom,Israël zijn koninkrijk. De zee zag en vluchtte.”’
We zien hier al een voortzetting van de uitspraak van Jaäkov op zijn sterfbed over Jehoeda als leider van het volk. (Beresjiet/Genesis 49:8). In het boek Bemidbar is Nachsjon als vertegenwoorfiger en leider van de stam van Jehoeda steeds letterlijk een ‘vooraanstaand man’. Via Nachsjon loopt de rode Assyrischewegvoering van de tien stammen zijn nakomelingen va de overgebleven stammen Jehoeda en Benjamin en gedeeltelijk Levi. Momenteel maken de Israëlische ministers ruzie over welke route te nemen in het huidige conflict. Wie is de Nachsjon die de moedige stap naar een reddende opllossing zal nemen?
Sjabbat sjalom!
noten
1. erschillende andere commentaren op de parasja Bechoekotai zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium,en op de website van Pardes
2. Daät Zekeniem (een verzameling rabbijnse uitspraken uit de dertiende eeuw) op Bemidbar/Numeri 7:17:4
3. Talmoed Sota 37a
Sjawoeot
Dinsdag 11 juni begint Sjawoeot, het Wekenfeest. We staan weer aan de voet van de Sinaj berg en luisteren naar de Tien Uitspraken. Sjema! Luister!
Wat is dat luisteren? Het heeft te maken met een zo’n plek van ruimte en stilte. De natuur om ons heen kan ons helpen, maar uiteindelijk is het een plek in onszelf, in ons binnenste, een plek buiten al onze oordelen, vooroordelen, buiten angsten voor straf en veroordeling en hoop op beloning; Een innerlijke plek, waar we luisteren.
Ik geloof dat je niet goed kan luisteren als je gemotiveerd bent door hoop op beloning of angst voor straf of door allerlei andere motieven van vermeend eigenbelang.
Echt luisteren kan toch alleen als we zijn op een inerlijke plek, waarin we vrij zijn en in onze kracht, nieuwsgierig en levend. Als we daar zijn – of het nu lernend is, in het bos, in meditatie, tijdens het bidden, of voor mijn part midden in wetenschappelijk onderzoek, of in een goed gesprek – op die plek kunnen we luisterend contact krijgen met wat werkelijk essentieel is in onszelf, kunnen we vanuit die essentie misschien verbinding krijgen met de essentie van alle essentie, kan een opening zich voordoen en ik denk aan het woord van onze rabbi van Kotsk, God woont waar men hem binnenlaat.
Chag Sjawoeot sameach!
Bechoekotai
Wajikra/Leviticus 25:1-27:34
Wie is een mens van verdienste?
De parasja Bechoekotai 1 is de laatste parasja van het boek Leviticus / Wajikra. En bevat belangrijke ethische regels,. deels een herhaling uitt Kedosjiem,, elementen voor een moreel ontwikkelde samenleving. Allerlei hier in de parasja Bechoekotai genoemde positieve effecten op het welzijn van de samenleving zal de Eeuwige teweegbrengen als die voorschriften ook worden opgevolgd, dwz ‘als jullie (Israël) wandelen in mijn wetten en voorschriften en ze houden en ze doen’. Maar ‘ als jullie niet naar mij luisteren en jullie al deze voorschriften niet doen’ dan zal de Eeuwige vele rampen op het volk afsturen. .Over die rampen en het straf en beloning-paradigma heb ik elders geschreven 2. Maar wie is nou dat ideaaltype dat zich in Tora verdiept en haar in praktijk brengt ?
Het ideaaltype in hoofdstuk 6 van Pirkee Avot
Voor die beschrijving ga ik te rade bij hoofdstuk 6 van Pirkee Avot, het traktaat later toegevoegd aan de Talmoed (in de seder Nezikin) en dat verder geen mitwot bevat maar voornamelijk korte wijsheidsuitspraken van de Oude Wijzen . Het bestond oorspronkelijk uit vijf hoofdstukken, maar later is er een zesde hoofdstuk aan toegevoegd. Waarom? Omdat Pirkee Avot werd en soms nog wordt gelezen in de zes weken tussen Pesach en Sjavoeot, een hoofdstuk per week. Voor die zesde week was er nog een hoofdstuk nodig. Dat hoofdstuk is gewijd aan de verdiensten van de studie van Tora. Rabbi Meïr geeft in Misjna 1 een bomige samenvattring die ik parafraseer 3.
Het gaat dan om iemand die zich met de Tora bezighoudt om derzelver wille, (lisjmo) niet om er mee te pronken, of er eer mee te behalen of als verdienmodel . Zo iemand zal geliefd zijn en een vriend worden genoemd., iemand die van de mensheid houdt en de Altijdzijnde blij maakt. De Tora kleedt hem in nederigheid en respect en zprgt ervoor dat hij rechtschapen, vroom, oprecht en betrouwbaar is. Hij blijft ver van de zonde en brengt hem in de richting van verdiensten. Mensen profiteren van zijn adviezen en kennis, begrip en kracht (Spreuken 8:14: Bij mij vind je beraad en overleg,ik bied inzicht, ik geef kracht).
Rabbi Meïr geeft nu een stijgende lijn aan: hem valt tooe koningschap, heerschappij ( dat mogen we wsch metaforisch opvatten) en scherpte in oordeel en kij krijgt toegang tot de geheimen van de Tora,
Maar dan komt er weer een stapje terug: het hekomt hem om nederig te zijn, lijden te verdragen en vergevingsgezind te zijn als men hem beledigt.. In de tweede misjna wordt zelfs een nederige leefstijl aan bevolen: slapen op de grond, matigheid in eten, drinken en praten over koetjes en kalfjes (vrije interpretatie).
In een latere misjna wordt Rabbi Jehoeda ha-Nasi, de groye initiator van de Misjna, als voorbeeld genoemd. Als ik om me heen kijk zie ik eigenlijk geen persoonlijkheden – ook als we halachische observantie ruim nemen of zelfs buiten het Jodendom kijken – die in de buurt komen van dit ideaal van geestelijkee en praktische wijsheid en een leven van soberheid en materiele onthechtheid en die hun leven niet door eerzucht en rijkdom laten bepalen. Niet in Israël (misschieen sommige schrijvers?) en niet in de huidige politieke wereld. Soms noemen we aan het eind van een leven een rechtschapen ieman d een ‘Menssch’ en daarvan zijn er gelukkig – hoop ik – nog heel wat. Sjabbat sjalom
Noten
- Verschillende andere commentaren op de parasja Bechoekotai zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium,en op de website van Pardes
- Deze rampenlijst (tochaha) in Bechoekotai is uitgesproken bij de berg Sinai. Een kleine veertig jaar later wordt in Deuteronomium/Devariem, in de parasja Ki Tavo, een tweede tochacha uitgesproken door Mozes/Mosjee, die twee keer zo lag is en extremer dan de eerste tochacha, die aan de Eeuwige is toegeschreven.
- Zie bijv. Pirkei Avot met commentaar van Rabbi Pinhas Kehati, vertaald door Abraham Ehrlich en Avner Tomaschoff, Eliner library, Jerusalem. Maimonides heeft voor zijn weergave van Pirkee Avot een lange inleiding geschreven, bekend als de sjemonee perakiem
RC mei 2024
Behar
Wajikra/Leviticus 25:1 – 26:3
Het Joweel-jaar als utopisch moment
In het Bijbelboek Wajikra/Leviticus, in de parsja ‘Behar’, 1 wordt voorgeschreven, dat na zes jaar bebouwing de akkers een jaar braak moeten liggen. Dezelfde rust wordt voorgeschreven voor de wijngaard. Ook zal men wat er opkomt niet inzamelen. Rijk en arm, mens en dier hebben gelijkelijk toegang tot wat er te velde staat. Het moet een sabbatsjaar zijn met volledige werkonthouding.
Na 49 jaren is het vijftigste jaar een Joweeljaar (jubeljaar); In dat jaar komt ook land, dat de afgelopen 49 jaar is verkocht weer terug bij de oorspronkelijke eigenaar en in de verkoopprijs wordt rekening gehouden met de afstand in tijd tot het komende jubeljaar.
‘Laat dan in de zevende maand op de tiende van de maand bazuingeschal weerklinken; op de Dag van de verzoening moet je de bazuin doen schallen in heel jullie land. Geef het vijftigste jaar een bijzondere wijding door in het land vrijheid af te kondigen voor al zijn bewoners, een door de bazuin ingeluid jaar, een Joweeljaar is het en moet het voor jullie zijn; ieder moet dan terugkeren naar zijn eigen grondbezit en ieder moet weer in zijn eigen familie terugkomen'(Waj/Lev. 25, 9-10) en: “want van Mij is het land, want vreemdelingen en bijwoners zijn jullie bij Mij” ( Waj/ Lev. 25,23).
Twee fundamentele boodschappen klinken voor mij in deze passages door.
De illusie van eigendom
De eerste is: niets is permanent, zeker bezit niet.
We hebben ons bezit, onze eigendommen, wellicht ook ons lichaam te leen, in beheer; onder deze passages bespeur ik een ondertoon: bezit of eigendom is een noodzakelijke illusie, een onvermijdelijk maar noodzakelijk ‘onrecht’ , dat wel eens in ‘de zoveel tijd doorgeprikt moet worden, weer moet worden rechtgezet.:Want het is alles van Mij, want vreemdelingen en bijwoners zijn jullie bij Mij’..
In het rabbijnse Jodendom is deze Joweel- regeling allengs aangepast en gemitigeerd.
In onze wereld van laat-kapitalisme en materialisme hebben we bepalingen als deze ‘uitwendige’ Joweel-regeling allang niet meer. Maar in momenten van psychologische, filosofische of religieuze bezinning kunnen we er niet onderuit: in existentiële zin moeten we uiteindelijk alles weer teruggeven. Niet alleen de akker na verloop van jaren tot het Joweel-jaar, maar na de ons toegemeten tijd ook al ons bezit, ons lichaam, ons leven. Het zal geen toeval zijn dat de “Joweel-tijd” 50 jaar is: als ik een akker koop in mijn jeugd, kan ik er een leven lang op zaaien en van oogsten, dan moet ik hem doen terugkeren naar zijn oorsprong.
Laat uw verbeelding een keertje utopisch uitwaaieren
De tweede boodschap put uit deze oude bepalingen een utopisch moment: Stel je voor, overal in het land klinkt het machtige geluid van bazuinen, overweldigend kopergeschal, overal in stad en land te horen; signaal van een fundamentele bevrijding, een periode, waarin knellende banden geslaakt worden, waar in een diep vertrouwen de gangbare gedreven arbeid wordt gestaakt en men zich overgeeft aan de gang der natuur. Wat er te velde staat is voor iedereen. Weg schuttingen, heiningen. Allerlei in een halve eeuw ontstane complicaties worden weer ontrafeld (Even niet nadenken over de andere complicaties die dit met zich ee zou brengen …). Het roept allerlei eschatologische beelden op van een wereld warin diep gewortelde ongelijkheid en lang gekoesterde haat wordt losgelaten, een wereld van diepgaande vrede, verzoening en viering. Imagine.. .
En stel, dat je het Joweel-jaar weer zou invoeren, b.v. alleen voor de landbouw, het zou wellicht een ecologische zegen zijn voor de geëxploiteerde grond. Of nog verder doorgevoerd, alle schulden kwijtgescholden, ook aan de derde wereld.
Stel, dat er een grote en edele geest over de planeet zou waaien: deze aarde is van allen; ‘want van Mij is het land, want vreemdelingen en bijwoners zijn jullie bij Mij’.
Stel je voor, , dat je ook weer zeven maal zeven maal zeven jaar – 343 – voorbij laat gaan en dat dan dan een soort ultiem jubeljaar aanbreekt dat nog verder gaat. Hoe? Fantaseer.. Dit eschatologische beeld vind je terug in de Joodse mystiek in de idee, dat na zes milennia een sjabbat-milennium aanbreekt: de messiaanse tijd 2.
Een lichte voet op de rem
Maar nu even een lichte voet op de rem: Heilsverwachtingen, bewustzijn van Nieuwe Tijden of Eindtijd, verwachting van Messiaskomsten of Christuswederkomsten zijn, als ik het zo mag zeggen, van alle tijden..
Als we ons kunnen onthouden van ideologisering en dogmatisering, kunnen we ook de zuiverheid en afgestemdheid hebben om te weten wat werkelijk de tekenen des tijds zijn. En om te weten hoe wij misschien – voor een schijnbaar nietig stukje – zelf een ‘teken des tijds’ kunnen zijn. De beroemde filosoof-bijbelgeleerde Yeshayahu Leibowitz (1903-1994) zegt: ‘de Masjieach zal komen, eens. De masjieachs die kwamen waren vals. De masjieach die komt is vals. Het kenmerk van de Masjieach is dat hij altijd komende is2.Sjabbat sjalom!
Noten
- Meer over Kedosjiem in 1. Rob Cassuto, Reizen door de Tora , deel 2, Van d
e Berg naar de Rivier, Leviticus, Numeri en Deuteronomium,(1) te horen op - Hierover de kabbalistische visie in ‘The Beginning of Wisdom 8’ (Rabbi Leif Lipkim, eind 19e eeuw)
- Hoor en zie Yeshaya Leiboritch op
Youtube https://www.youtube.com/watch?v=Zz-QMDPW5RM&t=4s
RC bewerkt 2024
Emor
Wajikra / Leviticus 21:1-24:3
Joodse pelgrimsfeesten en christelijke feesten
In de parasja Emor 1 vinden we verdere voorschriften en bepalingen over de priesters en de offergaven. Dan worden de hoogtijdagen voorgeschreven en omschreven, de sjabbat 2, Pesach, Sjawoeot, Rosj Hasjana, Jom Kipoer en Soekot. Tenslotte volgen bepalingen over de twaalf toonbroden en wordt naar aanleiding van een geval van godslastering nog eens teruggekomen op het ‘oog voor oog, tand voor tand etc.’, de lex talionis, waarover we eerder al hebben gesproken 3.
Oude oogstfeesten met een nieuwe betekenis
De tekst maakt een zeer oude indruk, want de drie pelgrimsfeesten, Pesach, Sjawoeot en Soekot worden hier vooral als oogstfeesten beschreven. De nu gebruikelijke namen worden daar niet genoemd; wel wordt het Pesachoffer genoemd. Pesach wordt gevierd ten tijde van de gerstoogst en heet het feest van het ongezuurde brood.
Sjawoeot heeft in deze parasja nog geen naam (elders in de Tora wel, het heet het oogstfeest of het feest van de eerstelingen of inderdaad het wekenfeest), het is een offerplechtigheid ten tijde van de tarweoogst .
Soekot heeft ook nog niet zijn naam, al worden de hutten als tijdelijke verblijplaats wel verordend, hutten die mogelijk afstammen van de hutten op de oogstvelden, waarin de boeren en hun knechten de nacht overbleven tijdens de late oogst. Ook was (en is) Soekot een smeekfeest voor voldoende regen.
Het is kenmerkend voor het jodendom, dat deze agriculturele feesten in de loop van de jaren ook een geschiedenis aspect kregen en tevens een spirituele betekenis. Het oude herdersfeest in de lente werd (ook) herdenking van de uittocht uit Egypte en werd het symbool van uiterlijke en innerlijke vrijheid.. Het late oogst- en regenfeest in de herfst moest gaan herinneren aan de tocht door de woestijn en verwees naar de afhankelijkheid van de mens van de natuur en het vertrouwen om het leven voort te zetten.
Op het feest van de tarweoogst, sjavoeot, het wekenfeest, dat in verband met dit schrikkrlkaat pas over ruim drie weken plaats zal vinden is ook het feest van het geven van de Tora op Sinaj, geworden
Zoals gezegd wordt het feest nog niet als zodanig genoemd op deze plaats.
In de parasja Emor wordt het meest van alle vermeldingen in de Tora in detail ingegaan op wat er op die dag precies aan offers moet worden gebracht als dank voor de nieuwe graanoogst..
Pesach en Pasen, Pinksteren en Sjavoeot
De historische banden tussen de belangrijkste loot van het Jodendom, het Christendoom. wordt nergens zo treffend geïllustreerd als door de Joodse oorsprong van de belangrijke christelijke feesten Paen (van ‘oascha’, Aramees voor Pesach) en Pinksteren. In de meeste jaren vallen ze in de christelijke gregoriaanse zonnekalender en de Joodse maankalend bij elkaar in de buurt, maar in dit Joodse schrikkeljaar met zij n extra schrikkelmaand liggen er weken tussen.
Jezus werd berecht en gekruisigs nadat hij als goede Jood op erev Pesach samen met zijn discipelen het seidermaal had gevierd. Dat dridermaal werdt door de christenen getransformeerd en geritualiseerd tot het Heili Avomdmaal. Na de kruisiging, opstanding en hemelvaart van Jezus gingen de discipelen als de nog steeds observante joden naar Jeruzalem om het pelgrimsfeest Sjavoeot te vieren, alwaar de heilige Geest op hen neerdaalde . Waarom heet dat feest Pinksteren? Pinksteren is een verbastering van ; Pentecosta’, het Griekse woord voor vijftig; en netzoals het Jodendom vijftig dagen aftelt tussen Pesach en Sjavoeot tellen (de zg omertelling) tellen de christenen vijftig dagen tussen Pasen en Pinksteren.
Klinkt Soekot nog door in het Christendom?
De eerste twee pelgrimsfeesten, Pesach en Sjavoeot, hebben hun christelijke tegenhanger gekregen in de vorm van Pasen en Pinksteren. Van Soekot is er weinig spoor te bekennen. De christelijke dankdag voor het gewas is zo toch niet echt te kenschetsen. Interessant is Thanksgiving Day, een dankfeest voor de oogst in de U.S. dat ook zijn wortels heeft in de geschiedenis, die van de Pilgrim Fathers.
Sommigen menen dat in de Evangeliën wél sporen zijn te vinden van Soekot.
Zo is er de verheerlijking op de berg, waar Petrus sprak: “tegen Jezus: ‘Heer, het is goed dat wij hier zijn. Als u wilt zal ik hier drie tenten opslaan, een voor u, een voor Mozes en een voor Elia.’” . De evangelist gebruikt voor tent het woord ‘skènè’, dat de griekse vertaling is voor ‘soeka’. De aanwezigheid van Mozes en Elia doet denken aan het gebruik van de ontvangst van spirituele gasten tijdens Soekot. Vond de verheerlijking op de berg plaats tijdens Soekot?
Een aantal bijbelgeleerden viel het op dat de intocht van Jezus in Jeruzalem, die de Goede week inluidde, sterk deed denken aan Soekot. Zo staat er (Mattheus 21):
Vanuit de menigte spreidden velen hun mantels op de weg uit, anderen braken twijgen van de bomen en spreidden die uit op de weg. De talloze mensen die voor hem uit liepen en achter hem aan kwamen, riepen luidkeels: ‘Hosanna voor de Zoon van David! Gezegend hij die komt in de naam van de Heer. Hosanna in de hemel!’
Het gaat daarbij om de palmtakken, die niet bij Pesach horen maar wel bij Soekot, en de roep ‘Hosanna’ uit psalm 118 (hosjia-na = verlos ons). De mogelijkheid is geopperd , het gebeuren van de intocht door de evangelisten in de tijd telescopisch is verkort naar het Paasgebeuren. Ook het citaat in de betreffende passage uit Zacharia doet denken aan diens Messiaanse voorzegging van het universele loofhuttenfeest, dat eindigt met: ‘Als die tijd aanbreekt, zullen er nooit meer handelaars zitten in de tempel van de Eeuwige van de hemelse machten‘. Had Jezus, toen hij de handelaren uit de tempel verjoeg tijdens wat misschien de Soekot-week was, ook deze profetie van Zacharia voor ogen?
Sjabbat sjalom!
Noten
1. Meer over Emor in Rob Cassuto, Reizen door de Tora , deel 2, Van de Berg naar de Rivier, Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op de website van Pardes
2. Vanaf 321 n. Chr. was de zondag als rustdag verplicht door een edict van keizer Constantijn de Grote, waardoor de meeste christenen alleen de zondagsheiliging handhaafden en niet meer de sabbat op zaterdag. Vermoedelijk om de scheiding tussen Jodendom en Christendom nog meer te institutionaliseren
3. In mijn commentaar op de parasja Misjpatiem
4. Meer over Siekot zie https://www.robcassuto.com/pesach.html#soek
Kedosjiem
\ Leviticus/Wajikra 19:1–20:27
Je naaste liefhebben
Dze sjabbat wordt sjabbat tekoema genoemd omdat in deze week ook de Onafhankelijkheidsdag – jom ha-atsmaoet – wordt gevierd.
In vele wereldgodsdiensten en levensbeschouwingen komt deze regel wel in een of ander vorm voor, maar het meest bekend is hij in de formulering: ‘Hebt uw naaste lief als u zelf’. Als je de vraag stelt: wie heeft de uitspraak gedaan, krijg je meestal het antwoord: Jezus. Hij heeft dat wel gezegd, maar hij citeerde – als de Joodse leraar die hij ook was – uit de Tora, uit de onderhavige parasja Kedosjiem 1 , Wajikra/Leviticus 19: 17: Gij zult niet wraakzuchtig en haatdragend zijn tegenover uw volksgenoten, maar heb uw naaste lief, ik ben de Eeuwige .
Kan je de naaste lief te hebben als jezelf?
Is dit een voorschrift om tegenover iedereen liefderijke gevoelens te hebben? Hoe kan je zo iets door een gebod afdwingen. Wat als je iemand absoluut niet mag? En wat heb je aan de liefderijke gevoelens van iemand, die je als je honger hebt geen brood geeft? De middeleeuwse commentator Nachmanides betwijfelt het menselijk vermogen aan dit zo absolute gebod op emotioneel niveau te voldoen. Er staat in het Hebreeuws trouwens ‘Ahawta le-reacha k’mocha’, letterlijk vertaald: ‘Heb naar de naaste toe lief’; die naaste staat niet in de vierde naamval – maar in de derde naamval. Dat brengt het liefhebben in de sfeer van het streven en niet zozeer als een te volbrengen resultaat. Het gaat niet om de naaste als persoonlijkheid, maar om zijn welzijn. Dan wordt het voorschrift de ander lief te hebben als jezelf wel vatbaar voor een actieve uitvoering, Het gaat om het welzijn van de ander te bevorderen, ook al mag je hem of haar misschien niet. Het gaat dan niet alleen om die edele trits van uit het verhaal van de barmhartige Samaritaan, de giften van voedsel, kleding en onderdak (Lukas 10:25–37) – Giften van voedsel, kleding en onderdak zijn belangrijk, maar ook (schijnbaar) minder spectaculaire, kleinere en alledaagse daden van hulp en hoffelijkheid.
En de vijanden?
Zelfs als het een vijand betreft. Zie bijv Sjemot/Exodus 23:5: ‘Wanneer gij de ezel van uw vijand onder zijn last ziet bezwijken, zult gij dit niet onverschillig aan hem overlaten. Gij zult hem zeker helpen met afladen‘. Moeten we hier een algemene regel uit destilleren, zoals Jezus zegt ( ‘Hebt uw vijanden lief’). Ik zou zeggen van niet. We mogen zelfs opgelucht zijn wanneer we aan de vijanden die het op onze ondergang gemunt hebben ontkomen zijn en zelfs een loflied aanheffen ( lees het lied van Mozes, sjier ha-ham, Sjemot 15). Maar hoe moeilijk ook, over hun leed en ondergang moeten we ons niet verheugen: de Eeuwige berispte de Engelen die zongen toen de Egyptenaren verdronken in de Rietzee; ‘want ook zij zijn Mijn schepselen (Talmud Megilla 10b, Sanhedrin 39b). Dat geldt ook in deze dagen evenzeer.
Djabbat sjalom!
Noot
- Meer over Kedosjiem in 1. Rob Cassuto, Reizen door de Tora , deel 2, Van de Berg naar de Rivier, Leviticus, Numeri en Deuteronomium,
Dit is een bewerking van een commentaar dat ook in het NIW van deze week is verschenenRC mei 2024
Haftara Sjabbat Tekoema 11 mei 3034
Inleidende woorden
Een van de stokpaarden van de Joodse filosoof Hanna Arent was , dat kenmerkend voor het leven niet de dood is, maar juist dat er steeds een nieuw begin is. Zij noemde dat het beginsel van de nataliteit. Als er één volk is dat steeds een nieuw begin heeft gemaakt, dan is dat het Joodse volk wel. Vele exodussen leidden tot een nieuwe start. Een grootse nieuwe start was de stichting van de staat Israël in 1948. In deze week wordt de Onafhankelijkheidsdag (Jom ha-atsmaoet) gevierd. Niet voor niets lezen we over de profeet Zecharja, die na de terugkeer uit de Babylonische ballingschap een verwoest Jeroesjalajiem aantrof en de teruggekeerde burgers moed insprak om een nieuw begin te maken en met de herbouw van de tempel door te gaan. Hij schilderde in hoofdstuk 8 een idyllisch beeld van de toekomstige stad (lees: Israël), waar, ik citeer: “opnieuw er op de pleinen van Jeruzalem oude mannen en vrouwen zullen zitten, elk met een stok in de hand vanwege hun hoge leeftijd, en de straten zullen krioelen van de spelende jongens en meisjes”. Maar hij zegt ook: “Hier moeten jullie je aan houden: “Spreek de waarheid tegen elkaar, bewaar de vrede door eerlijk en rechtvaardig recht te spreken in de poort; wees er niet op uit om een ander kwaad te doen en laat je niet verleiden tot meineed, want daar heb Ik een afkeer van – spreekt de
Allerhoogste”.
Ook uit Nechemja wordt vaak gelezen. Hij kreeg de volmacht om de muren rondom het weerloze Jeroesjalajiem te herbouwen en ging tot spot en hoon van de achtergeblevenen voortvarend aan de slag. Dat Israël muren nodig heeft, metaforisch, militair en bondgenootschappelijke, is nog steeds van levensbelang. Het lijkt er mij op dat in deze dreigende tijd er een belangrijke omslag aan het plaatsvinden is en mijn vurige hoop is dat dat niet tegen Israel zal uitpakken maar uiteindelijk zich in het buiitenland en het binnenland ten goede zal kere, Ik bid dat de diep insnijdende crisi rond Gaza een met al zijn pijn aan beide kanten fase moge inluiden van alweer: een nieuw begin. Psalmen overstijgen de verwarring, de chaos en onoverzichtelijke complexiteit van het moment en daarom heb ik gekozen voor de twee psalmen 122 en 125
Psalm 122
1Een pelgrimslied van David.
Verheugd was ik toen men mij zei:
‘Wij gaan naar het huis van de ALLERHOOGSTE.’
2En nu staan onze voeten
binnen je poorten, Jeruzalem.
3Jeruzalem, als een stad gebouwd,
hecht en dicht opeen.
4Daar trekken de stammen naartoe,
de stammen van de ALLERHOOGSTE,
om Israëls plicht te vervullen,
te prijzen de naam van de ALLERHOOGSTE.
5Daar zetelt het gerecht,
daar troont het huis van David.
6Vraag om vrede voor Jeruzalem:
‘Dat rust hebben wie van je houden,
7dat vrede Allerhoogstest binnen je muren
en rust in je vesting.’
8Om mijn verwanten en vrienden
zeg ik: ‘Vrede zij in jou.’
9Om het huis van de ALLERHOOGSTE, onze God,
wens ik je al het goede.
Psalm 125
1Een pelgrimslied.
Wie op de ALLERHOOGSTE vertrouwt is als de Sionsberg,
die onwankelbaar vast staat voor eeuwig.
2Zoals de bergen Jeruzalem omringen,
zo omringt de ALLERHOOGSTE zijn volk
van nu tot in eeuwigheid.
3De scepter van het kwaad zal niet rusten
op het land van de rechtvaardigen
en de rechtvaardigen zullen het onrecht
de hand niet reiken.
4Wees goed voor wie goed is, ALLERHOOGSTE,
voor de oprechte van hart.
5Maar wie een dwaalweg gaat –
ALLERHOOGSTE, verdrijf hem en allen die onrecht doen.
Vrede over Israël!
RC mei 2024
Acharee Mot
Wajikra/Leviticus 6:1 -18:30
Bokken en homo’s
De twee bokken
We focussen dus op Acharee Mot (‘na de dood’ nl van de twee zonen van Aharon verhaald in dejw oarasha Sjemini). In hoofdstuk zestien lezen we over het verzoeningsritueel door de hogepriester op Jom Kipoer (minutieus verder uitgewekt in het Talmoedtractaat Joma). Het hoogtepunt was de opstelling van twee identieke offerbokken voor de tabernakel. Het lot bepaalde welke van de twee ‘voor de Eeuwige’ zou zijn en welke ‘voor Azazel’. De eerste moest om verzoening te bewerkstelligen ter plaatse geofferd worden, de bok ‘voor Azazel’ moest door de hogepriester beladen met de zonden van het volk ver weg de wildernis in worden ingejaagd, de spreekwoordelijke zondebok. Wie of wat was Azazel? Niemand weet het precies. Een rots in het gebergte rond Jeroesjalajiem? Een overblijfsel van een oud demonengeloof? De oorsprong van ongerechtigheid waarnaar de zonden retour worden gezonden? De vraag rijst hoe we wij het oorspronkelijk van magie doortrokken verzoeningsritueel met de twee bokken nog betekenis kunnen geven, als we beseffen, dat we de tekortkomingen van de mens niet op een bok of op enig ander schepsel kunnen afwentelen (Maimonides, Regels van Boete en Berouw). Dan wordt het bokkenritueel een allegorie, die de keuzen waarvoor wij als vrije mensen ieder moment staan dramatiseert. De ‘bok voor de Eeuwige’ staat voor de uitdaging om onze aandriften en passies in de hand te houden in dienst van een moreel ideaal; de ‘bok voor Azazel’ staat voor de verleiding om toe te geven aan de drang tot onmiddellijke bevrediging van materiele wensen, – waartoe in de welvarende delen van de wereld geraffineerde verleidingskunsten zijn gespecialiseerd niet in het minst door een scala aan sociale media – en de neiging ons – veelal gevoed door onvolledige of onjuiste informatie – te laten meeslepen door snelle (voor)oordelen en emotionele impulsen, waardoor we steeds meer terecht komen in een amorele wildernis.
Homoseksualiyeit
Hoofdstuk 18 somt een specifiek aantal aandriften en passies op, die we in de hand moeten houden: bepaalde seksuele handelingen, zoals incest, die in onze huidige samenleving nog steeds taboe zijn. Maar soms is er sprake van een fundamentele verandering van inzicht. In 18:22 vinden we de beruchte bepaling: ‘Jullie mogen niet slapen met een man, zoals jullie met een vrouw slapen, dat is een gruwel’. Letterlijk vertaald komt het neer op: lig niet met een man zoals met een vrouw, dat is een gruwel. Over vrouwen die samen liggen wordt overigens niet gesproken, is lesbische liefde geen probleem? . Algemeen is vers 18:22 opgevat als een verbod van (praktisering van) homoseksuele relaties. Tegenwoordig is homoseksualiteit op een breed front (althans in het Westen in meer liberale kringen) geaccepteerd. Fundamentele humanitaire Joodse waarden impliceren dat homoseksuelen het recht hebben op expressie van hun verlangens op gelijkwaardige wijze als heteroseksuelen. Niet alle groepen in de samenleving zijn in dit inzicht meegegaan, wat veel leed heeft veroorzaakt en vaak nog veroorzaakt. Daar waar homoseksualiteit wel volledig geaccepteerd is is een vorm van religieus Joods homohuwelijk mogelijk gemaakt, een briet ahawa, een ‘verbond van liefde’, een term geïnspireerd op die ontroerende en intrigerende liefde van Jonatan, de zoon van koning Sjaoel, voor David, 1 Samuel 18:3: ‘Jonatan sloot een verbond met David, omdat hij hem liefhad als zichzelf’.
Sjabbat sjalom!
RC Bewerkt april 2024
uit de Haggada: Magied,
zie Brede Haggada 8 e.v.
Allegorieen over het levenspad
Het bevrijdingsproces kan starten als we ons bewust worden in hoeverre we slaaf zijn geworden.
Daarom moeten we steeds het verhaal van de Uittocht uit Egypte, de Jetziat Mitsrajim, aan elkaar vertellen. Het is een geschiedenisverhaal, maar we kunnen het daarnaast vertellen als een allegorie van onze weg door het leven. Zoals het in de Haggada staat is het een citaat uit Deuteronomium 26 (woorden die de aanbieder van de eerstelingen van de oogst uitspreekt tegenover de priester), aangevuld met aanhalingen uit voornamelijk Exodus. We bieden twee allegorische interpretaties aan (bijlage) lees ze door en overdenk het volgende, ik ben benieuwd naar jullie reacties
>> Spreken deze allegorieën je aan en zo ja welke het van de twee meest
>> of kunnen ze naast elkaar bestaan
>> Herken je fasen in je leven die in de allegorieën voorkomen?
Mijn vader was een zwervende Arameeër. Hij trok naar Egypte en woonde daar als vreemdeling met een handvol mensen, maar ze groeiden uit tot een zeer groot en machtig volk.
Het verhaal begint met het planten van een kiem voor de geboorte van een volk, het volk Israel, dat zoekend naar overleving van hongersnood landt in de echte politieke maatschappelijke wereld van het Midden-Oosten van toen, in Egypte. De 70 mensen rond Jacob groeien uit tot een een volk, een politiek belangrijke minderheid in dat land. Het volk groeit aanvankelijk voorspoedig uit.
Mogelijke spirituele interpretaties
Beide interpretaies Je zou het neerstrijken in Gosen kunnen zien als de allegorie van de kiem van een geboorte. Niet alleen letterlijk van een volk. Maar ook allegorisch als de geboorte van onze ziel, die als een vonk neerdaalt in de moederschoot (het vruchtbare land van Gosjen, midden in Egypte (Gen 47:27) Onze essentie incarneert in de materiële wereld. Aanvankelijk is de ziel nog onbesmet en schoon.
(Ezechiël vergelijkt in zijn profetie Jeruzalem en daarmee het Joodse volk als een baby, een meisje, waarover God zich ontfermt en dat opgroeit tot een mooie vrouw, aanvankelijk nog helemaal naakt).
Maar de Egyptenaren begonnen ons slecht te behandelen.
1. Eerste allegorische interpretatie. We kunnen de periode van 400 jaar in Egypte zien als een zwangerschapsperiode, die voor de moeder steeds letterlijk en figuurlijke zwaarder wordt en tensloptte moet leiden tot de uitdrijving van het kind, Mozes is als het ware de wijze vroedvrouwvan het proces, dat culmineert in de doortocht door de Rietzee.
2. Tweede allegorische interpretatie. Na een aanvankelijk voorspoedig uitgroeien en opgroeien van kind tot jong mens dringt de materiele wereld zich met zijn eisen, druk, ontberingen en verleidingen steeds onvermijdelijker op. Steeds meer wordt het volk Israël – en allegorisch gezien onze essentie, onze ziel – in een nauwer fysiek en psychisch keurslijf gedwongen. Opvoeding, indoctrinatie en andere ingrijpende lotgevallen, die ons overkomen doen ons steeds meer accommoderen aan het systeem, tot in die mate dat we ons bijna geheel geïdentificeerd hebben met dat omringende en onderdrukkende systeem; het systeem hebben we zelfs binnen onszelf hebben gehaald, het heeft ons bezet. Het is een onvermijdelijke fase van de weg van de ziel door de wereld van de noodzaak, het lot, de macht, het geld, de seksuele afleidingen, (de afgoden in het bijbelverhaal). Symptomen daarvan zijn de verslavingen waar we geweten of ongeweten aan zijn onderworpen. Zaken waar je fysiek of emotioneel aan verslaafd bent: voedsel, seks, geld, je auto, huis, de overspannen eisen aan jezelf e.d.,
>>maak daar eens een lijst van, raadde rabbijn Marianne van Praag ons aan in haar overdenking van een paar jaar geleden/. En verbrand het samen met de gevonden chameets, als symbool.
Toen klaagden we de Eeuwige, de God van onze voorouders, onze nood.
1. Eerste allegorische interpretatie. De benauwenis in de baarmoeder is te groot geworden, weeën zijn de signalen, het kind wil geboren worden en de moeder moet het laten gaan.
2. Tweede allegorische interpretatie. Helemaal vergeten en ontkennen van de ziel is ook onmogelijk. Uiteindelijk is daar, op die plek, de kern van ons levensbeginsel. Het kan er dan toe komen, dat – vaak ondershuids – de benauwenis ondraaglijk wordt, de pijn doorbreekt – ‘de kinderen van Israël schreeuwden het uit en hun hulpgeroep steeg op tot G-d’ (Ex. 2-23). Na lange tijd was dit wellicht het eerste werkelijke vraag om hulp van de grotendeels aan de Egyptische afgoden gewend geraakte en geassimileerde Israëlieten/ vraag om hulp van aan het ons omringende en geïnternaliseerde systeem gewend geraakte persoonlijkheid.
We worden genoodzaakt onder ogen te zien, dat we gevangen zitten in en dat we een uitweg willen zoeken.
En de Eeuwige bevrijdde ons uit Egypte.
Die hulp komt in de vorm van Mozes. Hij realiseert zich dat hij niet thuis hoort bij de onderdrukker en zijn staf, maar bij de onderdrukten, en hij besluit te kiezen voor de bevrijding en de verlossing. In de Haggada wordt hij niet genoemd, om alle eer aan de Eeuwige te schenken, die Mozes als zijn spreekbuis heeft gekozen.
1. Eerste allegorische interpretatie. Mozes is de (vanwege God geinspireerde) levenswil, die de obstakels overwint en als ‘vroedvrouw’ het kin de wereld in leidt en die zich later ontpopt als innerlijke leiding. De 40-jarige tocht door de woestijn is de opvoeding van het kind tot volwassene, de puberteit. De opvieders zijn Mozes, Aharon en Mirjam, uit naam van de Ene, resp onzw innerlijke leiding die ons bijbrengt hoe we met onze vrijheid om moeten gaan en hoe we moeten leven (de voorschriften van Sinaj). Aanvankeijk hebben we nog wel bescherming, worden we gevoed (manna) en gekleed (volgens de midrasj). Met veel protest en weerstand worden we toch meer mans en vrouws en uiteindelijk zijn we rijp om het oudelijk huis te verlaten en betreden we het beloofde land – de volwassen wereld van samenleving en de politieke arena – door de Jordaan over te steken.
De stem van Mozes – zijn leer en innerlijke leiding- blijft in ons binnenste neschikbaar om naar te luisteren.
2. Tweede allegorische interpretatie. Mozes is de innerlijke gids, die als innerlijke leiding zich in ons openbaart en diep in ons weet en wil wat het beste is voor de ontvouwing van onze onderdrukte essentie. Als we open staan voor die stem – vaak hoor je hem nauwelijks, je moet je afstemmen om er contact mee te krijgen – dan krijg je idee over de weg die te gaan is.
Maar als onder leiding van Mozes de strijd begint is die nog niet meteen beslist. Nog tien plagen zijn nodig om de Farao op de knieën te brengen. Het echte gevecht is net begonnen. Farao, of allegorisch gezien het systeem, dat zich grotendeels laat vertegenwoordigen binnen ons door wat je het ego kan noemen, dat ego is hardnekkig. Het vindt zich onmisbaar. Het kan weliswaar niet zonder de vitaliteit en de essentie van de ziel, maar het wil wel absoluut de baas blijven. Er zijn op het levens[ad van de (jongere) mens misschien wel meerdere crises ( psychische dieptepunten, tegenslagen, soms zelfs verliezen, ziekten, kortom: de plagen, in het hebreeuws de ‘makot’) nodig om het ego (‘Farao’) te brengen tot erkenning, dat niet hij maar G-d is te dienen. Dan pas komt Farao ofwel het ego ertoe om ons diepste verlangen vrij te laten, het verlangen om op weg te gaan naar wie we in wezen zijn. Dan ligt de leegte van de woestijn open. De problemen zijn nog niet voorbij, maar het zijn onze eigen authentieke problemen. De zekerheid van het systeem we niet meer en iedere dag moeten we opnieuw vertrouwen schenken.
Pesach sameach we-kasjer! RC 2024
Sjemini
Wajikra 9:1 – 12:1
Fanatisme en sorry zeggen
Nadat Mozes zeven dagen lang Aharon en zijn vier zonen heeft voorbereid op hun priestertaak en geïnstrueerd heeft over de te brengen offers breekt de achtste dag aan – jom ha-sjemini – , de grote dag, dat de vijf mannen ter inwijding van de tabernakel de eerste offers gaan brengen. Nadat alles gereed is gemaakt en de menigte verzamelde Israëlieten in spanning afwacht daalt de presentie van de Eeuwige neer en een bliksemvuur verteert het brandoffer. Dit overweldigende gebeuren brengt het volk tot gejuich en het valt neer in heilig ontzag. Het is in deze sfeer, dat we zien hoe de twee oudste zonen van Aharon, Nadav en Avihoe, aangeraakt door grote geestdrift, impulsief ieder een vuurpan pakken en er wierook opleggen, daarmee het zorgvuldig uitgelegd ritueel doorbrekend. Dat betaalden ze met hun leven, een tweede vuur schiet neer en verteert de twee priesters.
Waaraan hebben Nadav en Avihoe dit verdiend?
De rampzalige dood van deze twee zonen van Aharon heeft menige lezer voor vragen gesteld. Wat heeft de Eeuwige aan hun zo toegewijd gebracht reukoffer niet behaagd? Wat hebben ze verkeerd gedaan? De moeilijkheid om een bevredigend antwoord te vinden wordt geïllustreerd door de menigte aan uiteenlopende oplossingen, die zijn aangedragen. Een overzicht daarvan is te vinden in een ander commentaar van mij 1 ..
Een over brede linies gedeelde slotsom is wel, dat Nadav en Avihoe – overigens zeer gerespecteerde en vooraanstaande mannen – zich door een overstromende bezieling en blind enthousiasme geleid hebben gestort in een hyperindividuele daad, die het zorgvuldig opgezette systeem om heiligheid te benaderen, fataal heeft doorbroken. Nadav en Avihoe zijn als het ware opgebrand aan hun fanatieke vroomheid en – zoals sommige kabbalisten opperen 2 – zijn, net zoals in de Griekse mythe van Icarus te dicht bij de zon vloog, te dicht bij de Eeuwige genaderd.
Misschien moeten in deze trant de woorden van Mozes begrepen worden, die hij na dit drama als bedoeling van de Eeuwige aan Aharon verklaarde: ‘In hen die tot Mij naderen, zal Ik geheiligd? worden’ (Wajikra/Leviticus 10:3).
Archetypen van fanatiekelingen
De twee zonen kunnen ook staan als archetypen voor fanatieke leidslieden, die in hun onvoorspelbaarheid en onberekenbaarheid tot impulsieve daden kunnen komen met soms zegenrijke, maar meestal fatale gevolgen, als ego-motieven voorop gaan staan. Volgens de kabbalisten zijn de zielen van de onstuimige Nadav en Avihoe overgegaan op Pinchas en dan weer naar de profeet Elija 3 . Als we rondkijken in onze wereld is het niet moeilijk politici, staatslieden, partijleiders en presidenten te ontdekken, die aan deze archetypen beantwoorden en die met vuur spelen.
Een zwijgende Aharon
Laten we nog even kijken naar wat er volgt op de tragische dood van deze twee zonen van Aharon.
Als Mozes in de woorden van pasoek 10:3 aan zijn broer heeft overgebracht, wat kennelijk de onderliggende grond van het drama is, geeft de beproefde vader geen antwoord. ‘En Aharon zweeg’.
Waren de woorden van Mozes een schrale troost of zweeg Aharon uit onbegrip, of juist uit begrip en respect. In ieder geval rekent de midrasj hem zijn zwijgen als verdienste en dicht hem een beloning toe En inderdaad zien we in de pesoekiem 8 tot en met 11 van hoofdstuk 10, dat de eer aan Aharon toevalt, dat de Eeuwige het alleen tegen hem heeft en niet tegen Mozes, zoals in vrijwel alle andere gevallen. Het gaat in dit geval om het aan de hogepriester meegedeelde verbod aan de priesters om wijn of sterke drank te drinken tijdens hun dienst, opdat zij het onderscheid tussen gewijd en ongewijd en rein en onrein kunnen maken. 4 . Priesters moesten zich verre houden van de dood en daarom werden de lijken van Nadav en Avihoe niet door hun broers, maar door verre verwanten weggehaald en buiten het kamp gebracht. Aharon en de twee jongere zonen Itamar en Elazar mochten ook geen rouw betonen, nu zij de zalvingsolie nog op zich hadden (de overige Israëlieten mochten wel rouwen). De ruw onderbroken inwijdingsplechtigheden moesten gewoon doorgaan. Die bestonden vooral uit het consumeren door de priesters van de gepleegde offers.
Mozes vergist zich en zegt sorry
Aan het slot van de ceremonie vindt nog een merkwaardig incident plaats. Mozes controleert of de consumptie van de offers door de priesters ook volgens de regels heeft plaats gevonden en constateert, dat het zondebokoffer niet is gegeten maar verbrand. Dat had naar de mening van de leider niet gemogen en hij vaart uit tegen Elazar en Itamar. Maar nu neemt Aharon het voor hen op en ditmaal zwijgt hij niet stil. Het komt erop neer – als ik de onduidelijke tekst en de complexe rabbijnse uitleggingen goed begrijp 5 -, dat in dit geval verbranding het juiste was, omdat het hier ging om priesters die net een bloedverwant hadden verloren.
Maar daar gaat het mij nu niet om; de rituele precisie, die het boek Wajikra (en de latere halacha) doordesemt heeft zijn relevantie in de moderne wereld verloren. Mij gaat het om de reactie van Mozes: hij geeft Aharon gelijk (10:20). Rasji expliceert: de leidsman ‘gaf zijn vergissing toe en schaamde zich daar niet voor. In plaats van te zeggen “ dat heeft de Eeuwige niet gezegd”, zei hij “Hij heeft het gezegd, maar ik heb het vergeten”’ (daarmee ook Aharons uitleg legitimerend). Populair gezegd: sorry broer, ik heb ongelijk, nu heb jij gelijk. Als Mozes een vergissing toegeeft zonder zich te schamen, hoeveel te meer moet schaamte of trots ons niet weerhouden om een vergissing ruiterlijk erkennen…( kal we-chomer )
En op maatschappelijk en politiek niveau, hoe vaak zien we dat: een bewindsman of president uit vrije wil zijn imago niet laat prevaleren, een vergissing toegeeft en sorry zegt? Sjabbat sjalom!
Noten
1. Rob Cassuto, Reizen door de Tora , deel 2, Van de Berg naar de Rivier, Leviticus, Numeri en Deuteronomium, p. 44 ev
2. Shney Luchot HaBrit, Shmini, Torah Ohr, op Sefaria org
3. Meer hierover in mijn commentaar op de parasja Pinchas, in Reizen door de Tora op cit., p. 132 ev
en in mijn essay Elia in de grot
4. Rasji ad loc
5. Zie Talmoed Zevachiem 101a en b
RC herz 2924
Tsav
Wajikra / Leviticus 6: 1-8:36
Over dankbaarheid
Evenals de voorgaande parasja Wajikra bevat de parasja Tsav 1 (Draag op …) regels over het offeren, deels een herhaling van de vorige parasja, en beschrijft hoe Mozes zijn broeder Aharon en diens zonen tot priester wijdde. De offers die worden behandeld, maar nu als instructie aan de priesters persoonlijk met aanvullende details, zijn: het opgaande (brand) offer (ola), het meeloffer (mincha), het vrede-offer (zewach sjelamiem), het zonde-offer (chatat) en het schuldoffer (asjam). Deze voorschriften zijn nu niet meer van toepassing, maar de achterliggende intenties kunnen ons nog steeds iets zeggen.
Het sjelamienoffer
Laat ik eens het sjelamiem offer (sjelamiem verwant met sjalom, vrede, en sjalem, heel) nader bekijken, het vrijwillig te brengen offer, dat wil getuigen van erkentelijkheid en dat door iedereen mag worden geïnitieerd. In deze parasja wordt een bijzondere vorm van het sjelamiem offer geïntroduceerd, het dankoffer, het korban toda , te brengen als dank voor het ontkomen aan gevaar of ontbering. Het betreffende dieroffer wordt in dit geval nog aangevuld met veertig broden, gedesemd en ongedesemd, en mag dan met familie en vrienden worden verorberd als feestelijke maaltijd. De Talmoedrabbijnen meenden, dat in een aantal situaties dankbetuiging toch wel verplicht was; ze vonden aanwijzingen in psalm 107, waarin de Eeuwige wordt geprezen voor de uitredding uit een aantal poëtisch omschreven benarde en gevaarlijke situaties; speciale dank is verschuldigd na veilige terugkomst van een zeereis, na veilige terugkomst van een woestijntocht, na herstel van een ernstige ziekte en na het vrij komen uit een gevangenis (Talmoed Berachot 54b, Rasji ad Wajikra/Sjemot 7:12).
Gomel bemsjen en dankgebeden
Het dankoffer is weliswaar vervallen, maar het ritueel danken na het ontkomen aan groot gevaar (bijvoorbeeld na genezing van een ernstige ziekte) is nog steeds gebruikelijk. Dat gebeurt in de vorm van het gomel-benshen, de birkat ha gomèl , die wordt uitgesproken tijdens de dienst. De opgeroepene zegt: ‘ Gezegend bent U, Hashem, onze God, Koning van tijd en ruimte, die de mens Zijn goedheid laat ervaren en die nu mij heeft bijgestaan in deze tijd .’ Daarna antwoordt de gemeente: ‘ Moge Hij die jou nu heeft bijgestaan jou ook in de toekomst Zijn goedheid laten ervaren, sela'( sela is een soort amen
Dankbaarheid (hakarat tova) is één van de rode draden van het Joods gedachtegoed. In de dagelijkse gebeden zien we dat terug. Het allereerste gebed na het ontwaken is een dankgebed voor het terugkomen van de levende ziel in het lichaam, Modeh ani lefanècha etc. : ‘ Ik dank U, levende en bestaande Koning, dat U mij mijn ziel heeft teruggegeven met ontferming, groot is Uw trouw ‘ . In het dagelijks gebed, het zogenoemde Amida gebed, is de voorlaatste bede geheel gewijd aan dankbaarheid 2. Ook het danken na de maaltijd, het zogenaamde benshen middels het zingen van de speciale zegeningen ( birkat ha-mazon ), wil tot het besef van dankbaarheid oproepen.
Het cultiveren van dankbaarheid
Maar het gaat natuurlijk niet (alleen) om het uitspreken van deze formules op zich. Ze helpen om, mits uitgesproken met besef (kavana), een levenshouding van dankbaarheid te wekken en te cultiveren. Het besef van het voorrecht om aan het leven te mogen deelnemen – ondanks het lijden dat er existentieel in is meegegeven – is wanneer het eenmaal tot bewustzijn is gebracht een bron van dankbaarheid. En dankbaarheid als levenshouding is een uitstekend antidotum tegen depressie.
Maar als een spier die we vergeten te gebruiken is de mogelijkheid van dankbaarheid vaak weggekwijnd en vergeten. Het valt veel van ons – ook mij – vaak niet mee om dankbaar te zijn.In het Joods gedachtegoed kan dankbaarheid benoemd worden als een eigenschap, die je tot ontwikkeling kan brengen en kan oefenen. ‘Count your blessings’, zou deze wijze meester tegenwoordig zeggen. Hij wordt graag geciteerd in de Moessarbeweging, die een filosofie en een scholing biedt voor ontplooiing van onze zielskwaliteiten ten goede. Als je de vraag zou stellen, of je een reden moet hebben om te danken, zou de Moessar antwoorden: Danken kan ook een oefening zijn, door steeds te danken wek je dankbaarheid op en zie je redenen die je vroeger niet zag oplichten. Go through the motions to reach the essence, leerde ik vroeger in een meer therapeutische setting. De Moessar is hier heel concreet in. De oefening kan zijn : ieder dag drie redenen opschrijven om dankbaar te zijn; ‘s-ochtends en voor en na het eten de betreffende zegenspreuken (berachot) te zeggen 3 .
Noten
1. Verschillende andere commentaren op de parasja Tsav zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op de website van Pardes
2. Zie bijv. de 18 e beracha, in de liberale versie in LJG-gebedenboek Tov Lehodot, blz. 146/147, 290/291
3. Moessar is het hebreeuwse woord voor moraal, ethiek. Meer in het bijzonder is het een in de 19e eeuw opgekomen en in de moderne tijd herlevende stroming die oproept tot een moreel reveil en en tevens een zeer praktische weg om je innerlijke houdingen of karaktertrekken (‘middot‘) onder de loupe te nemen en te verbeteren.
Zie de Nederlandse vertaling verschenen van het boek van één van de vernieuwers van de Moessar, Alan Morinis, Everyday Holiness, The Jewish Spiritual Path of Mussar , Trumpeter, Boston London, 2007: Het Heilige in het Alledaagse, Het Joodse spirituele pad van Mussar , Mastix Press, 2014. Zie hoofdstuk 9 over dankbaarheid. Een korte kennismaking met Moessar biedt mijn artikel
hierover, MOESSAR, een korte beschrijving van een joods spiritueel pad
RC herzien 2024
Wajikra
Wajikra/Leviticus 1:1-5:26
Woorden en offers
Met de parasja Wajikra 1 betreden we het derde boek van de Tora. Dat boek noemen we naar de eerste woorden van dat boek Wajikra – (Hij) riep – , zoals ook de eerste parasja dus Wajikra heet. Het boek is zo op het eerste oog heel wat minder sensationeel voor de moderne lezer dan de eerste twee boeken Beresjiet/Genesis en Sjemot/Exodus. Het handelt vooral over de offers, de priesters en de tabernakel/tempeldienst en bevat allerlei voorschriften over het bewaren en herstellen van rituele reinheid; in het Latijn is het dan ook van oudsher Leviticus genoemd naar de tempeldienaars, de Levieten. Bijbelwetenschappers schrijven de tekst toe aan priester-redacteuren, afgekort tot P 2 . Een opvallend tussenstuk, dat de actualiteit voor de moderne mens in een aantal belangrijke verzen heeft behouden, is het hoofdstukken 19, die gaat over het nastreven van heiligheid onder andere door intermenselijke omgangsregels van hoog ethisch niveau, waaronder het beroemde ‘hebt uw naaste lief als u zelf’.
De tempeldienst
De Tempel werd een bedrijvige ‘religieuze werkplaats’, waarin tot het jaar 70 meer dan duizend jaar lang – behalve tijdens de Babylonische ballingschap = Goddelijke bescherming werd afgesmeekt, het heil van de Iraelieten werd gewaarborgd, schuld werd verzoend en dank werd gebracht door een leger van religieuze arbeiders, de levitische tempeldienaars, middels graan- en dierenoffers; miljoenen dieren moeten in al die eeuwen dagelijks onder het mes zijn gegaan. Zoals zoveel religieuze instituten ontwikkelde de tempel zich uiteindelijk tot zowel een machtsbolwerk van een ultracondervatieve elite (de Sadduceeen, Tsedoekiem) als ook een commercieel en toeristisch centrum, waartegen de profeten 3en ook Jezus (Jesjoea be Joseef) tekeer gingen.
Onverwachte betekenissen
Intussen is na de verwoesting van de tempel de offerdienst vervallen. Dat heeft het ertoe geleid de dierenoffers te vervangen door het gebed als middel tot verzoening. In de Talmoed zijn niettemin alle later tot in detail uitgewerkte voorschriften over de tempeldienst, de priesters en levieten en de offers trouw weergegeven en bediscussieerd. Onder de oppervlakte van die oude woorden in de Tora schuilen bovendien onverwachte betekenissen. Wajikra bleef in het Joods gedachtegoed een centrale plaats innemen. De rabbijnen zijn in alle eeuwen bezig geweest de teksten van Wajikra van commentaar te voorzien. Ieder woord wordt gewogen, bekeken en driedubbel onderzocht op verborgen boodschappen. Twee voorbeelden van hoe schijnbaar niet relevante tekstkenmerken toch spirituele inzichten blijken te bevatten volgen hieronder.
Al de eerste twee pesoekiem (verzen) van het boek en deze parasja trekken de aandacht. Rabbijn Simon Jacobson 4 wijst ons erop, dat dat eerste woord ‘Wajikra’ geen persoonsaanduiding heeft; er staat eenvoudig: (hij)Riep. In het Chassidische denken legt men uit dat deze omissie eigenlijk een krachtige aanvulling is: De essentie van de Ene tart elke naam en beschrijving. Dit vers wil aan ons overbrengen dat Zijn wezen riep tot Mozes, dus zelfs een van de gebruikelijke aanduidingen van de Ene is niet genoemd; het vers zegt alleen maar: “En ___ riep tot Mozes,” en vertelt ons zo dat de oproep kwam van een plek die definities overstijgt, een plaats die geen naam of titel heeft. Had het vers en van de gebruikelijke aanduidingen vermeld, dan zou dat hebben betekend dat deze bijzondere dimensie toch een vorm van benoeming had gekregen. Door geen enkele naam te gebruiken, vertelt het vers ons dat dit een oproep is vanuit de zuivere essentie.
Wat de commentatoren verder is opgevallen is de vreemde grammaticale constructie van het tweede vers: er staat letterlijk adam ki jakriev mikem , ‘wanneer iemand een offer brengt van jullie’, een onhandige constructie. Je zou het grammaticaal meer regelmatige ‘adam mikem ki yakriv,’ verwachten, ‘wanneer iemand van jullie een offer brengt’. Maar met deze vreemde constructie wil de Tora ons wat zeggen: het offer dient gebracht te worden vanuit jou vandaan, vanuit jouw innerlijk moet iets worden geofferd. Wat dan? Het vers zegt: ‘een offer van het beest (behéma), van het rundvee (bakar) of van het kleinvee (tson). Deze dieren staan dan symbool voor aspecten van dat innerlijk, en met name de animale neigingen, die ons tot allerlei verkeerde daden en gewoonten brengen, die onze ontplooiing in de weg staan. Mensen hebben veel gemeen met dieren, in zekere zin zijn wij hetzelfde als de dieren, maar we hebben de mogelijkheid daar boven uit te stijgen en de animale aspecten te transcenderen naar een niveau,waarin we niet zonder meer de marionet van zelfzuchtige genen zijn 5. Sjabbat sjalom
noten
1. Verschillende andere commentaren op de parasja Wajikra zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op de website van https://stichtingpardes.nl/torahcategorie/parasja/en op mijn website
2. De zg Documentary Hypothesis (uit Wikipedia ) onderscheidt een aantal veronderstelde redacteuren van de Tora.
3. Het verst hierin gaat Jirmejahoe (Jeremia), 7:21,22 (NBV): ‘Dit zegt de Ene van de hemelse machten, de God van Israël: (…): Toen ik jullie voorouders uit Egypte leidde, heb ik hun nooit iets gezegd of voorgeschreven over brand- en vredeoffers’. Zie verder hierover Nechama Leibowitz in haar inleiding op Wajikra, Studies in Vayikra, WZO, 1980, p. 1 ev
4. Ergens op http://meaningfullife.com/
5. Een en ander heb ik ontleend aan het commentaar van Simon Jacobson op Wajikra 1:2, die in een noot verwijst naar deze uitleg van de hand van Rabbi Schneur Zalman van Liadi en verder ingaat op het gebruik van het woord ‘Adam’ voor ‘iemand’ waar normaal het woord ‘iesh’ wordt gebruikt. Voorts ook het commentaar van Rabbijn Jonathan Sacks , die Rabbi Schneur Zalman volgt en op de aard van ‘behema’, ‘bakar’, ‘tson’ verder ingaat en dan ook komt op deze spirituele interpretatie.
RC bewerkt maart 2024.
Pekoedee
Sjemot/Exodus 38:21 – 40:38
Rekening en verantwoording
Goed rekenschap en verantwoording afleggen over wat er met gaven en donaties is gebeurd en checken of die zijn besteed aan het doel waarvoor ze zijn gegeven is een eerste vereiste voor een goed samenleven. Projecten beginnen met een projectbeschrijving inclusief begroting van de kosten en plan van financiering, hetgeen al dan niet gooedgekeurd of gewijzigd wordt uitgevoerd Als alles klaar is volgt verantwoording van de gemaakte kosten. Allerlei instuten zijn daarvoor in onze samenleving ingesteld zoals accountants. Voor belastingen en andere heffingen hebben we in Nederlad de Algemene Rekenkamer en regionale rekenkamers
Een iconische voorloper van dit proces zien we in het boek Exodus/Sjemot, waar de opdrachtgever de Eeuwige bij monde van Mozes opdracht geeft een tabernakel (misjkan) te bouwen mer alle attributen zoals de heilige ark, tempelkandelaar, tafel voor toonbroden, diverse altaren, een wasbellen etc te bouwen. De vorm en de te gebruiken materialen worden precies en in detail beschreven en de financiering gebeurt met de gaven van het volk aan goud, zilver, kopen en tekstiel; dat alles wordt royaal en met ruime mate verstrekt. Dat staat in de vorige parasjot allemaal beschreven. Maar is het ook goed terecht gekomen? Is er niets aan de strijkstok blijven hangen? In deze parasja Pekoedee (= ‘Afrekening’) lezen we hoe dit wordt gecontroleerd onderleiding van de opperaccountant Itamar, een van de zonen van Aharong. Er wordt een afrekening gegeven, een minutieuze verantwoording over de besteding van alles wat er voor de tabernakel door het volk was gegeven; opgesomd wordt hoeveel geld, zilver en goud en andere materialen er werd er opgebracht en hoe dit is verwerkt in de tabernakel en de priesterkleding. De kleurige en complexe priesterkleding van Aharon en de priesters wordt gemaakt ‘.
Vertrouwen
De mensen konden vertrouwen, dat hun financiele en materiele bijdragen niet misbruikt werden. Niet zelden komt het voor dat een overheid en de beambten, die belast zijn met het innen van die financiële bijdragen (die sinds lang niet meer vrijwillig zijn of het nu tienden zijn om de tempel te onderhouden of de huidige belastingen) en de uitvoerders van de geplande uitgaven en aanbestedingen van werken slordig. corruot of onrechtmatig bezig zijn. U hoeft de krant maar open te slaan voor voorbeelden van misbruik en onrech tegenover bepaalde groeperingen in de bevolking. Niet voor niets is het vertrouwen in de overheid bij grote delen van de bevolking onrustbarend gedaald.
Een sot en een nieuw begin
Maar wij gaan nu weer even 3500 jaar terug naar het proces van de tabernakel. Het moment is daar dat alles klaar is. Mozes overzag het gehele werk; hij zag dat de Israëlieten alles precies volgens de opdracht van de Eeuwige hadden gemaakt, zegende hij hen (39:43).
De opdrachtgever was ook tevreden en liet dat blijken door in een wolk de tabernakel met zijn Presentie te vullen. Rasji ad locum verschaft ons de woorden, die de oude leider daarbij zou hebben gesproken, namelijk die uit psalm 90:17 (HSV): ‘De lieflijkheid van de Eeuwige, onze God, zij over ons; bevestig het werk van onze handen over ons, ja, het werk van onze handen, bevestig dat’.
Dat was een subliem moment van afsluiting maar een nnieuw begin staat al startklaar als niet lang daarna de Eeuwige vauit de heillige tent Mozes bij zich ropet voor nadere instructie: ‘Wajikra!’, Hij riep, maar dan zijn we al begonnen met het volgende bijbel boek Leviticus (in het Hebreeuws ook naar het eerste woord genoemd Wajikra. Shabbat sjalom.
Noot
1. Verschillende andere commentaren op de parasjot Wajakhel en Pekoedee zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus, en op https://stichtingpardes.nl/torahcategorie/parasja/ en op mijn website
RC 2024
Wajakheel
Een sacraal project
Sjemot /Exodus 35:1–38:2
De sidra Wajakheel wordt in tegenstelling tot de meeste jaren, in dit Joodse schrikkeljaar los van de volgende parasja Pekoedee gelezen, De sudra begint met (nogmaals) de zevende dag van de week als rustdag af te kondigen, de sjabbat . Dan volgt de oproep door Mosjee aan het volk om alle nodige materialen voor de bouw van de tabernakel (miesjkan) en zijn toebehoren bijeen te brengen, goud, zilver, koper, linnen, huiden etc., zoveel als het hart ingeeft.
Waarom staat de instelling van de sjabbat net voor de oproep om geld en goed bij elkaar e brengen. Hoe sacraal het werk aan de tabernakel ook is, de sjaba is even heilig endan moet men tijdens de sjabbat het wek neerleggen
Geven
.In het Hebreeuws staat bij het geven als ‘gewillig van hart’ de term nedav libo . Nadav is iemand, wiens daden zuiver voortkomen uit zijn eigen vrije autonome innerlijk. De vrijwilligheid zit dus al ingebakken in het woord nadav, maar wordt dan nog benadrukt door de toevoeging van het woord hart l ev , wat nog verder wordt aangescherpt door de bezittelijk ‘-o’: libo , zijn hart.
Vrijgevigheid, generosity, nedivoet, is een belangrijke eigenschap, die als je die cultiveert goedis voor jou en de wereld.
Aan het werk
Iedereen droeg zijn steentje bij in perfecte harmonie, ieders bijdrage paste precies aan die van de ander, iedereen was erop gericht om de Sjechiena, de presentie van de Ene, een waardige plek onder de Israëlieten te bezorgen. Daarom is ieders aandeel als van gelijke waarde te beschouwen, van het aandeel van degene die de spijkers in de omheining timmerde tot het aandeel van de bouwer van de heilige ark. Niemand is verheven boven de ander. Deze gelijke focus op een heilig resultaat zo benadrukt de Isbitzer Rebbe Zo is de bouw van de Miesjkan een archetypisch voorbeeld van hoe convergentie van energie, gelijke focus en gebundelde intelligentie leiden tot een schoon en bezield resultaat.Het is bijna een handleiding over hoe je een project of bedrijf opzet.opzet in gpede samenwerking en harmponie.
Het steekt af tegen de polarisatie die we nu kennen; het is nog het prepolarisatietijdperk. Een paradijselijke voorfase voordat de Israelieten de ppoliteke arena betrden.
Een blauwdruk voor de meditatie
Onder leiding van Betsaleel ging men, zoals de tekst aangeeft, bij het fabriceren van de tabernakel van buiten naar binnen. Eerst maakte men de vier lagen dekkleden voor de tabernakel etc, Tenslotte komt het heiligste object in dat binnenste aan de beurt: het construeren van de heilige ark met zijn gouden deksel gekroond met de twee cherubijnen (cheroeviem) . De mysticus ziet in de tabernakel een blauwdruk van de persoon en in de constructie van de tabernakel een allegorie voor het pad van de leerling, die als het ware aan de buitenkant begint op zijn reis naar binnen om al werkend aan zichzelf te komen tot de ervaring van eenheid met het goddelijke.
Misschien heb je ervaringen van dieoere eenheid wel eenns gehad. Met de Eeuwige, de natuur, in de liturgie of hoedan ook?
Noten
1. Verschillende commentaren op de Wajakheel en ook Pekoedee zijn te vinden in mijn boek REIZEN D2OOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus en elders op de website van Pardes
2. Denk eens na over wat voor jou generosity betekent.Maak eens wat tijd om voor een zelfonderzoek. Het is een van de eigenschappen die je beoefent als je doot aan Moessar, het Joodse spirituele pad van morele ontwikkeling.(meer over moessar: https://mussar.eu/
3. Wil je meer lezen over deze ideeen ga naar https://stichtingpardes.nl/torah/parasja-wajakhel-pekoedee/
Teroema
Sjemot/Exodus 25 – 27:20
Een Grote Designer: de Menora
In de parasja Teroema krijgt Mosjee opdracht om aan het volk te zeggen, dat het gaven ( teroema ) moet geven, allerlei kostbaarheden, ieder zoals zijn hart hem ingeeft. Van deze gaven zal een heiligdom gemaakt worden; verder wordt beschreven hoe de te vervaardigen heilige ark, ha-aron ha-kodesj , en de andere rituele objecten eruit moeten gaan zien. Ookde tent der samenkomsten, de misjkan wordt in detail beschreven. Dit alles volgens de modellen zoals aan Mosjee op de berg getoond. In groot detail worden uiterlijk, soorten materialen en afmetingen bladzijden lang beschreven. Onder andere de tempelkandelaar of lampenstandaard, de menora. Daarover ga ik wat meer vertellen.
De menora
We lezen in de verzen 25 en verder, dat Mosjee de opdracht krijgt een lampenstandaard te doen maken van zuiver goud volgens de aan hem gegeven richtlijnen. De schacht moest zes zijarmen hebben: drie aan de ene kant en drie aan de andere kant, versierd met amandelbloesem, op elk van de zes armen en de schacht een aantal kelken en knoppen en bloemblaadjes. Zeven lampen moesten worden gemaakt om op de armen te zetten, de snuiters en bakjes moesten ook van zuiver goud zijn. De voet, de schacht, de kelken, knoppen en bloemen moesten uit één stuk worden gedreven.
En zo werd het gemaakt door een bekwame kunstenaar, die met name genoemd wordt: Betsalel, het archetype van de Joodse kunstenaar. Zijn naam betekent ‘in de schaduw van God’. In Jeruzalem draagt de naar hem genoemde Betsalel kunstacademie zijn naam voort.
Daarmee is een attribuut van grote schoonheid ontstaan. De lijnvoering van de stam en zijn armen is krachtig en bevredigt ergens diep een gevoel van harmonie. De uitwaaiering vanuit één fundament naar zeven eindpunten, die met licht bekroond worden, resoneert met een archetypisch beeld van groei en bloei naar het licht. Kennelijk is hier een Grote Designer aan het werk geweest.
Spiritueel symbool
De overlevering wil, dat de kandelaar verwijst naar de zeven dagen van de week. Ook wordt van oudsher verteld, dat de zeven armen de zeven hemellichamen vertegenwoordigen, de zon, de maan, en de vijf planeten die in de oudheid bekend waren.
En dan is er natuurlijk het licht van de lampen als verwijzing naar de goddelijke presentie. Even een kleine excursie in verband met de polariteit licht vs donker.
De exoterische traditie stelt graag de dominantie van het divine licht centraal. Maar sommige joodse mystici, kabbalisten, zien het krachtigste licht ontspringen uit de donkerte, waarin ongekende scheppende kracht wacht op transformatie. Zo wijzen ze op de dubbele betekenis van de naam Betsalel, de archetypische kunstenaar uit deze parasja, die de menora heeft vervaardigd. Betsalel kan zowel “In de schaduw van God” betekenen als ook “In de schaduw – in de donkerte – ís God”. Het machtigst is het licht dat komt uit de duisternis, is hun overtuiging, zoals de “schitterende bloem met haar delicaat gekleurde blaadjes groeit uit donkere grond, gevoed door wormen, afval en verval. En zoals diamanten, die oorspronkelijk zwarte kool zijn, hun schoonheid danken aan intense druk” (Marc Gafni). Hier raken we aan de joodse esoterie, zo niet aan ketterse regionen, waar reguliere rabbijnen hun wenkbrauwen fronsen.
Het visioen van Zecharja (Zacharia)
De profeet Zecharja zag de menora in zijn droom (Zecharja 4:1–7). Zo beschrijft hij het: ‘De engel die met mij sprak, kwam terug en wekte mij zoals men iemand uit de slaap wekt. Hij zeide tot mij: Wat ziet gij? Daarop antwoordde ik: Ik zie daar een kandelaar, geheel van goud, met een oliehouder aan zijn top; hij heeft zeven lampen, en telkens zeven toevoerbuizen voor de lampen erbovenop; en twee olijfbomen steken boven hem uit, de ene rechts en de andere links van de oliehouder 2 . Ik hernam en vroeg de engel die met mij sprak: Wat betekent dit, mijn heer? Toen gaf de engel die met mij sprak, mij ten antwoord: Weet gij niet, wat dit betekent? Ik zeide: Neen, mijn heer. Hij antwoordde mij: dit is het woord van de Eeuwige : “niet door kracht noch geweld, maar door mijn Geest” zegt de Eeuwige van de heerscharen.’
En dat beeld van de menora, geflankeerd door twee olijfbomen is geworden tot een veel gebruikt meditatie object. Het wordt gecombineerd met de zin uit psalm 16 vers 8: ‘Ik stel mij de Eeuwige voortdurend voor ogen’, zeg maar een joodse mantra: Sjiviti Hasjem lenegdi tamied en zo wordt die afbeelding ook genoemd: een ‘Sjiviti’, hij hangt als beeltenis in vele synagoges en het beeld wordt nog steeds gebruikt als inspiratie voor het tekenen en schilderen van meditatieve afbeeldingen en als object voor meditatie.
Heilig attribuut en oorlogsbuit
Menora op de triomfboog van Titus
Hoe verging het deze imposante tempelkandelaar met zijn pakkende zevenarmige vorm na zijn schepping verder? Vanaf zijn plaatsing in de tabernakel begon het heilige attribuut een grillige reis door de geschiedenis. In de tempel van Sjlomo haMelech kwam hij te staan en in de tweede tempel van Ezra en in de gerenoveerde tempel van Herodes, misschien niet steeds hetzelfde exemplaar, maar toch steeds in zijn rol als heilige lichtbrenger. Heel lang blijft hij onvermeld en onafgebeeld, tot hij opeens onmiskenbaar opduikt in de verhalen van geschiedschrijver Flavius Josephus over de Joodse oorlog in de eerste eeuw en op de triomfboog van keizer Titus, die hem na de verwoesting van de tempel in Jeruzalem in 70 van de westerse jaartelling in triomf naar Rome heeft gebracht.
Daar verbleef hij vermoedelijk in de tempel van de vrede. Tot de Vandalen in de vijfde eeuw Rome plunderden en hem meenamen, overzee naar Carthago. En wat er toen mee gebeurde is speculatie en zou stof kunnen geven voor spannende romans à la Dan Brown. Eén versie luidt dat het vandalenschip is gezonken en dat de originele menora ergens op de bodem van de Middellandse zee rust.
Herleving als nationaal symbool
Is het unieke fysieke exemplaar niet meer onder ons, wel is de menora al die eeuwen het symbool van het Jodendom geworden, tezamen met de davidsster, in het hebreeuws mageen dawied , wat betekent schild van David en inderdaad zegt de legende dat koning David die ster op zijn schild had staan.
Had aanvankelijk de menora als symbool terrein verloren aan de davidster, nieuw leven kreeg zij als symbool van het in de negentiende eeuw herlevende zionisme. Het zogenaamde Joodse Legioen, dat in de eerste wereldoorlog met opmerkelijke dapperheid voor de Engelsen meevocht tegen het Ottomaanse rijk had de menora op zijn baret staan met daaronder het woord kadima , voorwaarts! Veel bekende zionisten telde dat legioen, waaronder de stichter
2Zeëv Jabotinsky en Ben Goerion, de eerste premier van Israel. De Hagana, de strijdmacht die al voor de stichting van Israël actief was, omarmde het zwaard als symbool van strijdbaarheid en dat werd ook het centrale object van het logo van de IDF; maar het zwaard werd omrankt door een olijftak als symbool van het verlangen naar vrede; dat al werd omrings door de ster van David als symbool van het Joodse colk in de traditie en het heden. Nu staat de menora in het wapen van de staat Israel en staat de Davidsster op de vlag. En voor het Israëlische parlement, de Knesset, staat een reusachtige menora van steen met in reliëf allerlei verbeeldingen uit de lange Joodse geschiedenis.
Wapen van Israel; Menora voor de Knesset
De vorm van de Menora wordt heel vaak gebruikt als model voor de Chanoekakandelaar. Deze heeft echter 8 lichten en een ‘aansteeklicht’. Strikt genomen is de Chanoekakandelaar geen menora en hij kan en mag ook een heel andere vorm hebben, naar inzicht van de kunstenaar die hem ontwerpt.
Noten
1. Verschillende commentaren op de Teroema zijn te vinden in mijn boek REIZEN D2OOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus en elders op de website van Pardes
2. De twee olijfbomen, werden geidentificeerd met de hogepriester Jehoshoea en de politieke leider Zerubavel representeren. Deze twee waren betrokken bij de restauratie van de tempel in 516 BCE na de terugkeer uit de Babylonische ballingscha/p. Het visien was ook een oproep om de herbouw avan de ttempel niet op te geven ondanks de obstakeld die zich voordeden.
Bewerktfeb 2024
Jitro
Sjemot/Exodus 18:1 – 20:23
Een goed advies
De parasja Jitro begint met het bezoek van de schoonvader (choten) van Mosjee, en beschrijft daarna de eerste fasen van de wonderlijke gebeurtenissen op en rond de berg Sinaj, waaronder de uitroep van de Tien Woorden (tien geboden). 1.
Wanneer was het bezoek van Jitro?
Het gedeelte over het bezoek van Jitro (Sjemot 18:1-27) valt op als een apart story, die ingevlochten is vlak na de slag met de Amalekieten en vlak voor het grote gebeuren rond en op de heilige berg Sinaj. Volgens Rasji en andere oude rabbijnen 3 vond het bezoek van Jitro plaats nadat Mosjee de Tora had ontvangen en had gepresenteerd aan het volk. Immers in Bemidbar/Numeri 10:29, als de Israëlieten van de Sinaj na twee jaar verblijf aldaar op het punt staan weg te trekken, is Jitro – nu genoemd met zijn andere naam Chovav 3 – er nog en alsdan vraagt Mosjee hem, zijn schoonvader, om te mee op te trekken (wat hij niet doet)..
Umberto Cassuto 4 beschrijft hoe de redacteur van de Tora waarschijnlijk niet zozeer historisch of chronologisch gemotiveerd te werk is gegaan, maar veeleer compositorisch artistiek heeft gedacht. Vandaaruit heeft hij het verhaal subtiel eplaatst na de oorlog met de Amalekieten om te benadrukken, dat het naburige volk van de Kenieten, waartoe Jitro behoorde, Israel juist goed gezind was en als het ware in vrede verwelkomde als nieuwe natie in de kring der volken 4 .
De Midjanitische priester heeft gehoord van de uitredding van Israël, de wonderbaarlijke doortocht door de Rietzee en de overwinning op Amalek. Hij reist naar Mosjee en neemt Tsipora en de twee zonen van Mosjee met zich mee. Kennelijk had Mosjee deze drie leden van zijn gezin uit Egypte teruggezonden naar zijn schoonvader, uit veiligheid mogen we aannemen.5 . We horen hoe de twee zonen heten, Gersjom en Eliezer; verder spelen zij geen rol van betekenis in de komende geschiedenissen.
Een goed advies
Wat opvalt is het respect, waarmee Jitro wordt ontvangen en de zorgzaamheid, waarmee hij zijn schoonzoon behandelt. De Tora neemt de tijd om het bezoek van Jitro uitgebreid te beschrijven, de aankomst, het vertellen van de uittochtverhalen met hun wonderlijke uitreddingen, de gezamenlijke plechtige maaltijd in de tent van Mosjee en het offer, dat Jitro brengt aan ‘ Elohiem ‘ – een in dit geval diplomatieke term, want de andere naam JHVH was nog te vreemd voor deze niet-Israëlitische bezoeker 6 , De liefde en zorgzaamheid van Jitro wordt vooral geïllustreerd, als de schoonvader de lange rijen van de Israëlieten ziet die wachten op hun beurt om voor Mosjee te verschijnen om hem om advies of oordeel te vragen over hun problemen of inzake hun zorgen voorspraak te doen bij de Eeuwige; van de ochtend tot de avond staan ze daar in de brandende zon. Dat kan zo niet duren. Tegelijk ziet hij hoe de schoonzoon vermoeid raakt en bijna bezwijkt onder de grote last, die op zijn schouders rust. De ervaren priester verstaat de kunst om niet alleen te kijken maar ook achter de verschijnselen te schouwen en hij komt met een oplossing voor wat hij met zijn heldere blik waarneemt. Hij adviseert Mosjee structuur en organisatie aan te brengen om zo zijn taken te verlichten; alleen de grote zaken moet hij behandelen, de kleinere moet hij overlaten (Sjemot 18:21-23 HSV): ‘Je moet leiders over duizend, leiders over honderd, leiders over vijftig en leiders over tien over hen aanstellen. Zij moeten altijd over dit volk oordelen. Maar laat het zo zijn dat zij elke grote zaak bij jou brengen, en zelf over elke kleine zaak oordelen. Maak het zo voor jezelf lichter en laat hen die last samen met je dragen’. Daarmee is zowel het volk gediend als de leider gespaard.
Het is een ervaringsfeit, dat wie een lastige taak moet volbrengen onder grote verantwoordelijkheid, maar alles alleen wil doen, een grote kans loopt te bezwijken onder de stress en een burn-out staat voor de deur. Jitro’s advies klinkt nog door alle eeuwen heen tot de overbelaste leiders van nu: organiseren, structureren, taken verdelen, uitvoering delegeren.
De Kenieten
Dat Jitro zich werkelijk bekeerd heeft tot de Joodse ‘Adonai’ zou waarschijnlijk kunnen zijn als hij het geweldige spektakel op de berg Sinaj mede aanschouwd en gehoord heeft of in ieder geval de kersverse getuigenissen erover gehoord heeft. Als Kenieten zijn de nakomelingen van Jitro en zijn clan herhaaldelijk vermeld in het boek Sjemoeel (Samuel). Zo werden ze in de genocidale oorlog van koning Sjaoel (Saul) tegen de Amalekieten gespaard omwille van Jitro’s hulp aan Mosjee, hoewel ze in Sjaoels tijd als stam met de Amalekieten nauw verwant waren en te midden van hen woonden. Volgens Rasji vestigden Jitro’s nakomelingen zich later in Israel ‘om Tora te leren’.6 , De ‘heidense’ profeet Bilam voorspelde, dat ze weggevoerd zouden worden door de Assyriers 7 ; dat is misschien wel ook gebeurd en zo verdwenen ze in de geschiedenis.
noten
1. Verschillende commentaren op de parasja Jitro zijn te vinden in mijn boek REIZEN D2OOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus, o,a, ga ik in op de Tien Woorden
2. Aldus ook Rasji en Mechilta de Rabbi Yishmael ad Sjemot 18:13
3. Rasji ad Sjemot 18:2
4. Cassuto, Umberto: A commentary on the book of Exodus, The Magness Press, Hebrew University, Jerusalem, 1998, p.222
5. Aldus ook Buber, Buber, Martin: Mozes, Servire, 1970, hfst 12
6. 1 Koningen 14:6 en zie Rasji ad loc.
7. Bemidbar/Numeri 24:21
Besjalach
Sjemot/Exodus 13:16-18
‘hij vreesde God niet’
In het begin van de parasja Besjalach 1 is het allereerste Pesach net achter de rug en de Israelieten doen hun eerste ervaringen op als onafhankelijk volk. De parasja is een indringende beschrijving van een reeks beproevingen, waarin het volk kennis maakte met wat het is self supporting te zijn in een vijandige omgeving. In pakweg drie maanden kregen de kersverse woestijnreizigers een niet misse training in overleven.
De parasja beschrijft vier uiterst benarde situaties die gepaard gaan met wanhoop, klachten, protesten, bijna-rebellie, maar worden afgesloten met wonderlijke uitreddingen: eerst geeft de Rietzee doortocht en ontsnapping aan de Egyptenaren, daarna wordt bitter water zoet, wat later ligt manna ligt voor het oprapen en kwakkels vallen uit de lucht, vervolgens springt water uit de rots en lest onhoudbare dorst. Aan het slot van de parasja winnen de ongeoefende mannen met veel moeite en be-ezrat Hasjem hun eerste strijd van de krijgers van het verraderlijke volk van Amalek. Daar gaan we verder op in.
De zonde van Amalek
De strijd van de Eeuwige zal tegen Amalek zijn, van generatie op generatie, staat er in Exodus en ook: de Eeuwige zal de herinnering aan Amalek van onder de hemel geheel uitwissen (Ex.17:14-16).
In Deuteronomium wordt de verraderlijkheid en gemeenheid van Amalek nog gespecificeerd:
Devariem/Deuteronomium 25:18: ‘Hij ontmoette u onderweg en overviel bij u in de achterhoede alle zwakken achter u, terwijl u moe en uitgeput was; en hij vreesde God niet’.
Het uitwissen van de herinnering aan Amalek door de Eeuwige, vermeld in Exodus, komt in Devariem/Deuteronomium neer op een opdracht aan Israël om dat zelf metterdaad uit te voeren.
Deuteronomium25:19 (HSV) ‘Als de Eeuwige, uw God, u rust gegeven heeft van al uw vijanden van rondom, in het land dat de Eeuwige, uw God, u als erfelijk bezit geeft om dat in bezit te nemen, moet het zó zijn dat u de gedachtenis aan Amalek van onder de hemel uitwist. Vergeet het niet!’
Amalek is gaan staan als belichaming van de oervijand van Israël. Die oervijand moet, zoals het gebod in Deuteronomium wordt uitgelegd, welhaast genocidaal worden uitgeroeid. Zo letterlijk heeft dan ook de opdracht van Samuel aan koning Saul geluid in 1 Koningen 15. Hoe de geest van Amalek door de geschiedenis heeft gewaaid is een apart verhaal. Elders ben ik daar dieper op ingegaan 2 . Hier willen we ons verder verdiepen in wat nu het bijzondere kwaad was in de daden van de Amalekieten in deze parasja. Wat maakt de zonde van dit woestijnvolk zó bijzonder dat ze dit radicale divine bevel inzake hun uitroeiing over zichzelf hebben afgeroepen?
Wat betekent ‘hij vreesde God niet’?
Aan de hand van de 20ste eeuwse bijbelcommentator Nechama Leibowitz ( Studies in Shemot/Exodus) kunnen we misschien een stapje verder komen. Zij zoomt in op het slotzinnetje van Deuteronomium 25:18 Hij ontmoette u onderweg en overviel bij u in de achterhoede alle zwakken achter u, terwijl u moe en uitgeput was; en hij vreesde God niet. (We lo jar’ee Elohim ). Het is haar opgevallen, dat waar het in de Tora heidense volken of personen betreft de vermelding van de vrees voor God, jirat Hasjem , maar vier keer voorkomt. Dat moet dan iets betekenen.
We gaan die vier keer even na:
Genesis 20:11 Hier verklaart Abraham aan Avimelech, dat hij bang was, dat er in het huis van de laatste geen vreze Gods zou zijn, reden waarom hij heeft gezegd, dat zijn vrouw Sara zijn zuster was.
‘Er is vast geen vreze Gods in deze plaats, daarom zullen zij mij omwille van mijn vrouw doden’. dacht hij.
Genesis 42:18 Jozef zegt in zijn hoedanigheid van Egyptische onderkoning tegen zijn broers, die hem niet herkend hebben. dat hij hen vrijlaat uit de gevangenis en hun leven spaart en hij zend ze weg met het zo benodigde koren.
‘Doe dit, zodat u in leven blijft , want ik vrees God’,.zei hi.
Exodus 1:17 Gaat over de vroedvrouwen, die de levens van de pasgeboren Israëlitische jongetjes sparen ondanks het bevel van de Farao om hen te doden. Nechama gaat uit van de opvatting, dat de vroedvrouwen Sjifra en Pua Egyptische vrouwen waren (dit is een twistpunt onder de uitleggers). Er staat: ‘De vroedvrouwen vreesden echter God en deden niet wat de koning van Egypte tot hen gesproken had, maar lieten de jongetjes in leven’.
De vierde keer is dan onze passage van Deut 25:18, ‘en hij (Amalek) vreesde God niet’ .
Wat is dus de kern van godvrezendheid? Het gaat over de houding van de sterke en de machtige tegenover de zwakkere en de vreemdeling. Waar de vrees voor God niet bestaat loopt de vreemdeling in een vreemd land gevaar gedood, beroofd of verkracht te worden. Niet-godvrezend is de machtige die de zwakke vreemdeling, die aan hem overgeleverd is, zonder enige reden doodt, misbruikt en nodeloos laat lijden. Godvrezendheid betekent, dat de machtige partij menselijk handelt en dat hij de weerloze (Joodse) vreemdeling in een vreemd land in zijn lichamelijke integriteit respecteert, veiligheid biedt en goed behandelt.
Dat Amalek God niet vreesde, betekende, dat Amalek niet zomaar alleen vijandig optrad, maar veel verder ging dan dat: hij overviel de net aan de Egyptenaren ontkomen nog in de strijd onervaren Israëlieten volkomen onverwacht en zonder reden, want de Israëlieten waren niet op hun gebied en vormden voor hen geen bedreiging. Daarbij overvielen ze de achterhoede, de groep van de zwakkeren, die dorstig, hongerig en uitgeput voortgingen. Hoe wreed ze waren, vermeldt de Tora niet, maar de midrasj heeft het over castratie van de mannen om zo de spot te drijven met de besnijdenis, aldus vermeldt Rasji ad locum.
Nechama Leibowitz heeft het niet over de vraag of het volk Amalek nog bestaat of welke groep of natie als zodanig geïdentificeerd en vernietigd moeten worden. Wel heeft ze het over het archetype “Amalek”. Ze zegt: ‘ Het “Amalek”, waartegen de Almachtige de eeuwige oorlog heeft verklaard is niet meer een etnisch of racistisch concept, maar het archetype van de perverse agressor die in iedere generatie de zwakken en weerlozen laat lijden’
In haar redenering wordt Amalek tot een universeel criterium, waaraan we menselijk gedrag kunnen toetsen en dat een omschrijving geeft van waar we als mens(dom) goddeloos te werk gaan. Van macro- tot microniveau kan men zich afvragen: is er sprake van barbaars en zinloos geweld tegenover zwakke en weerloze mensen. Hoe vaak is dan bij hoevelen overal in de wereld archetypisch Amalek geweld waar te nemen. het lijkt wel nooit op te houden.
Iedere generatie is er werk aan de winkel en mogen en moeten we er tegen optreden, maar dan toch zonder te vervallen in overhaaste, ongewettigde of veralgemenende stereotypering van de vijand en zonder gebruik te maken van de barbaarse methoden die Amalek zelf heeft toegepast
Noten
1. Verschillende commentaren op de parasja Waëra zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus
2. ie mijn uitgebreide artikel over Amalek. Op mijn website
3. Over het algemeen probeer ik de politiek niet expliciet in mijn commemtaren te laten doorklinken; de lezer kan zijn eigen lijnen trekken naar de huidige politieke situatie. In dit geval is het gebeuren van de laatste tijd zo indringend, dat ik een uitzondering maak: de de pogrom van 7 oktober 2023 van Hamas op de honderden onschuldige jonge feestvierders en vreedzame kibboetsiem aan de grens met Gaza doet mij erg denken aan de verraderlijke overval van Amalek op de weerloze achterhoede van de Israëlieten. Ook die zogenaamd vrome Islamitische Hamasaanhangers vreesden God niet.
RC Herzien jan 2024
Bo
Sjemot/Exodus 10 – 13:15
Historiciteit
De parasa Bo begint met te vertellen over de achtste plaag van de sprinkhanen. Dan de negende, de duisternis en dan volgt de laatste plaag, de dood van de mannelijke eerstgeborenen in Egypte (makat habechorot), van de ‘zoon van Far’o tot de zoon van de slavin achter de handmolen’.waarna uitgebreid het Pesachmaal wordt beschreven en de daarop volgende massale uittocht van het volk.
Het stuk begint met de woorden die De Ene spreekt tot Mozes: ‘Kom – “Bo”- naar Far’o.’ Er staat niet ‘Ga…’ – “Lech” – ; een chassidisch verhaal vat dat zo op, dat dat “Kom” impliceert: “Kom met Mij…”; want Mozes was bang om naar Far’o te gaan en G-d nodigde Mozes als het ware uit met Hem mee te gaan.
De dood van de eerstgeborenen
De laatste plaag is altijd aangemerkt als de ergste, het verlies van het eigen kind. Waarom juist de eerstgeborenen? Daar zou een interessante studie waard zijn. Er zal vast al veel over onderzocht, gespeculeerd en geschreven zijn. Da’s voor een andere keer 2. Sinds de oertijden rust er een ambivalent lot op hen.Van oudsher hebben zij een priesterfunctie (die zij later verloren aan de stam van Levi); maar zij zijn ook kwetsbaar als mogelijk offer van de eersteling aan de goden. In mijn wat psychoanalytisch beïnvloedde intuïtie is de oudste zoon de trots van de vader maar ook zijn grote bedreiging. Het echoot wellicht allemaal wat na in de traditie van lossing dertig dagen na de geboorte van een eerste zoon (pidjon ha-ben).
Historiciteit
Archeologisch is er maar weinig voorhanden dat wijst naar de historiciteit van deze wonderlijke geschiedenis. Onze enige bron is het verslag van de Tora 3.
Volgens de bijbelcommentator Umberto Cassuto – in zijn commentaar op het boek Exodus – wordt de basis van het boek Exodus gevormd door een oorspronkelijk veel ouder episch gedicht, dat de slavernij en de bevrijding beschrijft. Inderdaad ademen vele woorden van dit boek een onontkoombare authenticiteit en tijdloze poëzie.
De Joodse theoloog en filosoof Martin Buber in zijn boek ‘Mozes’vat het op als een bijzondere sage, waarbij de kern wordt gevormd door het ‘enthousiasme van overweldigende aan het volk overkomen gebeurtenissen’ en dit enthousiasme, dat aanleiding gaf tot de herinneringen die de sage vormden, is wel degelijk een deel van de geschiedenis; in die zin zijn de gebeurtenissen rond de uittocht tot en met Sinai niet de historisering van de mythe maar juist veelmeer een mythisering van de historie.
Hoogtepunt in het verhaal van de uittocht is het maal rond het pesachlam, het maal samen genoten, vlak voor het ijlings vertrek uit Egypte in de nacht dat alle eerstgeborenen, behalve die van Israël, werden getroffen.
Volgens Buber e.a. zou Mozes het oude Semitische herdersmaal hebben omgevormd. Belangrijk motief van Mozes om het in te stellen was een groepsdynamisch, zo men wil, een volkspsychologisch motief: het op een zelfde moment gezamenlijk een rituele maaltijd nuttigen helpt belangrijk mee om de in de loop der eeuwen verzwakte onderlinge band als volk te verstevigen.
Dit herdersmaal werd in de lente gehouden, waarbij eerstgeboren bokjes werden geslacht en de demonen werden geweerd door het bloed van de bokjes aan de tentpalen te smeren. Het woord Pesach komt van het werkwoord “pasach”, dat pas later “overslaan om te ontzien” is gaan betekenen; nog oorspronkelijker betekende het huppelen van het ene been op het andere en kan het geduid hebben op een rituele reidans (“chag” = “feest” betekent ook oorspr. reidans), die wellicht ook werkelijk is uitgevoerd en die de uittocht al voorafspiegelde. Met deze omvorming door Mozes van het lentefeest is, aldus Buber, Pesach van een ritueel bezwerend feest het ‘Geschiedfeest’ bij uitstek geworden.
Noten
1. Verschillende commentaren op de parasja Bo zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus.
2. zie mijn commentaar https://www.robcassuto.com/parasjot2.html#pmb op de parassja Bamidbar
3 Er zjn wel duistere en uiteenlopende vermeldinen in klassieke geschriften, zie mijn artikel Mozes Freud, en Egypte
https://www.robcassuto.com/Freud%20en%20Mozes.htm
Waëra
De Godsnaam
Sjemot / Exodus 6:2 – 9:35
Als de parasja Waëra (‘Ik verscheen’ ) 1 begint, zijn de onderhandelingen met de Farao begonnen. Een eerste terugslag, een verergering van de onderdrukking, was het gevolg van de eerste confrontatie van Mozes en Aharon met de Egyptische vorst. Aan de ontmoedigde Mozes heeft de Eeuwige zijn bevrijdingsbelofte herhaald. Als het ware om zijn spreekbuis wakker te schudden, moed in te spreken en en op te roepen zijn missie weer op te pakken. Nu maakt de Eeuwige zich opnieuw en uitgebreider dan eerder in hoofdstuk 3 bekend: ‘Ik ben de Eeuwige. Ik ben aan Abraham, Isaak en Jakob verschenen als God, de Ontzagwekkende – ‘El Shaddai’ – maar mijn naam ‘Eeuwige’ (JHVH) heb ik niet aan hen bekendgemaakt (6:2,30). Mozes en zijn broer Aharon krijgen opnieuw de opdracht naar Farao te gaan en Mozes beroept zich voor de tweede keer op zijn spraakgebrek. Filologisch gezien lijkt het wel of de teksten over de roeping van Mozes wat onhandig zijn gemonteerd uit verschillende versies. In het verhaal past deze herhaling wel als een aansporing aan de twee broers om niet op te geven. Ook in vers 28 lijkt een nieuw begin zich af te spelen met alweer een aanvankelijk tegensputterende Mozes en een eloquente Aharon. Maar dan wordt het menens en begint de strijd tussen Mozes en Aharon als kampioenen van de Eeuwige aan de ene kant en aan de andere kant de machtige Egyptische vorst, die dit volk van onmisbare arbeidsslaven niet wil laten gaan uit zijn land, dat beproefd zal worden met de ene ramp na de andere.
De plagen
Een reeks van natuurgebeurtenissen in opklimmende graden van ernst overvallen Egypte, rampen die lijen opgeroepen door de gebaren van Aharon en Mozes als tekens van de macht van de Eeuwige, waarvoor de koppige vorst van Egypte het hoofd zal moeten buigen.
Tien plagen – ‘ makot ‘ in het Hebreeuws – zijn het die het land gaan teisteren 2 . De eerste zeven plagen worden in deze parasja Waëra beschreven. De eerste drie plagen zijn natuurverschijnselen, die ook door de tovenaars van Farao kunnen worden gereproduceerd, maar daarna geven ze het op. Na de vierde plaag begint de koninklijke koppigheid te bezwijken, maar telkens komt de verstokte heerser op zijn toegeven aan de eis van Mozes terug. In de volgende parasja Bo gaat het verder; de tiende plaag, de dood van de eerstgeborenen, zal uiteindelijk de wil van Farao breken.
Mijn naam ‘Eeuwige’ (JHVH) heb ik niet aan hen bekendgemaakt
We gaan hier wat verder in op de nieuwe godsnaam en het ‘wonder’ van de plagen. De Ene maakt zich hier bekend met een nieuwe aanduiding als het tetragrammaton JHVH 3 Bij de aartsvaderen was hij met die naam niet bekend, Voor mij duidt dat op de overgang naar een nieuwe fase in het menselijke bewustzijn over de schepping. Wel was Hij al aan de vaderen bekend als Elohim en ELShaddaj. Met die nieuwe naam – in het Jodendom uitgesproken als Adonaj of Hasjem – onthult de Eeuwige zich in een nieuwe hoedanigheid.
Om het mysterie van de godheid te benaderen in woorden helpt het mij om het beeld te gebruiken van een stem, die vanuit een hogere (of diepere) dimensie wil doordringen in het bewustzijn van de mensen en die hints of zelfs dringende richtlijnen geeft over waar het in de schepping om gaat. In zijn zuiverste vorm is dat de stem is van de Ene, van de universele schepper en voorstuwer naar een ons nog verborgen kosmisch doel.
Maar dit gebeurde (en gebeurt nog steeds ) in sprong-achtige fasen. Het is een proces van aanvankelijke verborgenheid naar grotere onthulling, telkens onderbroken door terugkerende verborgenheden, vervormingen, misverstanden. De verborgenheid, dit voortkomen uit en weer terugvallen in het duister en weer sterker tevoorschijn komen is ook in de overlevering van de Tanach, naar inhoud en vorm weerspiegeld. Ook het godsbewustzijn evolueert, zij het niet altijd of meestal niet volgens de paden van orthodoxie en dogmatiek.
Avraham heeft zich in de mensengeschiedenis geplaatst als een der eersten, die in een intense, door hem in die tijd te vatten, vorm deze stem ontwaarde. Voor hem was die stem niet afkomstig van een abstracte godheid, maar getuigde deze van een beschermende en richting gevende presentie, die als god voor hem en de zijnen genoeg was en waarnaast hij geen andere goden behoefde, wier bestaan overigens niet werd ontkend en waarvan elementen wel degelijk nog bij Avraham te bespeuren zijn. In de lange jaren, dat zijn nakomelingen in Egypte uitdijden tot een groot volk was het contact met die God van Avraham, Jitschak en Jaäkov echter geheel op de achtergrond geraakt, zo niet verdwenen, en was de invloed van de Egyptische goden en gebruiken waarschijnlijk sterk doorgedrongen. Een enorme sprong voorwaarts in het vermogen de stem weer opnieuw en nu in een zuiverder vorm te horen ervoer Mozes bij de doornstruik in die afgelegen steppe. Mozes ont-dekte deze stem weer, eerst in zijn alles doordringende dynamische zijn/worden, niet zozeer als een abstract eeuwig zijn, maar als een vitaal in alles en in ieder moment beschermend en ontfermend aanwezig zijn (2). Later, in de woestijn, op de berg Sinaj, zal zich de stem zich machtig manifesteren in de, zullen we maar voorlopig zeggen, de ethische gedaante van dit zijn/worden.
In de opvatting van Martin Buber 4 is Mozes is te zien als de eerste profeet – zij het een zeer bijzondere – in de reeks profeten die Israel gekend heeft. Hij is niet zozeer een tovenaar, die allerlei wonderen bewerkstelligt, maar meer een man die als profeet met een heilige opdracht profetische woorden spreekt en natuurgebeurtenissen, die zeer wel denkbaar plaatsgevonden kunnen hebben – een aantal plagen acht Buber best historisch aanvaardbaar – , profetisch duidt als tekenen van Farao’s verstoktheid. In tegenstelling tot de meeste latere profeten heeft hij bij de koninklijke autoriteit uiteindelijk wel succes.
noten. .
1. Verschillende commentaren op de parasja Waëra zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus.
2. Later zullen die plagen ieder jaar tijdens de feestelijke maaltijd op de eerste twee dagen van Pesach met veel hilariteit worden gezongen uit de ‘haggada’, het boekje met het exodus-verhaal: ‘ Dam. Tsefardea. Kiniem Aroev . Dever Sjechien. Barad. Arbeh. Chosjech. Makat-bechorot’ .Eerst veranderde de Nijl in bloed Toen werd het land met kikkers bedekt. Daarna zat de lucht vol ongedierte. Toen stuurde God wilde beesten. Al het vee ging dood Daarna zaten de Egyptenaren onder de builen. Scherpe en ijskoude hagelstenen en vuur vielen uit de lucht Zwermen sprinkhanen aten het graan op. En toen werd het heel erg donker. Toen werden de eerstgeborenen gedood.
3. De meeste bijbelwetenschappers menen, dat de naam JHVW voortkomt uit een causatieve vorm van het wekwoord ‘haja’, zijn
4. Martin Buber, Mozes , Servire, 1970; oorspr.: Moses, 1965; meer dan een biografie ook een beknopt commentaar op de Tora
Bewerkt jan 2024
Sjemot
Sjemot/Exodus 1:1–6:1
Slavernij: hoe heeft het zo ver kunnen komen
Het tweede boek Sjemot / Exodus van de Tora begint met de gelijknamige parasja Sjemot, wat betekent ‘namen’, want het boek begint met de namen van de zonen van Jacob.
In vogelvlucht behandelt de parasja de uitgroei in de loop van honderden jaren van die zonen van Jacob tot een volk van honderd duizenden, een volk, dat door een latere farao wordt gezien als een bedreiging; hij knecht het tot slavenarbeid en gelast de moord op geboren jongetjes. Hoe heeft dat volk in het land Gosjen het toch zover laten komen, dat zij zich hebben laten knechten tot dwangarbeid en dat zij zo lang hebben berust in slavernij?
Strategie van de farao
Natuurlijk kan de oorzaak aan de kant van de Egyptenaren worden gezocht. Dat vermeldt de Tora ook. Het was een politiek-strategische zet, zoals de oude wijzen opperen. De Farao was bang voor een groot volk van vreemdelingen aan de zwakke oostgrens van zijn rijk, een grens die al te vaak overschreden werd door vijandige volken uit het oosten. Hij vertrouwde die vreemdelingen niet.
Vrees voor ongewenste allianties van de Israëlieten met de vijand was uit zijn oogpunt niet onterecht. Misschien waren hij en de andere Egyptenaren ook jaloers op hun economische voorspoed (waar hebben we dat later steeds weer gezien ). Door het volk in aantal te beperken door dwangarbeid en zijn bevel de mannelijke kinderen te doden sloeg de Farao – vermoedelijk Ramses II – twee vliegen in één klap. De oostgrens werd betrouwbaarder beveiligd en tegelijk kon hij de dwangarbeiders inzetten in de bouw van zijn twee nieuwe hoofdsteden, Pithom (stad van Amon) en Ra’amses (stad van Ramses).
Assimilatie
Maar ook zochten commentatoren de oorzaak aan de kant van het volk Israel zelf. De Eeuwige trok zijn handen van het volk af, omdat de Israëlieten niet afgezonderd bleven in hun land Gosjen en niet trouw aan de vaderen; ze mengden zich in hun steeds groeiend aantal onder de Egyptenaren en gingen hun gewoonten ‘na-apen’, een voorafschaduwing van de latere helleniserende en romaniserende trends, die zich in de periode van deze uitleggers voordeden. De Eeuwige deed de houding van de Egyptenaren omslaan in haat. Die omslag in haat zien we in alle eeuwen weer gebeuren bij de naties die de bemoeienis van de Joodse minderheid in hun sociale, culturele en economische leven niet konden uitstaan; een verschijnsel dat ook zonder Gods ingrijpen verklaard kan worden*.
Educatieve doeleinden?
Sommigen dichtten aan de Eeuwige ook educatieve doeleinden toe met het toelaten van deze lange periode van slavernij. Het zou een straf zijn, die een opvoedende of een zuiverende werking beoogt; zoiets als een vader zijn zoon straft om hem op te voeden; een opvatting, waarbij mijn moderne haren van overeind gaan staan.
Wel is er in ieder geval een heel belangrijke educatieve uitwerking achteraf, na de ontworsteling aan de Egyptische onderdrukking. Wat we steeds weer tegenkomen in de Tora is, dat deze slavenperiode door de Bené Israel in herinnering moet worden gehouden als motivatie om zelf vreemdelingen goed te behandelen. Steeds klinkt de herhaalde oproep om de vreemdeling niet te onderdrukken, zoals in Sjemot 23: 9 Vreemdelingen mag je niet uitbuiten. Jullie weten immers hoe het voelt om vreemdeling te zijn, omdat jullie zelf vreemdelingen zijn geweest in Egypte.Nog op vele andere plaatsen wordt de slavenperiode met zijn onderdrukking en lijden samen met de bevrijding daaruit in herinnering gebracht bij de oproep de vreemdelingen te ontzien, te beschermen en zelfs lief te hebben (Sjemot/Exodus 22,20, Wajikra/Leviticus 19,34, Dewarim/Deuteronomium 10,19.); ook de voor die tijd opmerkelijke milde regels rond de behandeling van slaven zijn op de eigen ervaring slaaf te zijn geweest gebaseerd.
Verlies van identiteit.
In termen van voorzienigheid vraag ik me af of we wel kunnen spreken van een intentioneel hoger ingrijpen of van een vooraf gegeven hogere bedoeling van onderdrukking in het algemeen en ook in dit geval van het lijden van de afgebeulde nakomelingen van Jacob in de Egyptische ballingschap. Heeft lijden een vooraf gegeven zin? De ontwikkeling is ook te begrijpen als een intrinsieke ontwikkeling in de ziel en de geest van de volksgemeenschap en zou dan te maken kunnen hebben met het wegvallen van het gevoel van zin en richting; dat geeft de machtige meerderheid de mogelijkheid de stuurloze minderheid naar zijn hand te zetten. Inderdaad speelt de Egyptisering van de Israëlieten gedurende vierhonderd jaar van verblijf in het land van de Nijl daarbij waarschijnlijk een grote rol. Langzamerhand verloren Israëlieten de herinnering aan hun afkomst, hun voorvaderen en hun godheid. En toen ze God vergeten waren, had God als het ware ook hen vergeten. Deze godvergetenheid wordt ook weerspiegeld in de tekst van de eerste twee paragrafen door de afwezigheid van de vermelding van de godsnaam (pas aan het eind van de tweede paragraaf komt hij tevoorschijn).
Dat alles betekende een groot verlies voor het volk; zonder een gedeelde herinnering aan afkomst en traditie en zonder een gezamenlijk spiritueel ervaren verliest de groep zijn samenhang en de nodige weerbaarheid om zich tegen uitbuiting en agressie te verdedigen.
De beschrijving in de Tora van deze episode bevat geen tekenen van verzet bij het volk van Israel tegen de orders van de Farao**); het is een naamloze grijze massa die de moed heeft verloren, een volk zonder helden, een lijdzame menigte waarin geen leiders zich opwerpen die ‘nee, tot hier en niet verder’ durven te zeggen.
Een schreeuw naar de hemel
Tot de gemartelde uitgeputte massa het uitschreeuwde van ellende, ‘ins Blaue hinein’. Ze richtten hun schreeuw misschien niet eens tot de Eeuwige, die ze niet meer kenden, want in de tekst staat alleen, dat ze schreeuwden zonder object. Maar de schreeuw steeg wel op en bereikte een transdimensionaal niveau. Zo staat het er: “ ze schreeuwden en hun hulpgeroep steeg op naar de Eeuwige ” (2:23). Hij schrok als het ware uit Zijn schijnbare non-existentie wakker en trok zich het lot van het volk aan.
En er was een eenzame herder Mozes, een Hebreeër, die midden in de woestijn daarvan getuige was bij een doornstruik, die door die plotseling ontwaakte vurige compassie was gaan branden. Hoe kwam hij daar? Toen hij in Egypte was geboren, ontkwam hij aan het bevel van de farao om alle pasgeboren jongens te doden door een list van zijn moeder. Hij kwam zelfs geadopteerd door een prinses aan het hof terecht en groeit onder de naam Mozes (Mosjee). Man geworden herkent deze zijn broeders en moet na doodslag op een Egyptische slavendrijver vluchten naar de Sinai woestijn waar de Eeuwige zich in een nieuwe hoedanigheid aan hem bij die brandende doornstruik openbaart en hem opdraagt zijn onderdrukte volk naar de vrijheid te leiden.
Noot
1. Verschillende commentaren op de parasja Gjemot zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus.
Herz jan 2024
Wajechi
Beresjiet/ Genesis 47:28-50:26
De woede van Sjimon en Levi
In deze laatste parasja van Beresjiet/Genesis ligt Jakob op zijn sterfbed. Hij roept zijn zonen bij elkaar om hen te vertellen, wat in ‘ latere dagen zal gebeuren’ . Meer dan voorspellingen lijken het karakterschetsen, die de door het leven getekende oude vader van zijn weerbarstige zonen geeft in een stroom van in koortsdroom voortijlende poëtische beelden. H ij houdt de zonen als het ware een spiegel voor, een confrontatie in soms lovende, soms snijdende bewoordingen. Met name Sjimon en Levi krijgen het flink voor hun kiezen.
(HSV 49:5-7) Sjimon en Levi zijn broers,
hun wapens zijn werktuigen van geweld.
Laat mijn ziel niet in hun geheim overleg komen,
en mijn eer niet aan hun bijeenkomst deelnemen;
want in hun woede hebben zij mannen doodgeslagen;
en in hun moedwil hebben zij runderen de pezen doorgesneden.
Vervloekt zij hun woede, want die is hevig,
en hun verbolgenheid, want die is hard.
Ik zal hen verdelen over Jakob
en hen verspreiden in Israël .
De daden van Sjimon en Levi
Uit deze krachtige statements blijkt, hoe Jakob op zijn oude dag nog allerminst is vergeten, hoe destijds onder leiding van Sjimon en Levi de inwoners van Sjechem (Sichem) zijn misleid en afgeslacht. (Beresjiet/Genesis 34) Niet alleen hebben zij daardoor het leven van hun familie in de waagschaal gesteld en blootgesteld aan de wraak van de omwonende volken, zij hebben daardoor ook de reputatie van de Eeuwige beschadigd. Ook al is hun zuster Dina door de prins van Siechem verkracht geweest – dit riep om wraak, zo verdedigden de broeders zich tegenover hun vader – , dit kan deze meedogenloze gewelddaden niet rechtvaardigen. Op zijn sterfbed vervloekt de oude vader dit nietsontziende fanatisme; ‘ hij zal hen (dwz de stammen van Sjimon en Levi) verdelen over Jakob (d.i. de andere stammen) en hen verstrooien in Israël’ .
Hun verstrooiing
Inderdaad schijnt in de loop van geschiedenis van de twaalf stammen in het land Kenaän de stam van Sjimon betrekkelijk gauw verdwenen te zijn, opgegaan in de stam van Juda, De middeleeuwse meester Rabbi David Kimchi (Radak) brengt dit in zijn commentaar op deze passage in verband met de 24.000 mannelijke slachtoffers die het gevolg waren van de verboden seksuele gemeenschap van de Sjimonitische prins Zimri met de Midjanitische prinses 2 ,. De weduwen uit de stam van Sjimon werden verdeeld over de andere stammen, waar zij bedelend rondgingen, zo vermeldt Radak . Een andere lezing – vermeld door Rasji ad loc – vermeldt dat de Sjimonieten arme schrijvers werden, die de voor hun brood het hele land moesten rondreizen. Hoe het ook zij, wat we hier gedemonstreerd zien is hoe van fanatisme en extremisme over lange perioden hun negatieve doorwerking hebben,
De afstammelingen van Levi, de Levieten, kwamen er beter af. Dat zij zulke vrome dienaren van de heilige ark en de tempel zouden worden is uit Jakobs woorden niet af te leiden. Maar ook hun lot was toch ook niet te benijden, zegt Rasji; weliswaar hadden ze recht op tienden van de oogst, maar daarvoor moesten ook zij het hele land rondreizen, van dorsvloer tot dorsvloer. Zo werden ook zij verstrooid.
Concentratie van extremisme
Een morele les kan aan deze voorspelling van Jakob ontleend worden: de wapens van Sjimon en Levi zijn geweld en wraak en met hun plannen wil Jakob niets te maken hebben. Wanneer woede, ressentiment en onvrede in groeperingen van samenlevingen geconcentreerd worden dreigt het gevaar van terreur, ondermijning van vrede en komt oorlog in zicht, We zien in de huidige politieke situatie in de wereld vele voorbeelden, niet in de laatste plaats in de Palestijnse gebieden, maar ook in Israël moet men zich hoeden voor ‘sjimonitisch’ extremisme.
Een advies geeft geeft de laatmiddeleeuwse Isaac ben Arama 3 ,: De fanatieke woede van de twee broers is zeker te laken, maar in gedoseerde hoeveelheid stimuleert de eigenschap van woede ( af ) de mensen om hen uit apathie te wekken en te brengen tot noodzakelijke actie. Daarom had het zin om de passies van Sjimon en Levi als het ware te ‘verdunnen’ door deze stammen te verspreiden over heel het volk van Israël. Of dit voor nu een oplossing is is de vraag.
Noten
1. Verschillende commentaren op de parasja Wajigasj zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus.
2, Bemidbar/Numeri 25:4 ev. Zie ook Talmoed Sanhedrin 82a en b en mijn commentaar op de parasja Pinchas
3, In zijn Akedat Jitschak, gate 33, waarin hij refereert aan de Ethica van Aristoteles, die op vele middeleeuwse rabbijnen – ook Maimonides – veel invloed had
Wajigasj
Beresjiet/Genesis 44:18 – 47:27.
Voorzienigheid
Als Joseef na de emotionele pletrede van Juda de overtuiging heeft gekregen, dat zijn broeders werkelijk ten goede zijn veranderd, kan hij zich bekend maken als de broer, die zij ooit verkocht hebben aan de karavaan van de Midjanieten. De broeders zijn eerst verbijsterd en bang, maar de onderkoning Joseef stapt van zijn troon af en laat de geschrokken schare dichtbij hem komen. Hij bezweert hen niet bang of boos te zijn. Niet met zoveel woorden vergeeft hij de mannen hun schuld – maak jezelf niet langer verwijten, zegt hij – en hij plaatst de hele keten van gebeurtenissen, die hebben geleid tot de hoge en machtige positie die hij nu heeft in een ander perspectief, dat van de Goddelijke voorzienigheid:
Beresjiet Genesis 45: 7 (NBV) ‘God heeft mij voor jullie uit gestuurd om jullie voortbestaan op aarde veilig te stellen; zo wilde hij veel levens redden’.
Bestaat voorzienigheid?
Die Goddelijke voorzienigheid is in de laatste eeuwen van verlichtingsdenken en moderniteit nogal in discussie gekomen, zo niet door de meeste moderne denkers als idee verlaten.
In de 18e eeuw deden de vaak nog christelijk georiënteerde filosofen een poging om het beeld van een God die een goede wereld heeft geschapen en een voortreffelijk plan heeft uitgestippeld te verenigen met enerzijds de onloochenbare feiten van de natuurrampen en het morele kwaad en anderzijds met de steeds verfijndere concrete wetenschappelijke feiten van een wereld die voor de verklaring van de verschijnselen geen God nodig heeft. In veel van hun redeneringen werd het kwaad gezien als een door God ingestelde onvermijdelijke omweg naar de uiteindelijke goede eindbestemming 2 .
Later werden door moderne filosofen en wetenschappers deze soort pogingen geheel gestaakt en gingen vele (existentialistische) denkers de menselijke positie zien als eenzaam in de kosmos en opgezadeld met de uitdaging het beste ervan te maken. Hij moet zijn eigen levensontwerp maken, enige vooraf gegeven zin is in de schepping niet ingebouwd. Moedig en opstandig bepaalt hij zijn eigen lot (Albert Camus). Sterk wordt de nadruk gelegd op de verantwoordelijkheid voor het eigen leven en de vrijheid om vorm te geven aan dat leven, dat in grote mate maakbaar is.
In die sfeer kan Joseef gezien worden als een schoolvoorbeeld van iemand die er het beste van heeft gemaakt. Hij heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn lot. Hij had een helder verstand, een prima intuïtie, een vermogen om te schouwen en dromen in hun essentie te begrijpen. Die gaven heeft hij uitstekend gebruikt. De misdaad die zijn broers aan hem gepleegd hadden heeft hem uitgedaagd zijn talenten tot het uiterste uit te buiten. De hele reeks gebeurtenissen rond Joseef kunnen prima geduid worden als bepaald door de acties van een man, die verantwoordelijkheid neemt, zelfvertrouwen heeft en vastbesloten is. Zò is hij opgeklommen uit het dal van door zijn broers verkochte slaaf naar de top, misschien een beetje geholpen door gelukkig toeval. Waar is er die superviserende Voorzienigheid voor nodig?
Ondoorgrondelijke wegen
En bovendien: een Goddelijke voorzienigheid, die misdaden nodig heeft om zijn voorziene doelen te bereiken, is die wel te verdedigen? Het is opvallend hoe vaak de aanvankelijke menselijke verkeerdheden, dwalingen, vooruit: zeggen we ‘zonden’, de geschiedenis juist essentieel vooruit hebben helpen duwen. Met het eten van de boom der kennis begint de geschiedenis van de mensen met hun deugden en ondeugden; de jaloersheid van zijn broers brengen Joseef – en uiteindelijk de Israëlieten – in Egypte; de zonde van Juda met Tamar brengt het nageslacht voort dat zal leiden tot koning David en diens zonde met Batsjeva en de moord op haar man brengen de grootste koning van Israel voort, Sjlomo ha-melech, koning Salomo. ‘Overtredingen werken heimelijk positief uit op het lot van het oude Israel; God, zo lijkt het, werkt aan beide zijden van de legaliteit om het fortuin van zijn uitverkoren volk te bevorderen’ 3 .
Het blijft een lastige kwestie. Hoe het ook zij, Joseef zelf had de ervaring, dat hij instrument was van een Goddelijke hand. Had hij dat verkeerd? Hoe kunnen we dat in ons hedendaags denken rijmen? Mijn indruk is, dat in het beste van het Joods gedachtegoed de paradox geduld kan worden, dat er als het ware twee bestaanswijzen naast elkaar kunnen bestaan 4 , twee lagen van bewustzijn, waarin de wereld en het menselijk bestaan gepercipieerd en onderzocht kan worden 5 .
Twee lagen van perceptie
De eerste laag is de laag van het contingente en concrete gebeuren in de wereld, waarin de mens tot op grote hoogte de vrije wil ervaart om binnen gegeven voorwaarden beslissingen te nemen en zijn leven en omgeving vorm te geven. Het is goed te doen om in deze laag te leven zonder idee van voorzienigheid; er is geen vooraf ingebouwde voorzienigheid of zin. De wetenschap is de meest rationele uitbouw van deze bestaanswijze.
De met hoe dan ook met enige reflectie (misschien mogen we zeggen met religiositeit in de meest ruime zin) behepte mens is daar toch niet tevreden mee. Hij vermoedt een tweede laag, een hogere of diepere laag, die zich stelt boven (of onder) alle contingente fenomenen en menselijke onderscheidingen zoals bijv. goed en kwaad, een laag waarin iets gewaar of vermoed kan worden omtrent onder- of bovenliggende richting, sturing, bestemming. Wat je als mens kan doen is je daarvoor trachten open te stellen en proberen te zien of te luisteren naar wat de weg is die hem wordt aangeboden vanuit een volstrekt andere dan de vertrouwde dimensies.
In die termen is de kwaliteit van Joseef geweest om in de nood van het moment open te staan voor die diepere/hogere laag en voor de tekenen, die de noodzakelijke richting aangaven; wie daarop vertrouwt en deze openstelling tpelaat geeft die andere dimensie (God zo je wilt, maar je mag het ook ongenoemd laten) de gelegenheid zich te openbaren en een aanwijzing te geven voor de noodzakelijke weg die voorligt en en de draagkracht om die te gaan 6 .. Dat inzicht over hoe dat bij hem het geval was moet bij Joseef ten volle ingedaald zijn, toen hij zijn broeders na ruim twintig jaar weer voor zich zag 5 .
noten
1. Verschillende commentaren op de parasja Wajigasj zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus.
2. Een overzicht in Susan Neiman, Evil in modern thought , Princeton University Press, 2002. De enorme aardbeving van Lissabon in 1755 ontstak de discussie, o.a bij Immanuel Kant
3. Citaat uit David Biale’s boek, Eros and the Jews, Basic Books, Harper Collins, 1992
4. Rabbi Akivaa zei: alles is voorzien, toch is ons vrijheid van keuze geschonken, Pirkee Avot 3.15.
5. Verwante opvatting kwam ik tegen in Andreas Burnier, Ruiter in de Wolken, 1955, p. 275 ev
6. Een mooie passage uit de Talmoed breng ik hiermee in verband;
‘Als een mens begint te zondigen worden de deuren voor hem wijd geopend, maar als hij zich wil zuiveren wordt hij geholpen. In de school van Rabbi Ishmael leerde men: het is als de verkoper van olie en balsem. Als de koper (gewone) olie komt kopen zegt de winkelier: hier is de maatkan, meet het zelf maar af. Maar als de koper balsem komt kopen zegt de winkelier: wacht, ik meet je balsem samen met jou af, zodat we beiden van de geur genieten.’
Dat spreekt aan: God als de winkelier, die als voor de foute weg kiest jou niet tegenhoudt, maar als je de goede weg kiest een handje helpt. Voor de seculiere lezer: als je voor de foute weg kiest houdt niets je tegen; maar als je voor de goede weg kiest krijg je een duwtje vanuit de kosmos mee.
Overigens kwam ik ook de uitlegging tegen, dat als de klant iets duurs kiest – zoals balsem – de winkelier onder het voorwendsel dat hij wil meegenieten (om zijn wantrouwen te maskeren) er beter met zijn neus op kan staan om erop toe te zien, dat hij niet benadeeld wordt; dat is de cynische uitleg, die ik niet deel, zo multi-interpretabel kan het vaak zijn…(Reesj Lakiesj (plm 200) in het Talmoedtractaat Joma 39)
Mikeets
Beresjiet/Genesis 41-44:18
Een droom, die niet is uitgelegd is als een brief die niet is gelezen
Jozef wordt uit de gevangenis gehaald om de droom van de Farao te verklaren, de beroemde droom van de zeven vette en de zeven magere jaren. Josef verklaart hem en geeft ook nog het recept om de na zeven welvaartsjaren verwachte hongersnood door te komen. De Farao verheft hem uit zijn nederige positie als bajesklant tot onderkoning en geeft hem een voorname vrouw tot echtgenoot. Jozef neemt zeer vooruitziende maatregelen en laat overal door het land voorraadschuren bouwen en vullen met koren en inderdaad komen de zeven jaren van hongersnood, die ook het land Kenaän bereiken en JJakob en zijn kroost.
De broers van Jozef komen naar Egypte om koren te halen en worden voor de onderkoning gebracht, die ze niet als hun broer herkennen.
Jozefs dromen
Elders (In mijn boek ‘Reizen door de Tora’ en op de website van Stichting Pardes) 1 heb ik deze rijke parasja vanuit het aspect van de ommekeer van Jozefs broeders belicht, nu ga ik wat verder in op het in Jozef belichaamde fenomeen dromen. In de Tora wordt niet veel gedroomd, tien zijn er te traceren waarvan zes te maken hebben met Jozef als dromer en als droomuitlegger. De vier andere dromen zijn duidelijke boodschappen van de Ene (of zijn engel) en behoeven geen interpretatie, de droom van Avimelech (Beresjiet/Genesis 20:3 ev), Jakob’s ladder (Ber/Gen 28:12 ev), Jakobs’ gespikkelde schapen (Ber/Gen31:10 ev), Lavan gemaand Jakob met rust te laten (Ber/Gen 31:24 ev). De twee dromen van Jozef en de vier die hij heeft geduid zijn in beelden verpakt en vereisen een goede uitleg. De ene droom van Jozef is die over de elf schoven, die zich voor hem buigen ( Ber/Gen37:5 ev), de ander die hij een tijd later droomt gaat over de zon, de maan en de elf sterren, die zich voor hem buigen (Ber /Gen37:9 ev). De schenker droomt over de wijnrank met drie knoppen en over dat hij Farao weer een beker overhandigt ( Ber/Gen 40:9 ev); de bakker droomt over de drie manden met brood op zijn hoofd die door vogels worden weggepikt (Ber/Gen 40:16 ev); Farao droomt over de zeven magere koeien, die de zeven dikke koeien opeten (Ber/Gen 41:1 ev) en diezelfde nacht over de zeven dunne korenaren, die de zeven dikke korenaren verzwelgen ( Ber/Gen 41:5 ev).
Rabbijnen over dromen
De waarde van dromen wordt door vele commentatoren erkend. De Talmoed zegt, dromen zijn een zestigste van profetie. (‘vuur is één zestigste van Gehinnom (plm = hel), honing is één zestigste van manna. Sjabbat is één zestigste van de komende wereld, slaap is één zestigste van dood, een droom is één zestigste van profetie’ 2 ,,
Maimonides, constateer de achteruitgang van de menselijke gave van profetie, hoewel een wijs en verheven mens in principe nog zou kunnen profeteren. Evenals de Talmoedische wijzen ziet de oude middeleeuwse meester dromen als een onvolmaakte uiting van profetische verbeelding, De Midrasj verzameling Beresjiet Rabba zegt: “dromen zijn de knoppen van profetie”. Dat is inderdaad een mooi beeld, want een knop is de vrucht die nog niet volledig is ontwikkeld, zo is ook de verbeeldingskracht ten tijde van de slaap precies datgene wat werkzaam is ten tijde van profetie, in een onvolmaakte en incomplete toestand’ 3,
Veel dromen zijn nogal chaotisch, maar te midden van verwarrende beelden kan toch een boodschap zijn verborgen. Daarom zijn dromen de moeite waard om herinnerd te worden en bezien te worden op hun mogelijke betekenis. In het tractaat Berachot van de Talmoed zijn interessante discussies te lezen over dromen en hun mogelijke betekenissen. De rabbijnen presenteren vele betekenissen van droombeelden van de meest wisselende aard. Sommige zijn echt verrassend.
Rabbi Chisda zei: ‘Een droom, die niet is uitgelegd is als een brief die niet is gelezen’ 4 , Niet zozeer de droom op zich, maar hoe een droom wordt uitgelegd is bepalend. De rabbijnen van de Talmoed zeggen: ‘alle dromen volgen de mond (de uitleg)’. Is deze uitspraak volgens de Tora? R. Eleazar zei: hoe weten we dat alle dromen de mond volgen? Omdat wordt gezegd, “en zoals hij ons uitgelegd had, zo is het gebeurd” (uit het verslag van de schenker aan Farao, Ber/Gen 41:13). Rava zei, ‘alleen als de uitleg beantwoordt aan de inhoud van de droom’ 5 ,
Een droom kan dus alleen dan zijn belang hebben, als hij in woord en duiding door de dromer of zijn uitlegger is vertaald.
Het kan lang duren voordat een droom uitkomt. Jozef heeft als jongen twee keer een droom gehad over dat buigen van zijn familie voor hem, twee keer, dat tekent het belang van de droom, zeggen de rabbijnen. De vervulling van Jozefs dromen duurt wel heel erg lang. Aanvankelijk lijkt er weinig uit te komen van het beeld van de meester voor wie zelfs de sterren buigen; integendeel niet lang na de dromen is Jozef slaaf geworden. Het duurt nog tweeëntwintig jaar voordat de broers van de inmiddels onderkoning geworden Jozef zich neerbuigen als de korenschoven van de jongensdroom. Dat de vervulling zo lang duurt heeft te maken met dat de dromen op verschillende dagen zijn gedroomd. De twee dromen van Farao daarentegen zijn op dezelfde nacht gedroomd; dat betekent, dat de boodschap bijzonder urgent is en hun vervulling aanstaande. Jozef benadrukt: ‘Dat de droom tot tweemaal toe aan Farao herhaald is, wil zeggen, dat de zaak bij God vaststaat, en dat God die spoedig zal volbrengen’ (Ber/Gen 41:32). Let dus op dromen die zich vaak herhalen!
Jpzef naast uitlegger ook uitvoerder
Jozef is niet alleen een dromer, hij is ook en vooral een uitlegger. Daarbij ziet hij zichzelf als instrument, als kanaal voor de Ene. Als uitlegger moet je helemaal leeg zijn van eigen belang en subjectieve associaties en oordelen, dan kan je je voor de boodschap openstellen. Jozef begrijpt ook, dat de boodschap in de dromen van Farao vraagt om actie en hij komt onmiddellijk met een strategisch plan om de gevolgen van de voorspelde hongersnood na de zeven jaren van welvaart op te vangen. Als je de boodschap van de droom hebt begrepen kan je maar beter de vereiste actie ondernemen.
Dromen als diagnose
Dromen kunnen verwarrend zijn en soms misleidend, maar ze zijn geen bedrog, ze gebruiken allen allerlei trucs om de boodschap zowel te brengen als te verbergen, zoals Freud dat uitgebreid heeft beschreven. Mijn ervaring is, dat ze vrijwel altijd iets te zeggen hebben over de grondstemming in onze lichamelijke of psychische constitutie, die overdag vaak onder de oppervlakte van ons daags bewustzijn duikt. Vaak manifesteren dromen iets van onze al dan niet heimelijke verlangens, van de meest nobele tot de meest verwerpelijke. Gedachten, driften en frustraties kunnen stof leveren voor bizarre droomverhalen. Soms gaat een droom niet over onszelf maar over anderen, of zelfs de samenleving en de wereld. Dan naderen zijn de profetie. Het loont de moeite onze dromen niet te vergeten, maar ze onder ogen te zien en te overdenken. Ze dragen bij tot de kennis van onszelf.
Dromen als kenmerk van leiderschap
Rabbi Jonathan Sacks z,l, 6 heeft ook over de kracht van dromen geschreven. Hij breidt het begrip uit tot krachtige visualisatie van ideeën, voor een betere toekomst van mens en samenleving die om verwerkelijking vragen,
Als voorbeelden noemt hij het zionisme dat krachtig is opgeladen door Theodor Herzl’s uitspraak: “Als je wil is het geen droom, im tirtsee een chalom” en Martin Luther Kings beroemde “Let ’s have a dream”. waarmee hij de emancipatie van de zwarte bevolking van de Verenigde Staten inspireerde, Dromen, de gave die uit te leggen en dan de kracht om die in actie om te zetten, dat is een kenmerk van groot leiderschap, aldus Sacks, en Jozef heeft daar een goed voorbeeld voor gegeven.
Laten zulke leiders opstaan die het rampzalige conflict van Israël en de Palestijnen de weg van de vrede op durven dromen en leiden.
Noten
1. Verschillende commentaren op de parasja Mikeets zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus.
2, Talmoed Berachot 57b. Vele uitspraken over dromen staan in de hoodsstukken 55-57 van het tractaat Berachot
3, (Gids der Verdoolden/Moreh Nevoechiem 2:36
4, Berachot 55a
5, Berachot 55b
6, Rabbi Jonathan Sacks over dromen: http://www.ou.org/torah/parsha/rabbi-sacks-on-parsha/the_power_of_dreams/
Rav Kook over Mikeets en dromen: http://ravkooktorah.org/MIKETZ63.htm
Degelijk artikel is ‘Torah Dreams’ , door Rabbi Dr. Hillel ben David (Greg Killian)
RC herzien dec 2023
Wajesjev
Beresjiet/Genesis 37:1-40:23
De wegwijzer; toeval of sturing?
Van de vele kleurige en dramatische gebeurtenissen kies ik een passage over één bepalend moment, dat zich voordoet tijdens Joseefs zoektocht naar zijn broers, die hem als slaaf zullen verkopen. Het lijkt een vrij onbelangrijk detail dat in hoofdstuk 37: 15-18 wordt verteld: (NBV) ’Toen Jozef daar in het veld ronddwaalde, kwam hij iemand tegen die hem vroeg wie hij zocht. ‘Ik ben op zoek naar mijn broers,’ antwoordde hij. ‘Kunt u me zeggen waar zij het vee aan het weiden zijn?’ ‘Ze zijn hier niet meer,’ zei de ander, ‘ik hoorde hen zeggen dat ze naar Dotan wilden.’ Jozef ging zijn broers achterna en trof hen in Dotan aan’.
Man of engel?
Uitgangspunt bij Tora-verklaring is dat er nooit iets voor niets staat.
Ook al lijkt het een onbelangrijk detail, het feit dat het is opgenomen in het verhaal houdt in dat het een betekenis of boodschap heeft.
In de hierboven opgenomen vertaling staat, dat Joseef ‘iemand tegenkwam’. Letterlijk vertaald staat er: Jiemtsehoe ies ofwel: een man ( iesj ) vond hem. Wanneer er sprake is van een anonieme ‘man’ gaat het in de Tora meermalen om een instroming in de manifeste wereld van een transcendente kracht, die een belangrijke wending teweegbrengt. Soms wordt hij een ‘man’ genoemd, zoals de mannen die bij Avraham op bezoek komen en hem de geboorte van Jitschak in het vooruitzicht stellen; en denk ook aan de ‘man’ met wie Jacob heeft geworsteld aan de Jabbok. Soms wordt hij een boodschapper genoemd, een ‘ malach ‘, later via het Griekse equivalent ‘ angelos ‘ vertaald als ‘engel’.
De veel geraadpleegde Middeleeuwse commentator Rabbi Sjlomo Jitschaki (Rasji) verklaart beknopt, dat het hier gaat om (de engel) Gavriël; zie ook het boek Daniël, waarin gewag wordt gemaakt van ‘een man Gavriël’, waar het duidelijk gaat om een engel-achtig fenomeen (Daniël 9:21 ) Daarmee kiest deze commentator duidelijk voor de interpretatie dat het hier een ingreep van de Eeuwige betreft.
Hoe het ook zij, het is duidelijk dat het hier een draaipunt betreft in de afwikkeling van het drama van Joseef en zijn broeders, ja zelfs in de geschiedenis en het lot van Israël. Joseef was verdwaald. Als hij de man niet had ontmoet had hij zijn broeders waarschijnlijk nooit gevonden. Misschien was hij wilde dieren tegengekomen, rovers, misschien was hij onverrichter zake teruggekeerd naar het kamp van zijn vader.
Hij was waarschijnlijk nooit in Egypte terecht gekomen en nooit de redder van zijn familie geworden,. Waarschijnlijk was Jacob en zijn zeventig mensen nooit in Egypte aangeland, met de vestiging in het land Chosjen, de bevolkingsaanwas,, de toenemende onderdrukking en tenslotte de Exodus.
Toeval of sturing?
Is het toeval dat de ‘man’ op de weg van de verdwaalde Joseef kwam?
Eeuw in eeuw uit is de vraag of een essentiële schakelgebeurtenis (b.v. een ontmoeting) nu zuiver toeval is geweest of een ingreep Gods. Het is een onderwerp, dat gezellig bediscussieerd werd en wordt aan de borreltafel (of bij het nomaden kampvuur, wie weet) en tussen wetenschappers, theologen en filosofen, in gewichtige academische fora. Op belangrijke historische wendingspunten, maar ook in de individuele levens van onberoemde personen zijn er staaltjes van al dan niet schijnbaar toeval te geven.
Wie ben ik om een overzicht te geven van de stand van deze discussie, die in populair wetenschappelijke vorm een eigentijdse variant kent – waar het gaat over biologische evolutie – onder de noemer van ‘intelligent design’.
Ik wijs er hier op, dat de Tora suggereert, dat er een bovenmenselijke, zo u wil goddelijke sturing is. Een sturing, die kennelijk wil, dat Joseef zijn beproeving tegemoet gaat, dat de broeders hun dwaling aan hem begaan, zodat Joseef vanuit de diepste put via toppen en dalen naar zijn hoogste glorie kan stijgen, waardoor hij zijn familieleden vanuit hun ontberingen een veilige plaats van welvaart kan bieden, welke plaats weer wordt tot een oord van ellende, van waaruit zij uiteindelijk uit de slavenketens bevrijd optrekken naar de Sinaj, waar zij de openbaring van de Tora krijgen, waarna etcetera de geschiedenis verder rolt met een beurtelings oplichtende dan weer in duistere raadselachtigheid verzinkende finaliteit.
Misschien is onze grootste vrijheid als mens niet zozeer dat wij in opperste vrijheid kunnen kiezen als wel dat wij de vrijheid hebben ons af te sluiten óf ons te openen voor welke boodschapper ons vanuit een grotere dimensie met zijn tekens, met zijn richtingwijzing tracht te bereiken. Misschien is dat de kwaliteit van Joseef geweest – behalve dat hij een helder verstand had, een prima intuïtie, een visie om te schouwen en dromen in hun essentie te begrijpen – : de kwaliteit om in de nood van het moment, verdwaald in eindeloze velden, open te staan voor tekenen, die de juiste richting aangaven; en wie weet geeft dat aan die hogere dimensie (God zo u wil) de gelegenheid zich te openbaren met de noodzakelijke weg die te gaan is.
Noot
1. Verschillende commentaren op de parasja Wajesjev zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus.
Chanoeka sameach!
RC bewerkt 8 dec 2023
Wajisjlach
Genesis/Beresjiet 32:4 – 37
Het litteken van Jakob
Jakob is op de terugreis vanuit Charan naar de tenten van zijn jeugd. Zijn broer Esau, die hij tweeëntwintig jaar geleden ontvlucht was trekt hem tegemoet, beiden zijn welvarend geworden. Met angst en beven ziet Jakob de ontmoeting met zijn vermoedelijk wraakzuchtige broer naderen en hij vreest het ergste. Verschillende preventieve maatregelen treft hij. Hij verdeelt zijn mensen over verschillende plaatsen, zendt rijke geschenken aan vee vooruit. Vlak voor de ontmoeting overnacht hij in zijn eentje aan de beek Jabbok en vecht met een onbekende man
Een nieuwe identiteit
De nacht van Jakobs worsteling met de ‘man’ (iesj ) ontpopt zich als een beproeving. De paradox is dat de duistere kracht die Jakob aangrijpt en het op zijn ondergang voorzien lijkt te hebben, hem kwetst aan zijn heupspier, zich in de loop van het gevecht onthult als engel van licht die Jakob kan zegenen en hem een nieuwe identiteit (als ik dat beperkte woord kan gebruiken) in leidt. Het is Jakob die zijn inzet ten volle moet geven, maar als hij dat dan ook doet, wil de tegenstand wijken en blijkt daarachter de goddelijke zegen schuil te gaan.
Een afrekening
In zijn jonge jaren was Jakob jaloers op Esau, hij wilde de macht en de ongeremde spontaniteit van de door de vader zo geliefde Esau hebben en aan het ziekbed van zijn vader kleedde hij zich zelfs in Esau’s kleren, wilde als het ware in zijn schoenen staan. Nu vindt hij zijn werkelijke identiteit en zijn missie: man te zijn van de geest, die het primaat heeft boven de illusie van fysieke macht en materiële rijkdom. Het nachtelijk gevecht betekent ook de rekenschap die Jakob zich moet geven over zijn leugenachtig en jaloers gedrag tegenover zijn vader en zijn broer, een ‘ chesjbon hanefesj’, een afrekening op diep psychisch niveau; Jakob heeft ommekeer – tesjoeva – gedaan. Van een Jaäkov, een hielenvolger, een bedrieger, is hij een Godstrijder, Israël, geworden.
Jakobs heupspier verwondt; een oude rabbijnse uitleg
Toch is Jakob er niet zonder ‘kleerscheuren’ vanaf gekomen.
Hij is gewond geraak aan zijn dijbeen, meer speciaal aan de zenuwpees die over de heup loopt, de nervus striaticus . Hebreeuws gied nasjee , je zou kunnen zeggen een variant van de Achilleshiel. Daar op die plek wist de nachtelijke man/engel net nog voor het ochtendgloren, toen hij ‘op verlies’ stond, Jakob nog te raken. De rabbijnen associëren dit met een stukje kwaad, dat Jakob zo met zich meenam en (zelfs dat dit mystiek gezien een opening bood voor rampzalige gevolgen als de verwoesting van de tempel), een denkwijze die doet denken aan soort van negatief ‘karma’, dat toch aan de gelouterde aartsvader bleef kleven. Het staat dan voor de zwakke plek die wij allemaal hebben om te bezwijken voor destructiever hartstochten, die ons op een onbewaakt ogenblik kunnen overweldigen. Gied nasjee , letterlijk ‘de zenuw van het vergeten’ , want wanneer die zwakke plek – volgens de Zohar niet voor niets vlak bij schaamstreek, – eenmaal geraakt is kunnen we alle morele scrupules en al het rationele denken doen vergeten, overboord zetten. Zo verklaart men het taboe, dat de Tora voor het eten van de heupzenuw geeft 2 .
Een blijvend litteken
Als alternatieve uitleg zou je ook kunnen zeggen, dat Jakobs kwetsuur op indringende wijze weergeeft, dat alle intens ingrijpende ervaringen van fysiek en psychisch geweld een trauma nalaten. Het is onderdeel van de menselijke conditie. Jakob hield er een mank been aan over. Feitelijk kan vrijwel niemand vermijden dat het leven hem of haar op een bepaalde manier of op een zeker moment verwondt, soms lichamelijk, soms psychisch, soms allebei, soms in overkomelijke mate, soms overweldigend. Iedereen heeft zijn eigen litteken dat hem of haar herinnert aan de worsteling om de crisis die hem of haar heeft getroffen te overkomen. De overwinning is nooit absoluut . Je kan er overheen komen,of er zelfs rijker uitkomen, maar een litteken blijft schrijnen .
Noten
1. Verschillende commentaren op de parasja Wajisjlach zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus.
2. zie de een uitgebreide kabbalistische behandeling door Isaiah ben Abraham Horowitz (c. 1555 – March 24, 1630) ofwel de Shelah in Shney Luchot Habrit op sefaria.org
RC bewerkt 1 dec 2023
Toldot
Beresjiet/Genesis 25:19-28:9
Demonisering
Een gezinspsycholoog zou over Isaaks familie waarschijnlijk spreken van een gespleten gezin. Vader Isaak(Jitschak) en moeder Rebecca (Rivka) hebben ieder hun eigen voorkeur en dragen ieder bij om de disharmonie tussen hun beide zonen (Esau (Esav) en Jacob (Jaäkov) te versterken 1 .
Esau en Jacob, twee karakters
Vanuit het oogpunt van toneel- of filmscenario is het verhaal van de broers vol spannend conflict en ligt het drama voor het grijpen. Esau is dan een onmisbaar en noodzakelijk ingrediënt van het drama. Goed de tekst bekeken is er niet zoveel mis met hem. Hij is een onstuimige vent, een wildeman, maar ook een goed jager en j een goede krijgsman (die naar de latere vaderzegen zal leven van het zwaard). Hij is een lastige klant, die naar het idee van zijn ouders de verkeerde vrouwen kiest, maar dat later tracht goed te maken door een kleindochter van Avraham te trouwen. Hij leeft in het moment, een gepassioneerd man. Misschien zou hij nu een stinkend rijke zakenman zijn, een ijzervreter van een kolonel in het leger, een stervoetballer zijn, kundig, toegewijd, populair, een paar jaar geliefd, en later vergeten, .
Jacob is zijn tegenhanger, een rustige man, slim, een vent die vooruitkijkt, wiens ambitie verder reikt dan het moment van nu, een strateeg, die vooruit plant.
Rabbijnse demonisering van Esau
Maar Esau zou in veel rabbijnse ogen het toonbeeld worden van het kwade, van de man die voor het slechte pad kiest. Zijn andere naam Edom – de rode – zou het label worden van alle kwade machten die het op Israël voorzien hadden. Het volk Amalek, afstammend van Esau, Haman de afstammeling van Agag, ook een Edomiet, dan de Romeinen en zelfs Hitler werden door velen gezien in het teken van Esau.
Vele commentaren en midrasjiem belichten duistere kanten van Esau en schilderen hem af als een onverschillige, liefdeloze, moordlustige man. Er zijn tal van legenden om Esau geweven, die de slechtheid van Esau in kwade geuren en donkeren kleuren beschrijven.2 ,
Een voorteken zagen vele uitleggers reeds het rode haar waarin de baby Esau was gehuld, waarbij de kleur rood als symbool gold van het te vergieten bloed. Het kan heel goed, dat Avraham Esau nog heeft meegemaakt. Avraham was 100 toen Jitschak geboren werd, 140 toen Jitschak huwde en waarschijnlijk twintig jaar later vader werd. Jacob en Esau ongeveer waren nog jongens, toen Esau van de jacht terug kwam en de rode soep eiste. De legende wil dat tot dan Esau omwille van zijn grootvader zijn boze neigingen inhield. Maar op die dag dat Avraham stierf, 175 jaar oud, braken bij Esau de duistere krachten los. Sterker nog, de legende luidt, dat op die dag Esau ook Nimrod had verslagen, de koning die Avraham al had vervolgd en die, nog steeds rebelleerde (Nimrod <‘marad’= rebelleren) tegen diens nageslacht en tegen die Ene G-d; Nimrod had het voorzien op Esau, waarbij het tussen hen ook nog zou gaan om het kleed van Adam, dat macht gaf over de wereld en de natuur. Sindsdien zou Esau een machtige mensenhater zijn, die als een ziekte haat om zich heen zou verspreiden.
Mooie schrille verhalen, die op zich al weer roepen om duiding. Duidelijk is dat veel bijbelcommentaar en midrasj uit zijn op het construeren van duidelijke zwart-wit rolmodellen. Aan de ene kant zijn er heilige voorbeelden van het goede – vaak gevonden in Avraham, Isaak en Jacob, Mozes, David etc. De Oude Wijzen zien graag Jacob als onberispelijk en vroom, al Tora lerend bij de tenten en zo praatten zij het bedrog van Rebecca en Jacob bij het schijnbare sterfbed van Isaak goed 3 . Maar – aan de andere kant – zijn daarmee ook antithetische modellen ontstaan van slechtheid en kwaad.
Twee polen
Esau is voorwerp geworden van het laatste. Goed beschouwd is hij toch eigenlijk niet meer is dan de ‘gewone mens’ met zijn passies, de bully, de macho, de feestvierder, de vreemdganger, licht ontvlambaar, oppervlakkig, ja misschien de vijand van het ene moment en de vriendelijke buurtgenoot van het volgende moment. Jacob is ook niet zonder smetten, hij heeft zijn eigen menselijke tekortkomingen. Hij is de man van de reflectie en verstand, die deze geestelijke attributen eerst verkeerd aanwendt voor list en bedrog en later met zichzelf en zijn broer in het reine komt. De Tora beschrijft eerder dan statische portretten van supergoede en intens kwade karakters de dramatische dynamiek van een proces tussen twee mensen, die de belichaming zijn twee polen; van geest en lichaam, van verstand en impuls, van reflectie en drift. Beiden zijn aan elkaar gewaagd. Eigenlijk vormen ze een polariteit onder het teken van een overkoepelende eenheid. Ze hebben elkaar nodig, kunnen niet zonder elkaar. Maar Jacob is gekozen als voortzetter van Avrahams erfenis van inzicht in de onverbrekelijke eenheid in de schepping, van rechtvaardigheid en compassie. Hij is gekozen als drager van de missie om het licht van de geest in een donkere en verwarrende wereld niet te laten doven. Maar dat Jacob is gekozen betekent niet, dat Esau is afgewezen, zoals Rabbijn Jonathan Sacks nadrukkelijk betoogt in een diepgaande herlezing van de tekst, die geen aanleiding tot demonisering bevat 4 .Verliezen we dat uit het oog,dan is de basis gelegd voor overdreven heiligverklaring van de een versus demonisering van de ander. In deze barre tijden van nieuwe oorlogen die zelfs Israel bedreigen lijkt dat een vrijwel onmogelijke opgave.
Noten
1. Verschillende commentaren op de parasja Toldot zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus, en op mijn website
2. Louis Ginzberg . legends of the Jews, Volume 1:6, (1909 CE) In dit verhaal zijn allerlei aggadische vertellingen rond Esau samengevat.
3. Zie bijv Radak (Rabbi David Kimchi ,1160–1235) ad Genesis/Beresiet 27:19
4. In zijn boek ‘Niet in Gods Naam’, Kok, 2016, deel II
Wajera
Beresjiet/Genesis18 – 23
Ruzie over land en zijn bronnen, hoe losten de aartsvaders het op?
Het land wat wij gemakshalve met de beladen term Palestina (van Romeins/Latijn Palestina’ = land van de Filistijnen) noemen was nooit een leeg gebied. Toen Abraham (pas later Abram genoemd) het land Kanaän binnentrok – het land dat hem ooit aan zijn verre nakomelingen was beloofd – was híj een immigrant, evenals later zijn zoon en kleinzoon Isaak en Jacob. Abraham kwam in een land dat al door vele volken en volkjes was bewoond en al vele steden kende. Hij , zijn vrouw Saraï, zijn dienaren en de herders van zijn kudden waren nomaden. Ze moesten diplomatiek omgaan met hun omgeving. Een keer moest Abraham met een aantal bondgenoten zijn toevlucht nemen tot geweld. Dat was om zijn neef Lot uit de handen van Kedorlaomer, de koning van Elam, en zijn bondgenoten te redden. De edelmoedigheid van winnaar Abraham blijkt uit de houding tegenover de door deze koning Kedorlaomer verslagen en geplunderde inwoners van de stad Sodom: Hij wilde niemand van de vangen Sodomieten als slaaf houden en gaf al hun als buit afgenomen bezittingen terug (hfst 15).
Abraham en de Filistijnen
We leren in de parasja Wajera 1 meer van Abraham kennen in zijn verhouding tot de Filistijnen die de kuststreek ter hoogte van Jaffa en Gaza bewoonden, vermoedelijk afstammelingen van bewoners van het eiland Kreta. Met name zijn verhouding met de machtige koning van de streek Gerar in wiens gebied Abraham z9ijn tenten opzette was speciaal. Toen Abraham in Gerar neerstreek liet de koning Avimelech (“mijn vader is koning”) Sara in zijn paleis brengen; Abraham zei immers – uit angst dat in het huis van de koning niet de ‘vreze Gods’ heerste dwz men niet terug zou schrikken voor moord of verkrachting van vreemdelingen – , dat zij zijn zus was, ‘de dochter van mijn vader maar niet van zijn moeder’ (vermoedelijk was ze wel een nicht, de dochter van zijn overleden broer Haran). Een boze droom onthulde de koning de waarheid, dat Saraï Abrahams vrouw was en hij gaf haar geschrokken terug samen met vele geschenken aan vee en zilver (hfst 20).
Inmiddels had Abraham zich een reputatie opgebouwd van niet alleen een rijke en vermogend clanhoofd te zijn maar ook een bijzondere persoonlijkheid met een goede relatie met hogere machten. Toen er zich een conflict met Avinelech ontspon zien we Abrhram krachtiger optreden, hij is niet bang meer voor de machtige Filistijn, die nu nota bene een verbond met hem wil sluiten van wederzijdse loyaliteit. Maar er is nog een belangrijk pijnpunt
21: Maar wel maakte hij Abimelech verwijten over een waterput die Abimelechs knechten zich hadden toegeëigend. 26‘Ik weet niet wie dat heeft gedaan,’ zei Abimelech. ‘U hebt er mij niets over gezegd en ik hoor er nu voor het eerst van.’ 27Toen schonk Abraham schapen, geiten en runderen aan Abimelech en sloten zij een bondgenootschap. 28Zeven ooilammetjes 2 zette Abraham apart. 29‘Wat hebben die zeven lammetjes te betekenen die u apart hebt gezet?’ vroeg Abimelech hem, 30 en hij antwoordde: ‘Door die zeven ooilammetjes van mij aan te nemen erkent u dat ik deze put hier heb gegraven.’31Omdat zij daar een eed zwoeren heet die plaats Berseba 3 .
Abraham staat open voor overleg en concessies, maar schuwt een assertieve zet niet. Uiteindelijk bewaren ze de vrede en gaan de bondgenoten vreedzaam uitteen.
Abrahams zoon Isaak (Jitscchak) heeft later ook zijn eigen (frappant analoge) belevenissen in Gerar met Avimelech (zie de volgende parasja), maar treffend is zijn oplossing voor een vergelijkbaar conflict over waterbronnen met de herders van Avimelech; voor hem is strijd en onderafdeling niet de moeite waard, hij trekt zich terug en gaat naar aar bde ruimte is (zie hfst 26).;
26 19Ook Isaaks knechten gingen in het dal aan het graven en zij troffen er een bron met helder water aan. 20Maar de herders uit Gerar maakten ruzie met Isaakks herders. ‘Dat water is van ons,’ zeiden ze. Omdat hij daarover onenigheid met hen had gekregen, noemde hij die bron Esek. 21Toen groeven ze een andere put en ook daarover kregen ze ruzie; hij noemde hem daarom Sitna. 22Daarna trok hij verder, en weer groef hij een put. Hierover ontstond geen onenigheid. Hij noemde hem Rechobot, ‘want,’ zei hij, ‘nu heeft de Eeuwige ons ruimte gegeven in dit land en kunnen wij ons uitbreiden.’
Isaak deed steeds een concessie tot hij een conflictvrije ruimte vond.
We hebben hier een aantal modellen voor conflictoplossing getoond en gaan hier verder geen mooi moreel verhaal over houden in het licht van de huidige politieke situaties, die in schaal zo verschillen met de toenmalige halfnomadische samenleving. Maar moge de typische karakters van de aarstvaders u tot richtingwijzende gedachten stemmen
Noten
1. Verschillende commentaren op de parasja Wajera zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus, en op mijn website
2, Zeven lammeren: zeven is in het Hebreeuws sjeva, wat ook doet denken aan de stam voor zweren: sjeva, eed = sjevoea
3. Berseba, Hebreeuws Beër=sjeva = bron van de eed of bron van zeven
4.. Een amusante aanvulling in Genesis Rabba: de herders beslisten datn voor wiens vee het water zou rijzen, voor hem zou de bron zijn; en het water rees voor Abrahams kudden.
RC nov 2023
Lech Lecha
Beresjiet/Genesis 12-18
De universele Abraham
Jodendom, Christendom en Islam hebben zich altijd verstrengeld met politieke ontwikkelingen en niet met gunstig gevolg. Vooroordelen en onderlinge haat hebben de overhand gehad op verdraagzaam en zlefs voorspoedig samenleven. De uitbarsting van geweld rond de Gazastrook raakt ons diep in de ziel en en de schokgolf van zowel antisemitisme als islamofobie in de rest van de wereld maakt ons ongerust en angstig. Laten we ons ter gelegenheid van de parasja Lech lecha 1 de focus eens richten op de oervader van Jodendom, christendom en Islam, Abraham en de universele en verzoenende aspecten van de patriarch.
Verscheidene passages in de Tora houden in, dat in Abraham de volken van de wereld zullen zijn gezegend (zoals in de eerste zegening in Genesis 12:3, niwrechoe bechá kol misjpachot ha-adama ). Bijbelprofessor Umberto Cassuto (20ste eeuw) signaleert: ‘we hebben hier de eerste toespeling op het concept van universaliteit dat inherent is in het geloof van Israel, dat verder ontwikkeld zou worden in de leringen van de profeten’ 2 .Niet alleen voor de joden, ook voor andere religies is Abraham een voorbeeld van geloof en een inspiratie voor levenswandel. Zowel in het Christendom als in de Islam wordt hij boven zijn Joodse context uitgetild.
Paulus
De apostel van het christendom, Paulus, wijdt een bij theologen befaamde passage aan Abraham. In zijn brief aan de Romeinen legt hij de nadruk op het onwankelbare geloof van Abraham in de Altijdzijnde 3 . Als ik het goed begrijp komt het op het volgende neer. Niet omdat Abraham zulke goede daden heeft verricht werd hij door God gerechtvaardigd, niet om zijn verdiensten, maar louter doordat hij op God vertrouwde, dat godsvertrouwen was al genoeg. En omdat hij al gerechtvaardigd werd toen hij zich nog niet had besneden en er sowieso toen nog geen geheel van wettische voorschriften bestond, is ook voor hen die niet besneden zijn – lees de niet-joden c.q. de christenen – het geloof in God – en natuurlijk voor de christenen in Jezus – voldoende en het is voor rechtvaardiging niet nodig, dat je je aan allerlei voorschriften – lees de Joodse wet – houdt.
Koran
In de Koran speelt Abraham een belangrijke rol, in vele passages treedt hij op. Uit een artikel van prof. Karl Josef Kuschel 4 haal ik een belangrijk citaat uit de Koran: ‘O, mensen van het Boek, waarom redetwist gij over Abraham, wanneer de Tora en het Evangelie eerst na hem werden geopenbaard? Wilt gij dan niet begrijpen? Ziet, gij twist over hetgeen, waarvan gij kennis hebt. Waarom twist gij dan (eveneens) over hetgeen, waarvan gij geen kennis hebt? Allah weet en gij weet niet.
Abraham was noch een Jood, noch een Christen, maar hij was een oprecht Moslim. En hij behoorde niet tot de afgodendienaren.’ 5 .
Het blijkt te staan in het hoofdstuk (soera) Al Imraam, o.a. een voor joden weerbarstige verhandeling over ‘het volk van het Boek’. Maar in bovengeciteerd vers ligt wel een helder statement: Abraham ging vooraf aan Tora, Evangelie en ook aan de Koran. Hij was ‘een vriend van God’.
Prof Kuschel neemt deze soera als uitgangspunt voor zijn pleitrede voor een Abrahamitische spiritualiteit en oecumene. In zijn interreligieuze werk vindt hij zijn grondslag in de verhalen van Abraham, zoals zij verteld worden in de Tora, in het Nieuwe Testament en in de Koran. In de verhalen over Abraham komt – zo stelt hij – iets tot uitdrukking dat als grondhouding van mensen tegenover het heilige, het Absolute, tegenover God ook in andere religies te vinden is: de kracht om op grond van radicaal vertrouwen op God op te breken en iets nieuws te wagen. Dit ziet hij als Abrahamitische spiritualiteit, het radicaal vertrouwen om ondanks de deprimerende geschiedenis van conflict en geweld tussen de religies en tegen de verleiding van berusting in, vol te houden en met erkenning van verschillen steeds te zoeken naar gemeenschappelijke grond.
Tora en midrasj
Biedt de Tora in het verhaal van Abraham nog andere episoden, die inspireren tot een vredelievend samengaan van mensen?
Een late midrasj 6 verhaalt hoe een bezorgde Avraham na jaren tot tweemaal zijn zoon Ismael in de woestijn weer opzoekt en een derde keer zich met hem verzoent. Dit verhaal is in de islamtraditie in een aangepaste vorm overgenomen als basisuitleg voor de in de Koran vermelde bouw van de Kabaä door Abraham en Ismaël. Ismaël kreeg twaalf zonen. In Beresjiet/Genesis 25 wordt de laatste episode in het leven van Abraham beschreven. Hij neemt na de dood van Sara waarachtig nog een tweede vrouw, Ketoera – de midrasj zegt: dat is een teruggekeerde Hagar – en krijgt nog zes zonen bij haar. Inderdaad, een vader van vele volken is hij.7 .
Hij wordt begraven door zijn twee oudste zonen, Isaac en Ismaël (Beresjiet/Genessis 25:9). Aan het graf van hun vader ontmoeten de twee rivalen elkaar weer, dat is een hoopgevend metafoor.
Al eerder is in het leven van Abraham een signaal van een vreedzame oplossing van conflicten gegeven. Als de nog ‘jonge’ Abram met zijn neef Lot is vertrokken uit Charan ontstaat er een conflict over de weidegrond voor hun vee. (Beresjiet/Genesis 13). De herders maken ruzie met elkaar. Er is te weinig levensruimte voor beiden. Dan zegt Abraham zoiets als: laten we toch geen ruzie maken, wij zijn immers mannen die broeders zijn! Ligt heel het land niet voor je open? Er is ruimte genoeg voor ons beiden, ga jij naar links dan ga ik rechts en ga jij rechtsaf, dan ga ik linksaf.
Dat kan ook dienen als metafoor: er is ruimte genoeg voor allen, als we dat maar zien en elkaar dat gunnen. Eerst moeten we als joden, christenen en moslims ophouden ruzie te maken en elkaars waarheden aan elkaar op te dringen, stoppen met elkaar te onderdrukken en zelfs te dode. Dan kan een ontmoeting en werkelijke kennismaking zich ontwikkelen. Dan kunnen we elkaar de ruimte gunnen, elkaars verschillen respecteren, Nu klinkt dat allemaal naïef. De laatste tijden lijkt een pluraal samenleven nog ver weg.
Maar toch, misschien gloort er dooit iets als een oecumenisch gebeuren onder het patronaat van Abraham.
Noten
1. Verschillende commentaren op de parasja Noach zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus, en op mijn website .
2. U. Cassuto (1883-1951), A commentary on the book of Genesis, part two, from Noah to Abraham, Magnes Press, Jerusalem, 1977, p. 315
3. Romeinen hfst 4
4. Karl Josef Kuschel , ‘ Op weg naar een Abrahamitische spiritualiteit en oecumene’ in : In de voetsporen van Abraham, vele bijdragen aan symposia 2003 en 2004 te Nijmegen, Damon 2004
5. Koran, Soera 3 (Al Imraan) 65-68
6. Pirkee de Rabbi Eliezer, hfst. 30 e.v.
7. Zie ook: Marcel Poorthuis, https://marcelpoorthuis.files.wordpress.com/2015/05/poorthuis-hagarswanderingsbetweenjudaismandislam.pdf)
RC bewerkt okt 2023
Noach
Beresjiet / Genesis 6:9-11:32
Hoe rechtvaardig was Noach ?
De vorige Parasja Genesis/Beresjiet eindigt met de constatering, dat de mensen alleen nog maar slechte en gewelddadige dingen deden en de Eeuwige spijt had van zijn schepping. Hij besloot tot een algehele eliminatie van mens en dier door een immense watervloed. Alleen de man Noach, de enige rechtvaardige onder de verdorven mensheid, besloot Hij te sparen.
Zo wordt Noach in het begin van de parasja Noach 1 geïntroduceerd: 6:9: ‘ Dit zijn de generaties van Noach. Noach was een rechtvaardig man, onberispelijk (een iesj tsaddiek tamiem ) onder zijn generaties ( be-dorotav ), Noach wandelde met God’.
Relativiteit van de rechtvaardigheid
Je zou zeggen dat de kwalificatie van Noach als een rechtvaardig en onberispelijk bijna niet te overtreffen is. Toch zetten de Oude Wijzen een paar stevige kanttekeningen bij de persoonlijkheid van deze redder van mens en dier.Rabbi Jehoeda (2 e eeuw) haalt uit dat ‘onder zijn tijdgenoten’ ( be-dorotav , ‘in zijn generaties’) een sterke relativering van Noachs goede eigenschappen. Had Noach geleefd in de generaties van Mozes of Samuel dan was hij niet opgevallen als een bijzonder rechtvaardige; onder de blinden wordt de eenogige helderziend genoemd en de kleuter een geleerde. In een verdorven wereld is valt een klein beetje rechtvaardigheid al snel op.
Maar – zoals het in het rabbijns discours vaak toegaat – heeft zijn collega rabbi Nechemja een tegenovergestelde mening: als hij in die generatie destijds al een rechtvaardige was, hoeveel te meer zou hij dat niet in de tijd van Mosjee (Mozes) zijn geweest! 2 . Als je in een verdorven wereld rechtvaardig leeft, wat voor power heb je dan niet om desondanks rechtvaardig te zijn!
Noach en Abraham
De twee genoemde rabbijnen gaan verder met de grootheid van de persoonlijkheid van Noach te vergelijken met die van zijn nakomeling van tien generaties later: Avraham.
Van Noach hebben we net gelezen dat ‘hij rechtvaardig was en dat hij wandelde met God’ (6:9). Dat is toch niet niks. Maar wanneer Avraham in de volgende parasja wordt geïntroduceerd staat er weliswaar niets over zijn karakter of goede eigenschappen, maar wel (in het vers, waarin de Eeuwige hem een verbond aanbiedt (17:1)): ‘Wandel voor mij uit en wees onberispelijk’, een opdracht voor de toekomst, hij moet het allemaal nog waarmaken.
Maar de twee geleerden ontwaren niettemin een markant verschil ten gunste van Avraham. Rabbi Jehoeda ziet het wandelen met God van Noach als minder groots dan het wandelen voor God uit van Avraham: de morele kracht van Noach was zwak als een kind, waarvan de vader zegt: wandel bij mij. De morele kracht van Avraham was groot als van een volwassene, waarvan de vader zegt: wandel voor me uit. Rabbi Nechemja ziet dat ook ongeveer zo als hij Noach vergelijkt met een vriend van de koning; de vriend zakt weg in de modder en de koning zegt: wandel met mij hier is de grond stevig. Abraham is de vriend van de koning, die vanuit zijn raam de koning ziet wandelen in een donkere steeg en hem met een licht bijlicht; de koning zegt dan: kom je huis uit, vriend, en loop met je licht voor mij uit 3 .
Noach en zijn medemmensen
Maar er is nog iets met dat wandelen met God: het klinkt nogal geïsoleerd, zo signaleert onder anderen R. Levi Jitschak van Berditchev (18 e eeuw) 4. Het bewijst Noachs afstandelijkheid naar zijn medemensen. Hij wandelde met God maar niet met zijn medemensen, sterker nog hij had moeten proberen ze tot ommekeer te brengen en de rechte weg te wijzen. En mocht dat niet gelukt zijn, dan had hij toch in gebed om coulance kunnen vragen .
Men wijst dan op het contrast met Abraham en Mozes in situaties waarin de catastrofale vernietiging van grote collectieven aanstaande was. Abraham trok zich het lot aan van mogelijk onschuldige burgers in de verdorven steden Sodom en Gomorra en pleitte voor compassie. (Gen/Ber 18:22 ev). Mozes trachtte na de zonde van het gouden kalf Gods woede van het volk van Israel af te wenden en riep Zijn barmhartigheid in; Mozes bood zelfs aan dat in plaats van het afvallige volk van de Israëlieten hìj zou worden uitgeschreven ‘uit het boek dat U geschreven hebt’ (Ex/Sjem 32:32). Zijn levenswerk was gericht op de gemeenschap en het bouwen van een fundament van recht en omzien naar de ander. In de tijd dat Noach zijn ark bouwde – de midrasj weet te melden dat dat 120 jaar duurde – zweeg de man 5 . Hij was alleen bekommerd om de redding van zichzelf en zijn familie. Zo zien we een zekere volwassenwording van moreel besef van Noach naar Avraham en dan naar Mozes.
Parallel daaraan zien we ook hoe de Eeuwige ‘opgroeit’ in Zijn verhouding tot de mensen 6 .Bij Noach is de Eeuwige slechts een zender van goddelijke mededelingen. Bij Avraham is de Eeuwige een partner in de dialoog geworden als Hij op Avrahams moedige vragen over gerechtigheid antwoorden geeft. Tot Mozes heeft Hij zich gericht als interactieve inspirator bij de uitvaardiging van een complex van richtlijnen voor een rechtvaardige samenleving.
Herz RC 2023
Noten
1. Verschillende commentaren op de parasja Noach zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus, en op mijn website .
2. Midrasj Beresjiet Rabba, 30,9
3. Midrasj Beresjiet Rabba, 30,10
4. In zijn Tora commentaar Kedushat Levi
5. Een andere midrasj voert Noach wel sprekend op. Talmoed Sanhedrin 108b: ‘Noach de rechtschapene placht de mensen van zijn generatie te berispen en hij deed uitspraken die streng als fakkels waren en zij behandelden hem met verachting’
6. Deze kant van de zaak haalde ik uit het commentaar op My Jewish Learning
Beresjiet
Beresjiet/Genesis 1:1-6:8 okt 2015
Er zij licht en er was licht
Met de oproep van het licht creëert de Schepper de noodzakelijke voorwaarde voor het vervolg van het scheppen. Beresjiet/Genesis 1: 3-4 ‘ God zei: ‘Er zij licht ‘ en er was licht . (wa-jomer Elohiem: jehi or) God zag dat het licht goed was, en hij scheidde het licht van de duisternis’ 1 ..
Volgens de letterlijke lezing mogen we aannemen, dat bedoeld is het fysieke licht, dat wij zien. Filoloog en bijbelwetenschapper Umberto Cassuto neemt dit als vanzelfsprekend aan 2 . Hoe is dit te rijmen met de latere schepping van zon en maan (14-19), die toch ook bron van licht zijn en de taak krijgen dag en nacht te markeren? Cassuto in parafrase: eerst is er het fysieke licht zonder meer en worden de dag en nachtfasen in het leven geroepen, later worden het licht en de functie van dag- en nachtmarkering overgedragen op de hemellichamen.
Cassuto meent, dat de traditionele rabbijnse uitleg dat het allereerste licht verborgen werd ten gunste van de rechtvaardigen in de komende wereld niet overeenkomt met de bedoeling van het vers. Inderdaad zal de redacteur van het vers deze interpretatie vermoedelijk niet voor ogen hebben gehad. Toch mogen we onze ogen er niet voor sluiten, dat deze gebeitelde pregnante bijbelwoorden latere generaties geïnspireerd hebben er veel meer in te zien dan het zichtbare licht.
Het woord ‘licht’ alleen al roept associaties op, die weliswaar gebaseerd zijn op de eigenschappen van het fysieke licht, maar daar verre boven uitgaan. Licht is het metafoor voor inzicht, wijsheid, inspiratie, liefde. Neem in het Nederlandse spraakgebruik uitdrukkingen als ‘het licht zien’, ‘een lichtend voorbeeld’ en de term ‘verlichting’, die – naast de letterlijke betekenis van ‘voorzien van lichtbronnen (bv straatverlichting)’ – merkwaardigerwijs zowel een religieuze betekenis kan hebben en dan duidt op een staat van verheven vrede en diep inzicht, alsook een min of meer antireligieuze strekking heeft als ze duidt op 18-eeuwse omarming van het principe dat de ratio en rationele analyse de enige manier is om waarheid te vinden. Altijd al heeft het begrip ‘licht’ een centrale plaats ingenomen in het weergeven van essentiële menselijke ervaring van een sprong naar dieper inzicht en wijsheid.
Zo hoeft het geen verbazing te wekken, dat het monumentale bijbelvers over de creatie van het licht al bij de vroege rabbijnen ook allegorische en esoterische uitleg heeft gevonden. Het licht van het ‘Er zij licht’ is dan niet het fysische licht, want daar zorgt de Eeuwige later voor als hij zon en maan schept op de vierde scheppingsdag. De oude wijzen – met name ook in het kabbalistische grondgeschrift, de Zohar – zagen het ligt van vers 3 als het goddelijke licht van mystieke wijsheid en fundamenteel inzicht, dat de Hij heeft verborgen voor de ‘gewone’ mensen en bewaard tot de laatste dagen 3 .
De kabbalisten hebben zeer uitgewerkte uitleggingen over het goddelijk licht. Gangbaar is de opvatting geworden (van R. Isaac Luria) dat dat licht in een aantal dramatische fasen neerdalend grotendeels verborgen is geraakt in omhullende schillen: de materiele wereld zoals die zich manifesteert in onze daagse belevingswereld 4 . zijn omhuld geraakt door schillen van donkerte. Maar dit licht is niet helemaal verborgen. Het is meer als het zaad, dat in ieder mens kan ontkiemen. De schrijver van de Zohar laat een van zijn personage Rabbi Judah zeggen:
‘Als het (licht) volledig verborgen zou zijn zou de wereld geen moment kunnen bestaan!
Eerder is het verborgen en gezaaid als zaad
dat zaad laat ontstaan en fruit.
Zo wordt de wereld bewaard.
Iedere dag schijnt een straal van dit licht in de wereld
en zo houdt hij alles in leven,
want met deze straal voedt de Eeuwige, gezegend zij Hij, de wereld’ 4 .
De kabbalist wil deze vonken weer bevrijden en ze opheffen, zodat ze zich weer zich kunnen verenigen met het oorspronkelijk goddelijk geheel. Dit wordt genoemd Tikoen Olam . Op allerlei niveau kan de bevrijding van dit oorspronkelijke licht uit de duistere omhulling gebeuren, van het meest mystieke, individuele, tot het relationele, zelfs materiële globale niveau.
Het licht van Genesis 1, 3 was volgens de Zohar het licht dat David tot zijn psalmen inspireerde, dat Mozes omstraalde toen hij van de Sinai neerdaalde, het licht dat Mozes in staat stelde het hele land Israël van Gilead tot Dan te zien voor hij stierf, het licht dat is gereserveerd voor de rechtvaardigen.
Een ander mystiek commentaar suggereert dat het licht, dat van de brandende doornstruik in Sjemot/Exodus (3, 1-5) naar Moses uitging het oerlicht was van de eerste scheppingsdag, het vuur dat zijn aanhangers verlicht en niet verteert. In die passage wordt het woord doornstruik ( sneh ) vijf keer gebruikt, in Beresjiet (1, 1-5) komt het woord licht ( or ) vijf keer voor; het geschrift stelt die vijf keer doornstruik gelijk met de vijf boeken van de Tora, die op dat moment al aan Mozes werden geopenbaard.6 .
Het krachtigste licht ligt vaak in het diepste donker opgesloten, dat is de paradox.
In een geestig verhaal uit de moslimtraditie is de wijze dwaas Moella Nasroeddin zijn huissleutel kwijtgeraakt en hij is hem aan het zoeken in het licht van een lantaarn. Iemand komt hem helpen zoeken. Als deze na lang zoeken aan Nasroeddin vraagt
– Heb je de sleutel werkelijk hier verloren? luidt zijn antwoord:
– Nee, maar in het licht zoekt het makkelijker… 6
We kunnen dit ook op ons zelf betrekken. Ook in onszelf is het sterkste licht, krachtigste energie is opgeslagen en gebonden in het donker, in onze schaduwkant. Het vraagt moed om op weg te gaan om deze schaduwkant te betreden en die donkere kanten (vaak geassocieerd met ‘het slechte’, ‘het kwaad’) te accepteren, te leren kennen en de daarin gebonden lichtkracht eruit vrij te maken. Vele mythen en sprookjes zijn daaraan gewijd. De lagere weg is de schaduw te bestrijden (St, Joris), de hogere is hem te omarmen en hem te transformeren (de prinses die de draak kust). De lagere weg betekent het tackelen van de primaire passies en driften, de hogere weg vereist het betreden van het donkere innerlijke terrein van de schaduwenergie en het herintegreren van wat daar gaandeweg naar toe is verdrongen en verwrongen. Daar in het donker zoek je liever niet, maar juist daar kan de essentie zijn te vinden.
De grote kunstenaar en architect van de tabernakel heet Betsalel, een naam die meestal vertaald wordt als ‘in de schaduw ( tsel ) van God’. De kabbalist leest er ook in: ‘in de schaduw is God’.
In wat je zou kunnen noemen wijsheidspoëzie kom je die intuitie, dat wijsheid en waarheid in de donkerte is te vinden herhaaldelijk tegen. Juist waar de oppervlakte van de realiteit barsten vertoont, onze alledaagse doen en laten ons pijnlijk falen openbaart, daar waar we in de donkerte lijken te vallen, daar kan onverwacht licht ontstaan.
De Engelse dichter W.H. Auden dicht in ‘One Evening’ (‘As I Walked Out One Evening’) 7 dat hij op een mooie avond door de stad loopt als hij door klokgelui in een sombere stemming wordt geworpen:
‘The glacier knocks in the cupboard,
The desert sighs in the bed,
And the crack in the tea-cup opens
A lane to the land of the dead’
De barst in het theekopje opent een laan naar het duistere land van de doden, een land, waarin blijkens het volgende vers de kinderwereld is verandert in een harde en bizarre realiteit van desillusie. De dichter ziet zijn wanhoop in de spiegel en komt niettemin tot het pijnlijk inzicht, dat hoewel hij geen zegen ervaart het leven toch een zegen is:
‘ You shall love your crooked neighbour With your crooked heart’ .
‘Your pain is the breaking of the Shell that encloses your understanding’- ‘Jouw pijn is het breken van de schelp, die jouw inzicht bevat’– onderwees de poetische Libanese Profeet van Kahlil Gibran 8 .
Een niet lang geleden zong dichter/zanger Leonard Cohen nog in de song ‘Anthem’:
‘ There is a crack in everything
That’s how the light gets in’ 9 .
Noten
1. Meer commentaren op Beresjiet in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA, deel 1.
2. Cassuto, Umberto: A commentary on the book of Genesis, part one, from Adam to Noah , The Magness Press, Hebrew University, Jerusalem, 1998, p. 26 ev
3, Rasji ad Beresjiet 1:4 en Beresjiet Rabba III:6
4. Zohar1: 31b-32a geciteerd in bloemlezing van teksten uit de Zohar met commentaar, ‘ Zoha ‘, translation and introduction by Daniel Chanan Matt, Paulist Press, 1983 ,
5. Een stelling geopperd in Yalkut Reuveni, geciteerd door Rabbi Judith Abrams z.l. op haar website www.maqom.com, die helaas van internet is verwijderd
6. ‘De sleutel in het donker’, bewerkt door Wim v.d. Zwan, Altamira-Becht, Haarlem, 2000
7. W.H. Auden, a selection by the author, Penguim Books, 1958, p.33
https://www.poets.org/poetsorg/poem/i-walked-out-one-evening
8. Kahlil Gibran (1883-1931), The Prophet, Alfred A. Knopf, New York , 2004, p. 52
9. Anthem’ op de CD ‘The Future’, 1992
https://www.youtube.com/watch?v=mDTph7mer3I
Sjabbat SOEKOT
Soekot, het loofhuttenfeest, is zoals vele Joodse feesten het een feest met vele lagen; het.is een seizoensfeest, een geschiedenisfeest en een spiritueel feest.
Afsluitinng hoge feestdagen
In de Joodse feestkalender is Soekot naar zijn aard te plaatsen in twee reeksen.Het is in de reeks hoge feestdagen – samen met de als het ware aangeplakte dagen van Sjemini Atseret en Simchat Tora – het feest, dat die hoge feestdagen afsluit. Het valt vijf dagen na Jom Kipoer, op de vijftiende van de Joodse maand Tisjri (en dus meestal in oktober) en duurt 7 dagen. In de diaspora zijn de eerste twee dagen heilige feestdagen ( Jom Tov) met werkverbod. De zevende dag is ook een speciale dag, Hosjana Raba, maar geen officiële Jom Tov. De achtste dag is Sjemini Atseret (het Slotfeest), een Jom Tov en rustdag, ingesteld in Lev. 23: 29. De negende dag is Simchat Tora (Vreugde der Wet). In Israël en het Liberale Jodendom worden de laatste twee feesten gecombineerd.
Soekot staat in het teken van lichtheid en vreugde. Uitdrukkelijk zegt de Tora: we-hajta ach sameach (Deut. 16:15), je zult volkomen blij zijn. Een van de andere namen van het feest is: chag simchatenoe, feest van onze blijdschap. Na de dagen van inkeer, vernieuwing en verzoening, die Rosj Hasjana en Jom Kippoer inhouden, vormt Soekot een vreugdevolle afsluiting en luidt eerst waarachtig een nieuwe jaarcyclus in.
Seizoensfeest.
Soekot is de derde in de reeks pelgrimsfeesten, opgangsfeesten, samen met Pesach en Sjawoeot., feesten waar de mannen werden opgeroepen naar Jeruzalem te trekken.
Alle drie zijn van oorsprong feesten die wortelen in een agriculturele samenleving. Het zijn seizoensfeesten . Zoals Pesach, oorspronkelijk wellicht een herdersfeest, het lentefeest is, de tijd waarin de eerste tarwe is geoogst, en Sjawoeot het feest is van de eerstelingen, de gerstoogst, is Soekot het feest van de late oogst, vooral van de druiven.
Soekot heet ook wel chag ha-asif, het feest van de inzameling; in die zin is het ook oorspronkelijk een soort dankdag voor het gewas, terwijl ook de smeekbede om voldoende regen in de toekomst in de liturgie nog meeklinkt.
Overvloedige oogsten en voldoende regen betekenden geen zorgen voor de winter en daarna, maar een magere oogst en uitblijven van regen betekenden grote zorgen en de kans op hongersnood. In ons Nederland van deze jaren gaan we daar makkelijk aan voorbij, maar in vele delen van de wereld komt dit nog steeds dicht aan de huid.
De soeka
In vele gebruiken is dat nog terug te herkennen: die basis in de landbouw; en kenmerkend voor het jodendom is de transformatie oorspronkelijke agriculturele riten naar de context van geschiedenis en de creatie van nieuwe religieus-spirituele betekenissen.Het feest Soekot laat dat goed zien. Centraal staat de soeka, de loofhut. Een tweede belangrijk cultisch object is de loelav, de bundel takken en twijgen plus de etrogvrucht.
De soeka is een hut, die men bouwt in de tuin, aan het huis, op het balkon of op het dak, een primtief bouwsel, dat men na Jom Kipoer begint te bouwen of weer samenstelt uit de vorig jaar opgeborgen latten of andere bouwelementen. Het voorschrift staat in Lev. 23: 42: Zeven dagen moeten jullie in hutten wonen; alle ingezetenen in Israël moeten in hutten wonen. In de Talmoed is een heel tractaat aan de soela gewijd; rabbijnen hebben uitgebreid en precies omschreven waaraan de loofhut minimaal moet voldoen. Zo moet hij minstens twee eigen wanden hebben, plus een klein stukje, sommigen zeggen: totaal twee en een halve wand. De wand mag van allerlei materialen zijn gemaakt, b.v. latten met zeil. Het dak moet gemaakt zijn van materiaal dat in de grond gegroeid is geweest, maar daaruit los gemaakt, zoals latten en riet. Er moeten openingen zijn in het dak, zodanig dat je ‘s-nachts de sterrenhemel kan zien, maar de schaduw die de dakbedekkende elementen geven moet meer zijn dan het zonlicht er overdag door kan schijnen.
Een belangrijk onderdeel van de soeka is de versiering met loof, fruit en kindertekeningen. Het bouwen van de loofhut door het gezin is met name voor de kinderen een spannend gebeuren.
De hut wordt ingericht met een tafel, stoelen, servies e.d.
Aannemelijk is de hypothese dat de soeka voortkomt uit de provisorische hutjes die de landarbeiders gebruikten om te overnachten tijdens de oogst van druiven en andere late seizoensgewassen. Daar doen de hutten qua structuur méér aan denken dan aan onderkomens die dienden voor de veertigjarige woestijntocht, maar dáár is de soeka in de eerste plaats mee geassocieerd; in Lev. 23:43 is te lezen: opdat jullie toekomstige geslachten het zullen weten, dat ik de Kinderen van Israël in hutten heb laten wonen, toen Ik hen uit het land Egypte heb gevoerd .
Het oude landbouwfeest heeft in het Jodendom dus een flinke transformatie ondergaan.
Het is het geïnspireerde inzicht van Mozes geweest om de oude cultische riten te vernieuwen, te zuiveren en te transformeren in feesten, die de geschiedenis van Israël markeren en tegelijk geladen zijn met een indringende ethische en spirituele betekenis.
Soekot roept in herinnering hoe Goddelijke voorzienigheid het volk van Israël in de meest primitieve omstandigheden van woestijn en ontbering door de tijd heeft geleid.
Daarmee is, niet alleen voor Israël maar voor alle mensen, een grondbetekenis van Soekot: het weer besef hoe geworteld wij zijn in de natuur, hoe wij overgeleverd zijn aan de grillen van het lot, onderworpen aan de voorzienigheid van de Eeuwige, het appelleert indringend aan een bewustzijn hoe dicht wij toch nog staan bij de oerelementen, een bewustzijn dat in onze luxueuze huizen of flats, temidden van onze moderne voorzieningen, maar al te verduisterd is.
Het meest van alle feesten brengt Soekot ons weer in relatie met de natuur.
Diepere betekenissen zoals boven beschreven klinken steeds mee in de vreugdevolle en speelse ambiance van de Soeka .Een stukje meebepalende motivatie is wellicht nog te zoeken in de mens als groot kind, als ik mij bedenk hoe spannend en leuk het was en is als kind een hut te bouwen in de tuin, in de boom of op het speelveld.
Het is de bedoeling zeven dagen in de soeka te verblijven. In de praktijk van ons noordelijk klimaat komt het neer op het dagelijks nuttigen van een maaltijd, lernen of een goed gesprek..
In Nederland heeft niet iedereen de gelegenheid om een soeka te bouwen. Sommige gemeenteleden hebben er wel een en ontvangen dan hun gemeentegenoten. Grotere synagogen hebben een kamer of zaal met een te openen dak en die kan dan als soeka worden ingericht.
De loelav
In de soeka en in de sjoeldiensten op Soekot wordt een belangrijke plaats ingenomen door de Loelav. Dit is de combinatie van de etrogvrucht – een citrussoort uit Israël– en een bundel van een palmtak (van de dadelpalm), 2 wilgentakken en 3 myrtetakken. Dit zijn de zogenaamde ‘arba miniem’, de vier soorten, zoals ze worden opgevat ingevolge het voorschrift van Lev. 23, 40: ‘Nemen jullie op de eerste dag een mooie vrucht, een tak van de dadelpalm, een mirtetak en beekwilgen…’.
Ieder jaar worden ze na nauwkeurige inspectie – vooral van de etrog – samengesteld.
De vrucht en de bundel worden in de hand gehouden en in de Soeka zegt men de bijbehorende zegenspreuk (beracha) en dan worden ze in zes richtingen van de schepping gezwaaid, naar het oosten, zuiden, westen, noorden, naar de hemel omhoog en naar de aarde omlaag. Dit is het zogenaamde ‘sjokkelen’.
In de diensten worden ze in de hand gehouden tijdens de dagelijkse rondgangen om het spreekgestoelte en de tijdens iedere dienst gereciteerde psalmen, het zogenaamde Halleel, psalmen 113-118. Op twee momenten tijdens psalm 118, waarop ‘Hosja na’ (=red ons toch) wordt gezegd worden ze gezwaaid.
Ook de loelav heeft ongetwijfeld zijn oorsprong in landbouwrituelen. Mogelijk heeft de bundel symbool gestaan voor de overvloedige geschenken van de natuur.
Maar de midrasj heeft zich ook over de loelav ontfermd en heel gangbaar is deze symboliek:
de bestanddelen van de loelav vertegenwoordigen de leden van de gemeenschap. De etrog heeft geur én smaak en symboliseert degene die Tora leren maar ook doen. De myrte geurt maar heeft geen smaak, en staat voor degene die wel kennis heeft maar deze niet in praktijk brengt. De palmtak verwijst naar de dadel, die smaakt lekker maar heeft geen geur; hij vertegenwoordigt degene die goede daden praktiseert maar zich verder niet met kennis van de Tora bezig houdt. De wilgentak heeft geur noch smaak en staat voor degene zich noch in kennis nog in daden onderscheidt. Toch horen allen in de gemeenschap van Israël, heeft ieder zijn bijdrage en kan ieder in beginsel van ‘soort’ veranderen; vandaar dat deze soorten verenigd zijn tot één bundel.
Meer betekenissen
Zoals gezegd heeft Soekot een schat aan gewoonten en symboliek, die verwijst naar ruimere betekenissen, die landbouw en geschiedenis overstijgen. Een aantal wil ik nog aanstippen.
Soekot duurt zeven dagen. Een gebruik is om iedere dag – naast de gewone gasten – een spirituele gasten te ontvangen, illustere voorbeelden uit het bijbels verleden, die aangeduid worden met de verzamelterm uit het Aramees ‘Oesjpiezien’, de eerste dag staat Awraham centraal, de tweede dag Jitzchak, dan Jacob, Jozef, Mozes, Aharon en op de zevende dag David. Ze worden geassocieerd met de zeven lagere sefirot (dus van Awraham=chesed, ‘lovingkindness’ naar David=malchoet, (G-d’s) koninkrijk). ‘Ushpizin’ is een hilarische Israëlische film over Soekot, mannenop zoek naar de volmaakte etrog en de avonturen die ze daarbij beleven (voor eem klein bedrag te huren)
De zeven dagen verwijzen ook naar de zeven scheppingsdagen. Hierin krijgt het feest van Soekot ook een meer dan alleen geschiedkundige en religieuze betekenis voor het Joodse volk, het ‘am Jisraël; het krijgt een universele strekking voor de hele mensheid.
Dit komt ook al enigszins tot uiting in het zwaaien van de loelav naar alle richtingen van de schepping, oost, zuid, west, noord, hemel en aarde.
Diezelfde combinatie van bijzonder en universeel ligt ook besloten in de sjabbat, die ter herdenking is van zowel de schepping – zecher ma’asee – als de uittocht uit Egypte – zecher jetsiat Mitsrajiem – .
Ook de voorschriften rond de soeka bevatten een verwijzing: de afmetingen en hoedanigheid van wand en dak van deze plek van beschutting en vrede zijn precies beschreven, maar de horizontale omvang is onbeperkt. Hij kan in principe de hele wereld omvatten!
Zo landen we aan bij de Messiaanse strekking van het loofhuttenfeest, dat als een metafoor te zien is voor – in de woorden van R. Yehuda Aschkenasy en Eli Whitlau – het dwalen van de mensheid in de woestijn van de geschiedenis op weg naar de eindtijd, naar de soekat sjalom , ‘de loofhut van de vrede’ die eens over de aarde zal worden gespreid, wanneer de Heilige Hij zij gezegend Zijn Aangezicht niet meer verbergen zal. De profeet Zacharia besluit zijn profetie met het beeld van een universeel loofhuttenfeest: De overlevenden van de volken die Jeruzalem hebben belaagd, zullen dan jaarlijks naar de stad komen om de Eeuwige van de hemelse machten als koning te vereren en het Loofhuttenfeest te vieren .
In diezelfde passages zegt Zacharia de woorden die in het Alenoe-gebed zijn opgenomen: En de Eewigezal koning worden over de hele aarde. Dan zal de Eeuwige de enige God zijn en zijn naam de enige naam .
Soekot in de Evangeliën
Tenslotte deze vraag: klinkt Soekot nog door in het Christendom?
De eerste twee pelgrimsfeesten, Pesach en Sjawoeot, hebben hun christelijke tegenhanger gekregen in de vorm van Pasen en Pinksteren. Van Soekot is er weinig spoor te bekennen.
De christelijke dankdag voor het gewas is zo toch niet echt te kenschetsen.
Interessant is Thanksgiving Day, een dankfeest voor de oogst in de U.S. dat ook zijn wortels heeft in de geschiedenis, die van de Pilgrim Fathers.
Sommigen menen dat in de Evangeliën wél sporen zijn te vinden van Soekot.
Zo is er de verheerlijking op de berg, waar Petrus sprak: “tegen Jezus: ‘Eeuwige, het is goed dat wij hier zijn. Als u wilt zal ik hier drie tenten opslaan, een voor u, een voor Mozes en een voor Elia.’” . De evangelist gebruikt voor tent het woord ‘skènè’, dat de Griekse vertaling is voor ‘soeka’. De aanwezigheid van Mozes en Elia doet denken aan het gebruik van de ontvangst van spirituele gasten tijdens Soekot. Vond de verEeuwigelijking op de berg plaats tijdens Soekot?
Een aantal bijbelgeleerden viel het op dat de intocht van Jezus in Jeruzalem, die de Goede week inluidde, sterk deed denken aan Soekot. Zo staat er (Mattheus 21):
Vanuit de menigte spreidden velen hun mantels op de weg uit, anderen braken twijgen van de bomen en spreidden die uit op de weg. De talloze mensen die voor hem uit liepen en achter hem aan kwamen, riepen luidkeels: ‘Hosanna voor de Zoon van David! Gezegend hij die komt in de naam van de Eeuwige. Hosanna in de hemel!’
Het gaat daarbij om de palmtakken, die niet bij Pesach horen maar wel bij Soekot, en de roep ‘Hosanna’ uit psalm 118. De mogelijkheid is geopperd , het gebeuren van de intocht door de evangelisten in de tijd telescopisch is verkort naar het Paasgebeuren. Ook het citaat in de betreffende passage uit Zacharia doet denken aan diens Messiaanse voorzegging van het universele loofhuttenfeest, dat eindigt met: ‘Als die tijd aanbreekt, zullen er nooit meer handelaars zitten in de tempel van de EEUWIGE van de hemelse machten. ‘
Had Jezus, toen hij de handelaren uit de tempel verjoeg tijdens wat misschien de Soekot-week was, ook deze profetie van Zacharia voor ogen?
literatuur:
J.J. Petuchowski, Van Pesach tot Chanoeka, Ten Have, Baarn
Edward van Voolen, Joods leven, thuis en in de synagoge, Ten Have, Baarn
Michael Strassfeld, The Jewish Holidays, Harper and Row, New York
Tenachon 4, 1999, Over de Joodse feesten, Soekot, schuilhut voor alle volken
website b.v. Judaism 101: Sukkot. http://www.jewfaq.org
Haäzinoe
Devariem/Deuteronomium 32:1–52g
Een laatste waarschuwing
De parasja Haäzinoe bestaat grotendeels uit de poëtisch getoonzette laatste lering van Nozes, zijn zwanenzang. Het bestaat uit drie episoden.
De eerste brengt in herinnering dat de Eeuwige Israël als Zijn volk heeft gekozen, dat Zijn bijzondere bescherming verdient: “zoals een arend over zijn jongen waakt en voortdurend erboven blijft zweven, zijn vleugels uitspreidt en zijn jongen daarop draagt”. Dan volgt een waarschuwede beschrijving van de voorspoed waardoor “Jesjoeroen (= Israël) vadsig en vet (werd), het raakte verzadigd, werd dik en rond. Het kwam in verzet, liep weg van zijn schepper, versmaadde zijn stut en steun, zijn rots”.
Dan komt de wending naar de tweede episode: de vertoornde en vergeten God brengt rampen over het volk: eerder in Deuteronomium wordt eveneens het beeld van de arend daartoe gebruikt, nu als agressieve aanvaller: (28:49): “Zoals een arend onverwacht opdoemt, zo zal uit de verste uithoek van de wereld een volk op u afkomen. De Eeuwige stuurt een volk dat een onverstaanbare taal spreekt. De twee gezichten van de arend ….
Als het volk is verzwakt en bijna tot niets is geworden komt de derde episode, waarin de Eeuwige zich nu keert naar de vijanden van Israël en in opperste vergelding wraak op hen oefent, in lyrische beelden beschreven.
Het motief voor deze wending is dat de vijanden van Israël niet misleid zouden worden en hun overwinning van het arme volk aan zich zelf zouden toeschrijven en hier niet de wil en de hand van de God van Israël zouden zien. Het doet denken aan het argument waarin Nozes God weet te vermurwen om Zijn volk na de afvallige verering van het gouden kalf niet ten prooi aan vernietiging te laten worden: (Ex 32: 12) “Wilt u dat de Egyptenaren zeggen: ‘Hij heeft hen bevrijd om hen in het ongeluk te storten, om hen in het bergland te doden en van de aarde weg te vagen?” Daarnaast wil God met zijn rampspoeden Israël laten beseffen, dat de nagejaagde afgoden geheel machteloos zijn. Steeds is de terugkeer naar de strenge maar uiteindelijk immens liefdevolle Schepper de enige uitredding.
In het hele boek Deuteronomium klinkt steeds door de keuze die het volk heeft om God aan te hangen en de geboden te volgen of af te vallen, waarbij aan de eerste keuze de rijkste zegeningen worden gehecht en aan de keuze voor de afval de vreselijkste rampspoeden,die in geuren en kleuren beschreven worden.
In deze sfeer zijn ook de termen en beelden van het leerdicht straf, krachtig als koppige wijn, extreem en ernstig. Er schijnt door de poetische tekst een paradox door: hij is bedoeld als laatste waarschuwing en tegelijk lijkt het een voorspelling, dat deze waarschuwing niet zal worden gehoord en onvermijdelijk de weg van rampspoed zal moeten worden afgelegd.
De God en zijn geboden die óf gevolgd worden óf in de wind geslagen worden ten gunste van de afgoden (in ruimste zin), wie en welke zijn dat? Slaat het vooral op de strikte inachtneming van de 613 mitswot die uit de Tora gedestilleerd zijn en op de exacte opvolging van de regels van de Sjoelchan Aroech of geldt het vooral voor het luisteren naar de stem van het ethische hart dat onlosmakelijk versmolten is met deb goddelijke stem, die doorMozes en Israël is gehoord en die opriep de essentie zoals die toen is begrepen te praktiseren? En resoneert die stem niet nog steeds in ons eigen hart ? Maar hij wordt zo vaak niet gehoord. We luisteren nog steeds niet genoeg naaar de resonantie van de grote stem, die ons oproept de schepping en haar schepselem met zprg en liefde te behandelen, En dan zullen rampspoedige gevolgen niet uit blijven.
RC bewerkt swpt 3023
Nitsaviem-Wajelech
Devariem/Deuteronomium 29:9-31:30
Hernieuwd commitment
De parasja Nitsaviem wordt in de meeste (niet-schrikkel) jaren tezamen met de parasja Wajelech 1 gelezen.Wij gaan naar het begin vann de parasja Nitsaviem,
Mozes roept het hele volk nog één keer bijeen voor een laatste onderwijzing en een laatste aansporing zich aan de gegeven voorschriften te houden. Bijna vier decennia na het eerste verbond bij de heilige berg Sinaï, staan de Israëlieten. zoals Mozes het uitdrukt, ‘voor het aangezicht van de Eeuwige’ om het verbond met de Eeuwige te vernieuwen. Nadat de oude leider nog eens de zegen en de vloek aan het volk heeft voorgehouden met sprekende beelden van ballingschap en uiteindelijke terugkeer, verkondigt hij dat zijn onderwijzing aards, concreet en praktisch is en (30:12 ev HSV) ‘niet in de hemel, zodat u zou kunnen zeggen: Wie zal voor ons naar de hemel opstijgen om het voor ons te halen en ons te laten horen, zodat wij het kunnen doen? Het is ook niet aan de overzijde van de zee, zodat u zou kunnen zeggen: Wie zal voor ons oversteken naar de overzijde van de zee om het voor ons te halen en het ons te laten horen, zodat wij het kunnen doen? Want dit woord is heel dicht bij u, in uw mond en in uw hart, om het te doen. Zie, ik heb u heden het leven en het goede voorgehouden, maar ook de dood en het kwade.’
De tekst onderstreept nog eens, dat de Tora voor iedereen is bedoeld, van hoog tot laag, en noemt expliciet: de stamhoofden, de oudsten en de beambten, alle mannen van Israël, de kleine kinderen, de vrouwen, en de inwonende vreemdeling, en ook de houthakker en de waterputter 2.
Een geschiedenis van commitments
Ook na de dood van Mozes moet telkens de onderwijzing weer opnieuw in herinnering worden gebracht, vaak na jaren van verval en ellende. Steeds moet opnieuw een commitment worden gemaakt.
Aan het eind van zijn lange leven verzamelde Jozua nogmaals alle stammen van Israël in Sichem (Sjchem) en stak daar zijn zwanenzang af, die sterk doet denken aan de woorden van Mozes. Ook nu weer komt aan het slot een hernieuwde sluiting van het verbond, een hernieuwd commitment (Joz 25:25).
Een lange periode brak aan waarin de woorden van de Tora langzaam uit de herinnering wegzakten, tot tijdens de regering van koning Josia (plm 700 BCE) bij de restauratie van de tempel een boekrol werd gevonden, waarvan bijbelwetenschappers vermoeden, dat dat wel eens dit boek Devariem/Deuteronomium kon zijn of een allereerste versie daarvan. De vrome koning liet zich het boek voorlezen, schrok en voerde een grondige zuivering door. Ook nu werden alle bewoners van het koninkrijk Juda bijeengeroepen. En weer opnieuw werd er een voorlezing gehouden en wederom een verbond gesloten (2 Kon 23).
Weer gingen vele eeuwen van verwaarlozing en vergeten voorbij, ondanks de vermanende woorden van de profeten. De eerste ballingschap vond plaats. Tijdens die Babylonische ballingschap ontrukten geleerden de voorschriften van Mozes weer aan de vergetelheid. Een van hen, Ezra de schrijver (plm 450 BCE), componeerde na zijn terugkeer naar Judea uit de overgeleverde teksten de Tora zoals wij hem kennen. Toen hij en zijn helpers klaar waren organiseerde hij een plechtige publieke voorlezing. Het weer in Judea teruggekeerde volk verzamelde zich als één man op een plein in Jeruzalem. Vanaf een hoog spreekgestoelte las Ezra als een tweede Mozes uit de Tora voor aan de voor hem staande eerbiedig luisterende menigte. Specialisten legden ter plekke de oude teksten uit. Ze worden met name genoemd in het boek Nehemia (Nechemja) hfst 8: ‘Jesua, Bani, Serebja, Jamin, Akkub, Sabbethai, Hodia, Maäseja, Kelita, Azaria, Jozabad, Hanan, Pelaja (…) lazen uit het boek voor, uit de wet van God, gaven uitleg 3 en verklaarden de betekenis, zodat men de voorlezing begreep.’ We zien hier de allereerste manifestatie van een lange Joodse traditie van interpretatie. Misschien mogen we deze mannen de voorlopers noemen van de latere farizeeën ( peroesjiem ), de pioniers van de rabbijnse bijbeluitleg.
Over een paar dagen begint een nieuw Joods jaar, 5784, en nemen de hoge feestdagen een aanvang. Op Rosj Hasjana worden de woorden van de parasja Nitsaviem weer gelezen. Als we samen in de diensten van de Hoge Feestdagen zoals Mozes het uitdrukte ‘voor het aangezicht van de Eeuwige’ staan, is er misschien iets merkbaar van de oorspronkelijke ontroering. Naar ik van harte hoop komt er na de zelfbezinning over het afgelopen jaar ruimte voor een hernieuwd commitment om een beter mens te zijn voor zichzelf, de ander en de wereld.
Alvast een sjana tova emetoeka gewenst
Noten
1. Verschillende andere commentaren op Nisaviem en Wajelech zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn website
2. De waterputters en de houthakkers komen ook voor in het boek Jozua (9:27): De naburige Hivvieten hadden Jozua misleid door uit angst voor het geweld van de Israelieten zich voor te doen als van verre gekomen bedelaars, die aansluiting bij het volk zochten. Toen het bedrog uitkwam, werden ze toch niet omgebracht, maar maakte Jozua hen toen houthakkers en waterputters voor de gemeenschap.
3. Er staat meporasj, wat ook wordt vertaald als: ‘vertaalden’; vermoedelijk spraken de Judeeërs niet meer het oude Hebreeuws, maar Aramees.
Herz sept 2023
Ki tavo
Devariem/Deuteronomium 26:1–29:8
Rampen en verwaarloosde principes
Deze parasja 1 bevat in de zesde alija (stuk dat de voor Toralezing opgeroepene leest) de langste alija van de hele Tora. In dit stuk komt de lange reeks vervloekingen voor, die over Israël zullen komen, als het volk niet naar de stem van de Eeuwige en zijn voorschriften luistert. Die vervloekingen, welgeteld achtennegentig, zijn met een barokke, bijna aan perversie grenzende pen beschreven. Neem bijvoorbeeld het afgrijselijke beeld van de ouders die in de belegerde stad het vlees van hun kind eten en de moeder, die de nageboorte in het geheim opeet. Waarschijnlijk zijn deze schilderingen van verwoesting, uitroeiing, hongersnood en ziekten, hoewel neergeschreven als voorspelling, vooral de neerslag van ervaringen, die de schrijver uit een al gepasseerd verleden put. Hier spreekt een ervaringsdeskundige!
Een historische context
Laten we een korte historische excursie wagen en teruggaan naar de tijd, ruwweg tussen 900 en 400 BCE, de tijd dat de tekst uit soms veel oudere overleveringen zijn definitieve schriftelijke vorm heeft gekregen. Die optekening kwam tot stand in en ook kort na bijzonder roerige tijden, de eeuwen van de koninkrijken Israël en Juda. Hun gebied lag op het kruispunt van de grote rijken Egypte, Assyrië en Babylonië en was het toneel van de ene oorlog na de andere, verwoesting, plundering en dood waren aan de orde van de dag. In 722 BCE viel na een lange belegering Samaria in handen van het Assyrische leger. Tien van de twaalf stammen van Israël werden gedeporteerd naar de noordgrens van Assyrië en zijn in de mist van de geschiedenis verdwenen. Dat moet een traumatisch gebeuren zijn geweest. Omstreeks 700 BCE tijdens het bewind van koning Hizkia onderwerpt de Assyrische koning Sanherib vrijwel heel het koninkrijk Juda. Hij verwoest de grote stad Lachis. De koning vermeldt trots in een inscriptie: ‘ Ik verdreef 200.150 mensen, jong en oud, mannen en vrouwen, paarden, muildieren, ezels, dromedarissen, runderen en ontelbare hoeveelheden kleinvee en beschouwde het als mijn buit’. 2 .De Assyriërs belegeren Jeruzalem, dat wordt gespaard dankzij een epidemie die in het Assyrische leger uitbrak. Tot 650 is het Assyrische rijk op zijn hoogtepunt en omvat zelfs Egypte. Egypte op zijn beurt wordt weer onafhankelijk en maakt het koninkrijk Juda tot vazalstaat. Koning Josia sneuvelt in een grote veldslag tegen het opgekomen Babylonische rijk, dat eerst Juda schatplichtig maakt en na een opstand Jeruzalem verwoest, het land inlijft en een groot deel van de bevolking wegvoert in ballingschap naar ‘the rivers of Babylon’. Daar zal de uiteindelijke redactie van de Tora vorm gaan krijgen.
De bedoeling van de schrijver van deze gruwelen moet geweest zijn om de toehoorders en lezers te waarschuwen voor een herhaling van al deze rampen, die hadden plaatsgevonden en hadden kunnen plaatsvinden omdat zowel het noordelijk rijk Israel en in het koninkrijk Juda sterk verzwakt waren door corruptie, verrijking, perverse religieuze praktijken, zaken die de in die tijden grotendeels vergeten of veronachtzaamde voorschriften van Mozes juist beogen te bestrijden.
Ondermijning van de rechtspraak
Een van die geschonden principes lichten we er even uit: de partijdigheid van de rechtspraak . Het is een fenomeen dat de kracht van een volk diepgaand kan ondermijnen. De Tora geeft veel aandacht aan het instellen van een rechtssysteem en geeft veel voorschriften voor de integriteit van de rechters. Zie bijvoorbeeld (HSV):
Dev/Deut:1:15: Ook beval ik in die tijd uw rechters: Luister naar de geschillen tussen uw broeders, en oordeel ? rechtvaardig ? tussen een man, zijn broeder en de ? vreemdeling ? die bij hem is
Dev/Deut:16:18 U moet binnen al uw poorten, die de Eeuwige, uw God, u geeft, rechters en beambten over uw stammen aanstellen. Zij moeten met een rechtvaardig oordeel rechtspreken over het volk. 19 U mag het recht niet buigen. U mag niet partijdig zijn en geen geschenk aannemen, want een geschenk verblindt de ogen van wijzen en verdraait de woorden van rechtvaardigen. 20 Gerechtigheid, gerechtigheid moet u najagen, opdat u leeft en het land dat de Eeuwige, uw God, u geeft, in bezit neemt.
Zoals dat toen het geval was geldt ook nu nog steeds: waar de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de rechtspraak onder druk staan is een eerste stap naar autocratie, onderdrukking, geweld en anarchie gezet. Een tendens om de scheiding der machten te doorbreken en politieke invloed op de rechtspraak te willen hebben zien we de laatste tijd in veel westerse democratieën weer opkomen. Soms is sprake van een structurele weeffout, zoals in de Verenigde Staten, waar de rechters van het Supreme Court benoemd worden onder invloed van politieke belangen door een partijdige president. Elders zien we pogingen om de onafhankelijkheid van de rechters in te dammen, zoals in Polen, waar de regerende PiS partij via wettelijke manipulatie grote invloed trachtte te krijgen op de benoeming van rechters, die in het Hooggerechtshof in het bijzonder.
De ondermijning van het Israëlische hooggerechtshof
Het lijkt sterk op de in gang zijnde pogingvan de regering Netanjahoe de macht van het Israëlisch Hooggerechtshof in te perken door het de bevoegdheid te ontnemen om de wetten die het parlement heeft aangenomen te toetsen aan de basiswetten van het land en zo nodig af te wijzen. Die toetsing wil hij dan overhevelen naar een parlementaire commissie. Grote delen van de Israëlische bevolking en ook Joden uit de diaspora, inclusief mijn persoon zijn, daar hevig verontrust over. Het is voor de democratie erop of eronder.
Het is eigenlijk absurd, dat religieus rechts in Israël, de charediem , vrome studenten van de Tora, juist degenen zijn die de door Tora gepropageerde waarde van onafhankelijkheid en onpartijdigheid niet waarderen in het hooggerechtshof. Maar ja, zij prefereren de herinstelling van het Sanhedrin, het hooggerechtshof van tweeduizend jaar geleden. Ze kunnen niet berusten in het feit, dat Israël geen theocratie is, maar een pluriforme, multiculturele samenleving, waarin het principe van de scheiding der machten geldt en waar een objectieve hoogste rechtsinstantie boven alle partijen onontbeerlijk is.
Noten
1. Verschillende andere commentaren op de parasja Reëe zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn website
2. Zie https://mainzerbeobachter.com/2017/09/08/de-val-van-lachis/
Herz 2023
Ki tetsee
Devariem/Deuteronomium 21:10 – 26
Schaamte
Deze parasha Ki tetsee 1 gaat verder met de ordening van maatschappij en samenleving en bevat een grote hoeveelheid bepalingen op uiteenlopende gebieden als oorlog, familie- en eigendomsverhoudingen, moraliteit in seksuele zaken. Daarnaast zijn nog tal van andere zaken aan de orde. 74 van de 613 mitswot stammen uit deze parasha, de meeste van alle parashot. Er zijn passages die ons verlicht aandoen. De loonarbeider die zijn loon dezelfde dag nog dient te krijgen. Het royale overlaten van het niet geoogste voor de behoeftige. De bepaling, dat je de gevonden eieren in een vogelnest mag meenemen maar de moedervogel moet laten vliegen. Anderen roepen vanuit het huidige tijdsgewricht bij de moderne humanistisch georiënteerde mens weerstand op. De bepalingen omtrent huwelijk, verkrachting, overspel, de positie van de vrouwen. De wrede, in moderne ogen disproportionele sancties, waarvoor de latere rabbijnen wegen hebben gevonden om ze te verzachten of buiten werking te laten
Een wrede bepaling
Een curieuze en wrede bepaling lokte mij tot nadere beschouwing: 25:11,12. Als twee mannen aan het vechten zijn en de vrouw van een van hen mengt zich erin om haar man te helpen en grijpt de ander bij zijn schaamdelen, dan moet haar hand worden afgehakt; toon geen medelijden .
Het is een bepaling, die bij de meeste moderne lezer afschuw oproept. Kennelijk betreft het een casus, die zo vaak voorkwam en dan zoveel geschoktheid opriep, dat de Tora er een voorschrift aan wilde te wijden. Een vechtpartij, waarbij de vrouw opkomt voor haar man en, misschien in een emotie van verontwaardiging of wanhoop de vijand van haar echtgenoot bij zijn geslacht grijpt. Dat moet ze bekopen met het afhakken van de delinquente hand. We kunnen dit voorschrift rustig terzijde schuiven en dat doet Rashi dan ook voor het deel van de sanctie in zoverre, dat hij – ondanks dat er staat ‘geen medelijden te tonen’ – het afhakken van de hand verstaat als een financiële sanctie, een boete.
Schaamte en de procreatieve organen
Maar laten we eens dieper kijken en proberen te begrijpen, waarom deze bepaling is geschreven, vanuit een invoelen in hoe in de Tora aangekeken werd tegen seksualiteit in het algemeen en de schaamdelen van man en vrouw in het bijzonder. Ik wil dat doen vanuit een min of meer cultureelantropologisch perspectief 2 .
Het valt dan op dat de Tora de wereld van liefde en erotiek – op te vatten als zelfstandige bron van genieting – amper kent 3 4 .Daarentegen valt het accent zwaar op de plicht en de macht van de voortbrenging van nageslacht. Het begint al in het begin, in Bereshiet: De Eeuwige schept de mens naar zijn beeld en in het volgende vers al luidt het: weest vruchtbaar, vermeerdert je. Een enigszins erotische bijbetekenis zou men kunnen zien in het lovende vers dat Adam toezingt aan zijn pasgeschapen vrouw in Bereshiet 2: 23. Veelzeggend is de mededeling daarop, dat zij naakt (‘ aroemiem ‘) waren, maar zich niet voor elkaar schaamden.
Maar die onschuld omtrent de naaktheid zal niet blijven.
In het daaropvolgend gebeuren geschiedt er iets ingrijpends: door het eten van de boom van kennis van goed en kwaad worden man en vrouw zich bewust van de naaktheid, die zij vervolgens bedekken. Kennelijk heeft het weten omtrent goed en kwaad te maken met bewustheid van naaktheid. Zonder nu uitgebreid in te gaan op alle aspecten van goed en kwaad waag ik te poneren, dat het mede gaat om het ontwaakte weten omtrent de voortbrenging middels de geslachtsdaad, anders gezegd, dat zij ontdekten “waar de kinderen vandaan kwamen” en dat hun naaktheid prominent toonde, welke delen van hun lichaam betrokken waren bij die voortbrenging.
Hun naaktheid was niet langer meer een esthetisch of sensueel gegeven. Naaktheid getuigde voortaan steeds van de immense mogelijkheid en macht om nieuw leven te kunnen scheppen, maar was tegelijk beladen een bewustwording en besef van de diep ingrijpende consequenties van de volvoering van die macht, het kind.
Het roept bij mij het vermoeden op, dat in deze oerscene van Genesis misschien wel een herinnering van de mensheid resoneert: ooit zal in de oertijd een groepje mensen tot de verbijsterende ontdekking zijn gekomen dat hun geslachtsdaad kinderen tot gevolg had (tot voor heel kort wisten de bewoners van de Trobriand eilanden bij Nieuw Guinea dit nog niet). Ook ieder kind maakt deze oerscene een keertje op zijn eigen microniveau door.
Dit weten omtrent procreatie en vruchtbaarheid is bij vrijwel alle volken een intens onderwerp geworden van taboe, rituelen, religieuze ceremonies, magische handelingen en overtuigingen. Het kenmerkende van de voorschriften van de Tora – in die zin is het een verlicht document – is dat het betrekken van seksualiteit, erotiek en vruchtbaarheid in godsdienstige ceremoniën en religieuze verering strikt worden verboden; in zekere zin zou je kunnen zeggen dat zaken van seksualiteit en vruchtbaarheid worden ‘geseculariseerd’, ontdaan van de duistere wereld van de magie. Een van de redenen waarom de religieuze praktijken van de volken van Kenaän zo worden verketterd.
Seksualiteit en rituelen
De erotiek met al zijn sensualiteit en verleiding tot ritualisering gaat buiten de religieuze wereld van Israel vallen, maar niet de procreatieve organen zelf; die worden het onderwerp van vele voorschriften. Ik breng dit in verband met de primordiale schaamte omtrent de naaktheid, die Adam en Eva al hebben ervaren. We vinden hem ook terug in de scène van de dronken Noach, die brutaal in zijn naaktheid wordt gezien door zijn zoon Cham (Ber/Gen 9:20). Die naaktheid is schaamtevol, omdat Cham zicht had op het geslacht van zijn vader, waaruit hij zich voortgekomen wist. De schaamte moet berusten op de diepe en heilige verwondering omtrent de procreatieve macht van de seksuele organen, die zich uitstrekt tot hun vloeibare afscheidingen, die van de man, zijn zaad, en die van de vrouw, de menstruele afscheiding. Vandaar, dat die organen en hun vloeistoffen omgeven zijn geraakt met een reeks van taboeïserende voorschriften, die tot taak hebben hun scheppende kracht zuiver te houden en te respecteren. Tegelijk wordt daarmee de procreatie, de voortbrenging van nageslacht, beter gereguleerd.
Alles wat afwijkt van de gerichte aanwending van die scheppende eros tot procreatie van legitiem nageslacht, zoals masturbatie, homoseksualiteit, incest e.d. wordt ervaren als een ontheiliging van de oerfunctie van de seksuele organen en is in laatste instantie in die zienswijze op te vatten als het in gevaar brengen van de overlevingskracht van het volk. Een overtuiging die nog steeds doorklinkt in b.v. de opvattingen in vele (ultra)orthodoxe vormen van jodendom, islam en christendom. Dat de sancties in de Tora niet mis zijn wijst op de intense irrationele fundering van deze overtuigingen.
Nu wordt duidelijk waarom de bepaling omtrent de vrouw, die het geslacht van de vijand van haar man aanraakt, er staat. Het gaat niet om zomaar een brutaliteit. De daad van de vrouw – gezien tegen deze achtergrond – raakt de betrokken man in zijn elementaire waardigheid als voortbrenger van nageslacht, of sterker nog waarschijnlijk, ontneemt hem zijn kracht en vruchtbaarheid; of zijn mannelijke macht wordt op zijn minst onzuiver gemaakt en aangetast.
Deze en dergelijke bepalingen, die omhuld zijn met de striktheid van het taboe, zijn uiteindelijk ontsproten aan het heilig ontzag voor het raadsel van de voortbrenging. Het raadsel dat gedeeltelijk geweten is geworden, – en door de wetenschap tot op grote hoogte in finesse is ontleed – maar voor een ander deel gehuld blijft in het mysterie, het mysterie dat het Scheppend principe gekozen heeft voor procreatie, voortzetting van het leven, op de manier, waarop het gebeurt: door geboorte en dood, met daartussen in de vereniging van een man en een vrouw in de lustvolle geslachtsdaad. Dit heilig ontzag vertaalt zich op het niveau van de beleving onder meer in: de schaamte.
De ‘seksuele revolutie’
De schaamte is in de loop der eeuwen geïnstitutionaliseerd tot een rigide bastion, in Nederland bijvoorbeeld in de ouderwetse zedigheid van een kleinburgerlijk calvinisme of in katholieke preutsheid. Ook het Jodendom heeft daaraan deelgehad, mede onder invloed van het christendom.
In de zestiger jaren is dat bastion door mijn generatie behoorlijk gesloopt, in grote mate een verfrissende reactie. Ook ik heb daar in volle overtuiging aan meegedaan (al was ik niet eens zo succesvol in de uitvoering van het programma van de bandeloosheid).
De schaamte is in de zestiger/zeventiger jaren bij grote delen van de bevolking overbodig verklaard. Tot op grote hoogte zijn de seksuele organen daarbij ‘onttaboeïseerd’, wat op zich een gezonde ontwikkeling mag worden genoemd.
Een stapje terug
Mij lijkt het, dat onze maatschappij daarin nu veel te ver lijkt doorgeschoten. Het ouderwetse woord bandeloosheid – dat als je het hoort het moderne hoofd grinnikend doet afwenden – dekt toch wel heel goed de lading, als je het woord ontleedt: zonder banden, zonder binding.
De schaamte is lastig; als je het hebt moet de therapeut het maar helpen afslijpen. De schaamte is verouderd, hinderlijk. Overal schreeuwt in de publieke ruimte de naaktheid met haar deksuele connotaties je toe. De naaktheid is een verdienmodel en consumptieartikel geworden. Reclame in de media, series op de buis hebben de naaktheid tot middel gemaakt. De verleidelijkheid van het prikkelend naakte helpt de verkoop. Het meest grof is de ongevraagde porno, waarmee je af en toe wordt geconfronteerd. De naaktheid (en met name dus de schaamdelen, die daarin impliciet verwezen of expliciet geprononceerd worden) is schaamteloos geworden. Het sloopt ons gevoel voor maat, onze sensitiviteit voor de waardigheid van de ander en het respect voor de subtiele wegen van de natuur.
Het is tijd om de schaamte weer haar juiste plaats te geven.
Niet door terug te gaan naar de bekrompen wereld van de kleinburgerlijke preutsheid van vroeger, naar de kwezels die met hel en verdoemenis zwaaien. Niet terug naar vroeger, maar naar een herbezinning op en omarming van de authentieke schaamte, die een menselijke behoefte is, die nu verdrongen en met de voeten getreden wordt.
Wel heb ik de indruk dat de laatste jeren er meer bewustzijn over is aan het ontstaan.
noten
1. Verschillende andere commentaren op de parasja Ki tetsee zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn website
2. Gebruik is gemaakt van enkele passages uit het boek “Eros and the Jews” van David Biale, University of California Press, 1992
3. Seksualiteit is een begrip dat pas in de 19e eeuw C.E. ingang heeft gevonden
4. Een uitzondering is de openlijke erotiek, die het Hooglied ( Shir Hashiriem ) uitstraalt. Hier mengt zich op unieke manier eros en devotie.
Eros als genieting op zich laat zich soms wel afleiden uit de verhalen in Tora en Tenach.
De ontroerende ontmoeting van Ja’akov en Rachel bij de put. De lust, die Juda zocht bij de prostituée, die zijn schoondochter Tamar bleek te zijn. De begeerte van David, toen hij de naakte Batsheva zag.
Herz aug 2023
Reëe
Devariem /Deuteronomium 11:26–16:17ë
Vlees
De aanwijzing van Jeruzalem als enige plaats voor het brengen van offers, het aanbieden van eerste landbiuwopbrengdten, het vieren van de heilige feesten etc. bracht een moeilijkheid met zich mee, die moest worden opgelost: hoe het slachten van dieren voor de vleesconsumptie te regelen. Want tijdens de reis door de woestijn was het eten van vlees altijd verbonden met de offers van gewijde dieren. Wilde men vlees eten, dan moest een dier ter wijding aan de priesters worden aangeboden, die het dan slachtten, offerden en dan hun deel kregen. Daarna kon de familie pas aan het eten van hun deel beginnen. Maar nu de offers alleen in Jeruzalem plaatsvinden wonen velen te ver om deze procedure te volgen en deze mensen krijgen dispensatie: Wanneer de Ene, uw God, uw gebied ruim gemaakt heeft, zoals Hij tot u gesproken heeft, en u zegt: Ik wil vlees eten, omdat uw ziel ernaar verlangt om vlees te eten, dan mag u naar het volle verlangen van uw ziel vlees eten(Devariem/Deuteronomium 12: 20 ev).
Rav Kook’s uitleg
Het is interessant hoe de mysticus Rav Kook (Rabbi Abraham Isaac Hakohen Kook (1865-1935) deze passage heeft opgevat. Hij hoorde namelijk in de wijze van formulering van deze zinsneden een licht verwijt doorklinken; met enige tegenzin stond de Ene het eten van vlees toe. Dit was een concessie aan de mensen gedaan om erger bloedvergieten onder elkaar te voorkomen. Oorspronkelijk was de mens vegetariër, immers er staat in Beresjet/Genesis 1: 29 ev: En God zei: Zie Ik geef u al het zaaddragende gewas dat op heel de aarde is, en alle bomen waaraan zaaddragende boomvruchten zijn; dat zal u tot voedsel dienen; twee verzen later verklaart Hij dat al wat Hij geschapen had ‘zeer goed was ‘ (Beresjet/Genesis 1:30). Vegetariër zijn is dus spiritueel gezien de hoogste trede in de menselijke ontwikkeling. Maar sinds Noach konden de mensen die spirituele volmaaktheid niet meer opbrengen en hun verlangen naar vlees niet bedwingen. Daarom werd het in beperkte mate toegestaan (Beresjet/Genesis 9:3-5). Het eten van vlees is een neiging, die Rav Kook als negatief betitelt, maar die nu eenmaal moeilijk te bedwingen is. Vandaar dat de Schepper het eten van vlees heeft toegestaan. De mensen konden de energie, die het kostte om het verlangen naar vlees eronder te houden, beter besteden aan het verbeteren van de onderlinge relaties van mens tot mens. Echter, de ontheffing betreft een tijdelijke maatregel! ‘De ontwikkeling van dynamische idealen zal niet voor altijd geblokkeerd zijn. Door algemene morele en intellectuele vooruitgang (…)zal het latente streven naar rechtvaardigheid voor het dierenrijk doorbreken, wanneer de tijd rijp is’, aldus de Rav.2 Uiteindelijk is vegetarisme het uiteindelijke ideaal, dat de Messiaanse tijd zal kenmerken. Zelfs de dieren zullen dan een vegetarisch bewustzijn bereiken, zoals Jesjaja voorspelt in hoofdstuk 11:
‘6 Een wolf zal bij een lam verblijven,
een luipaard bij een geitenbok neerliggen,
een kalf, een jonge leeuw en gemest vee zullen bij elkaar zijn,
een kleine jongen zal ze drijven.
7 Koe en berin zullen samen weiden,
hun jongen zullen bij elkaar neerliggen.
Een leeuw zal stro eten als het rund.’ 3 .
Overigens waarschuwde de rabbi tegen een al te radicaal vegetarisme, dat het gevaar inhield, dat de aanhanger te zeer los zou komen te staan van de nu eenmaal onvolmaakte wereld. Om zich zelf eraan te herinneren, dat de Messiaanse tijd nog niet was gekomen at Rav Kook, die verder vegetarisch leefde, op sjabbat een kippetje!
De dispensatie ten aanzien van het eten van vlees is overigens niet grenzeloos. De slachtvoorschriften (sjechieta) en de voorschriften over welke dieren gegeten mogen worden en welke niet en onder welke voorwaarden het vlees moet worden bereid (kasjroet) dienen ertoe om de geest bewust te laten blijven van het voedsel, dat men eet en zullen , naar Rav Kook hoopt, ooit de motivatie te bevorderen om het vlees van het menu te schrappen.
Moderne ecologie
Naast messiaans-spirituele overwegingen zijn er ook argumenten van heel andere aard die oproepen om het eten van vlees te stoppen of in ieder geval te minderen. Het zijn argumenten van materiële en ecologische aard, die uiteindelijk ook zeker een ethische en zelfs spiritueel te noemen strekking hebben. Want het eten van vlees kost te veel, put de aarde uit en brengt de voorziening van voedsel aan de wereldbevolking in gevaar.
De productie van vlees gaat gepaard met het verbruik van heel wat natuurlijke rijkdommen: Om een kilo vlees te produceren is evenveel tijd en evenveel ruimte (dus oppervlakte grond) nodig als om 160 kg aardappelen te telen. Met de hoeveelheid water die nodig is om een kilo rundvlees te produceren, zou je een jaar lang elke dag een douche kunnen nemen. Voor elke kilo rundvlees die op je bord terechtkomt, werd 7 liter benzine verbruikt. Wat de klimaatopwarming betreft: de productie van een kilo rundvlees brengt bijna 80 keer meer broeikasgassen voort dan een kilo tarwe. Dit komt overeen met een afstand van 60 km die wordt afgelegd met de wagen 4 .
Het geeft mij altijd wel voldoening als ik zie, dat bepalingen uit de Tora in combinatie met (spirituele) uitleg inzichten opleveren, die in een andere moderne vorm opduiken in wetenschappen als bijvoorbeeld sociologie, psychologie en ecologie. De rationele en materiële buitenkant van het weten is ingebed in een onafzienbare bedding van intuïtieve spirituele kennis.
Noten
1. Verschillende andere commentaren op de parasja Reëe zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn website
2. Ggeciteerd door Nechama Leibowitz, uit Tallelei Orot ‘Dauwdruppels van Licht’
Het zo aansprekende beeld van de vreedzame leeuw die stro eet en naast het lam ligt treft mij tegelijk door tegensprakigheid in zoverre de essentie van de leeuw juist is dat hij een jager op wild is en lammeren eet. De mutatie naar een stroëter lijkt hem tot een wezenloos dier te maken.
3. gegevens van een paar jaar geleden, destijds vermeld op http://documentatie.leefmilieubrussel.be.
Waëtchanan
Devariem / Deuteronomium 3:23-7:11
Vergezicht vanaf de berg Pisga opTsion
In zijn laatste dagen smeekt Mozes om het beloofde land Kenaän te mogen betreden, maar de Eeuwige staat hem dat niet toe 1 . Wel mag hij op de top van de berg Pisga de zo lang verbeide contreien van grote hoogte overzien: ‘Beklim de Pisga en kijk vanaf de top uit naar het westen, het noorden, het oosten en het zuiden. Kijk goed om je heen, want je zult de Jordaan niet oversteken’ (Devariem/Deuteronomium 3:23). Wat zag de oude profeet aan zijn visionair oog voorbij komen?
Tsion
Het was afgelopen donderdagdag Tisja be’Av. Een goede aanleiding om mij voor te stellen, dat de blik van de bejaarde leider viel op de berg – in feite een fors geheuvelte – in Judea, waar ooit Avraham zijn zoon op het altaar legde voor het offer aan de Eeuwige, dat de Eeuwige op het laatste moment verhinderde, want. Hij wilde – zeker op deze plaats – absoluut geen vergieten van mensenbloed. De berg, die voortaan een heilige plek zou zijn, heette Moria. In de tijd, dat Mozes op de Pisga over Abrahams offerplaats uitkeek, bevond zich daar een sterke vesting, bewoond door de Kenaänitische stam van de Jebusieten.
Maar in mijn verbeelding ziet de hoogbejaarde leider ook in de toekomst van de berg, die later Tsion genoemd zou worden. Misschien ging er een rilling door hem heen toen hij een afwisseling van sublieme gloriemomenten en afgrijselijkste dieptepunten in een antal flitsen aan zich zag passeren.
De tempel
Daar komt koning David op, die eindelijk de Jebusietische vesting had ingenomen. Hij heeft er zijn hoofdstad Jeruzalem gemaakt. Hij koopt de dorsvloer, die een Jebusietische hoofdman op Tsion had, om er een altaar te maken, de kiem van de glorieuze tempel die zijn zoon Salomo zou bouwen.
Mozes’ verziende blik rust even op een prachtgebouw, een wereldwonder van architectuur, waaruit he gezang van de levieten opklinkt. Vierhonderd jaar zou de tempel een plaats van eredienst zijn, aanvankelijk een plek van rechtvaardigheid en integriteit zijn, maar geleidelijk gaan verwaarlozing, corruptie, machtstrijd en en hypocrisie de boventoon voeren.. Profeten staan op, Micha, Jesaja, Jeremia en anderen, die net zoals hij, Mozes, waarschuwen om de kern van de boodschap van compassie en rechtvaardigheid hoog te blijven houden tegen de machten van corruptie en moreel verval.
Maar dan. In een volgend beeld ziet hij die prachtige tempel branden en zijn volk met alle kostbare parafernalia van de tempel weggevoerd naar het verre Babel. De bejaarde visionair zucht, hij zag het aankomen 2 .
Maar kijk, op Tsion verheft zich na vele jaren van ballingschap op het puin weer een nieuw heiligdom, een tweede tempel. Opnieuw wordt de boodschap van compassie en rechtvaardigheid belichaamt in een prachtig heiligdom. Er rust weer zegen op de gewijde plaats.
Maar ook de eeuwen die volgen tonen aan de oude leider corruptie en bloedige machtsstrijd tussen priesters, koningen, scherpslijpers en vrijdenkers . Dan opnieuw ruim vier eeuwen later, na bloedige veldslagen tegen bezettende legers ,Romeinen, maar ook na onderlinge slachtingen tussen drie partijen, die in Jeruzalem elkaar naar het leven staan, slaan weer de vlammen hoog uit het enorme gebouw. Ook deze tempel wordt door brand verwoest 3 .
De oude profeet kan het beeld van rook en stromen bloed nauwelijks verdragen, het voorbijkomend geschreeuw pijnigt zijn oren.
Latere eeuwen
Het profetisch oog van Mozes reist een paar eeuwen verder. Een treurig tafereel op de berg Tsion komt hem tegemoet, twee beelden van een keizer, genaamd Hadrianus, en vlak daarbij een grote steen met een holte daarin en een groep Joden, die de steen zalven en klagen en die hun kleren verscheuren, ieder jaar doen ze dat op de negende van de maand Av, de fatale datum van de ondergang van de heiligdommen op de berg.4.
Een volgend beeld komt de oude leider voor ogen. Drie eeuwen later, wordt er op de berg Tsion een nieuw gebouw opgetrokken op de puinhopen, die daar liggen, een voorlopig heiligdom, dat later zal worden verfraaid en uitgebouwd tot een moskee, met de naam El Aqsa 5. Het is niet Mozes’ volk, de bouw uitvoert, maar de bejaarde leider herkent de bouwers, het zijn afstammelingen van een andere zoon van Abraham, Ismael, uit hem is kennelijk ook een profeet voortgekomen.
Sinat chinam
Mozes ziet ook af en toe stoeten geleerde mannen druk met elkaar in gesprek, mannen, die zich rabbijnen noemen en die zich bezig houden met de uitleg en uitwerking van de boodschap, die hij als profeet heeft ontvangen van de Eeuwige. Dat doet hem veel plezier en hij hoort in zijn verhorende oren het geruis van eeuwenlange, intense, geanimeerde gesprekken van deze rabbijnen passerendie hij soms nauwelijks kan volgen.
Hij begrijpt er vaak niet veel van, maar soms vangt hij iets op. Zo hoorde hij de geleerden zich afvragen, waarom de Tweede Tempel werd verwoest; daar werd toch Tora werd geleerd, mitzwot werden gedaan en goede daden? De ene rabbijn zegt: omdat er binnen en rondom die tweede tempel haat zonder enige rede heerste, sinat chinam 6. Een andere zei: omdat de Joden obsessief precies alles deden. zoals de letter van de regels het zeiden, zelfs als ze in strijd de bedoeling van de regels kwamen 7.
Het deed de oude leider plezier, dat de oude wijzen van zoveel eeuwen na hem toch steeds weer probeerden terug te keren tot de essentie van zijn boodschap, zeker toen hij nog veel verder in de toekomst luisterend een rabbijn hoorde zeggen 8 dat de haat zonder rede (sinat chinam ) vooral slaat op zogenaamd ‘rechtschapenen’, die anderen, die zich niet precies gedragen volgens hun geloof behandelen als ketters (apikosim ). Met name die misplaatste vervolging leidde tot de verwoesting, want God, zo hoorde Mozes hen tot zijn genoegen zeggen, wil dit soort buitensporige scherpslijpende rechtschapenheid niet, maar wel humaan moreel gedrag in alledaagse zaken.
Misschien deed Mozes nog een uiterste visionaire inspanning en kon hij zijn verreikende blik tot in de eenentwintigste eeuw doen reiken. Wat zou hij gezien hebben.
Waarschijnlijk kan hij zijn visionaire ogen niet geloven. Wat een prachtig welvaren land, gevuld met heel veel Joden en ook veel afstammelingen van Ismael. Jeruzalem, blinkt groter en rijker dan Mozes in zijn hiernamaalse blik ooit heeft gezien . Dan zoomt hij in op die gepijnigde berg Tsion, in de hoop, dat er vrede rondom de gewijde plek zou zijn, dat de giftige sfeer van sinat chinam eindelijk verdwenen zou zijn.
Boven op de berg Tsion ziet hij afstammelingen van Ismael bidden, in en rond hun heiligdom, want hun profeet was daar ten hemel gevaren. Dat hadden de Joden, die weer na heel veel bloed, zweet en tranen weer een staat hebben kunnen stichten in het beloofde land en die zo weer de baas waren in Jeruzalem, goed gevonden. Maar de spanning is om te snijden. Vanaf het grote plein bij de berg stijgen gebeden, maar vooral ook verhit ruziënde stemmen ten hemel. De rechtschapen Joodse mannen hebben hun plek om te bidden geclaimd bij het stukje westelijke muur van de tweede tempel, dat de eeuwen heeft getrotseerd en dat heilig is verklaard. Er zijn ook andere Joodse mannen en vrouwen, die de rechtschapenen niet rechtschapen genoeg vinden om met hen hun gebedsplek bij de muur te delen; die Joden zouden graag in een hoek van het plein van de muur ook willen bidden, maar dat vinden de rechtschapen mannen niet goed 9 .. De ultra-rechtschapenen onder hen n de supernationalisten willen zelfs tegen alle tegenstand van grote bevolkindgroepen en massale protesten via pseudostaatscoup de macht grijpen om de rest van de mensen van hun volgens hen verderfelijke vrijheden te beroven. En dat in de tijd van Tisja-be-Av die toch tot bezinning zou moeten opwekken zelfs bij de rechtschapenen.
Rondom de berg Tsion worden eens te meer eindeloze ruzies tussen partijen, die menen dat zij de heiligheid van de plek en de juiste opvattingen in pacht hebben, en dreigen met geweld om dat kracht bij te zetten.
Het schaamrood zal Mozes naar de kaken zijn gestegen. Hij zal gezucht hebben. Hij zal een vreemd verlangen hebben gehad, dat alles en iedereen even helemaal weg zou zijn van de omstreden berg en dat er een leegte en een stilte zou heersen op de berg, waarin opnieuw de heiligheid zou neerdalen, gelijkelijk beschikbaar voor een ieder, die daarvoor open wilde staan.
Toen daalde de leider af van de Pisga om zich voor zijn laatste rede bij zijn volk te voegen. Want een profeet geeft de hoop nooit op. Zijn hoop is altijd net iets groter dan zijn teleurstelling. Zijn compassie is altijd net iets groter dan zijn boosheid. Toen begon hij met zijn laatste woorden.
(Devariem/Deuteronomium 4:1).
noten
1. Verschillende andere commentaren op de parasja Waetchanan zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn website
2. 2 Koningen 25
3, Flavius Josephus, De oorlog van de Joden, boek VI
4. Ontleend aan het reisboek van de ‘pelgrim van Bordeaux’, die in 333 AD Jeruzalem bezocht
6. .Ontleend aan ‘ The pelgrimage of Arculfus’ , die in 670 AD Jeruzalem bezocht
7. Talmoed Joma 9b
8. Talmoed Bava Metzia 30b. Letterlijk: Rabbi Jochanan zei, dat Jeruzalem alleen maar verwoest was, ‘ omdat de joden (strikt) handelden volgens de letter van het recht (Tora) en niet voorbij wilden gaan aan de maat van het recht’
9. Aldus de Netziv , Naftali Zvi Yehuda Berlin, 19 e eeuw in zijn commentaar ‘Ha-emek Davar’
10. Lees bijv. Ha’aretz Feb 26, 2016: http://www.haaretz.com/.premium-1.706640
Bewerkt juli 2023
Devariem
Devariem / Deuteronomium 1:1–3:22
Onafhankelijke rechtspraak de hoeksteen van de samenleving
Het boek Devariem/Deuteronomium is een compositie van de laatste redevoeringen die Mozes vlak voor zijn dood voor zijn volk heeft gehouden. Het boek begint met de gelijknamige parasja. Het volk van Israël is na ruim veertig jaar omzwerving gelegerd bij de Jordaan, klaar om de rivier over te steken. Mozes beklimt als het ware het spreekgestoelte en begint zijn laatste redevoeringen met een terugblik op de afgelopen veertig jaar 1 .
Instelling van rechters
Het is niet toevallig, dat dat de oude leider zijn lange terugblik begint het memoreren van de aanstelling van rechters (1:12-18) en de eis dat zij onpartijdig moeten oordelen. Een natie kan pas goed functioneren als er een rechtssysteem is. Het is van levensbelang om een onafhankelijke rechtspraak te hebben. Dat wordt al in de Tora meermalen naar voren gebracht, zoals ook hier
Devariem11:3: ‘Geef voor uzelf, ingedeeld naar uw stammen, wijze, verstandige, ervaren mannen ( anasjiem chachamiem, we-navoniem, widoe’iem ), dan zal ik hen tot hoofd over u aanstellen. (…) 16 Ik beval in die tijd uw rechters: Luister naar de geschillen tussen uw broeders, en oordeel rechtvaardig tussen een man, zijn broeder en de vreemdeling die bij hem is.’
Onpartijdige rechtspraak
Dat Mozes dit als eerste in zijn herinnering terugroept benadrukt, dat hoe een onpartijdige rechtspraak voor een samenleving de hoeksteen is van rechtvaardigheid en vrede. Je kan er zeker van zijn, dat in staten, waar dictators of oligarchieën de dienst uitmaken het er met de rechtspraak slecht voorstaat. Voortdurende corrupte rechtspraak leidt tot opstand en anarchie. In het huidige Israel lijkt dit besef juist bij het ultravrome Jvolksdeel niet echt doorgedrongen.
In vers 17 staat er nog eens heel uitdrukkelijk: ‘ U mag niet partijdig zijn in de rechtspraak: zowel de kleine als de grote moet u aanhoren. U mag voor niemand bevreesd zijn, want de rechtspraak behoort aan God. Maar de zaak die voor u te moeilijk is, moet u bij mij brengen en ik zal die aanhoren’.
‘U mag niet partijdig zijn’ ( lo takiroe paniem be-misjpat ) leest Rasji op zijn eigen wijze (2) – als slaande op de benoeming van rechters; hij zegt: ‘deze bepaling is gericht op hem, wiens taak het is om rechters te benoemen – zodat hij niet gaat zeggen, meneer die-en-die is een mooie of sterke man; meneer die-en-die is mijn familie, ik maak hem rechter in de stad etc.’
De oude middeleeuwse meester legt hier de vinger op het voortdurend loerend gevaar om de benoeming van rechters te politiseren. Het lijkt wel of in dit tijdsgewricht waarin sommige naties een soms verontrustende antidemocratische verschuivingen te zien geven een nieuwe aantasting van de onafhankelijkheid van rechters plaats vindt. Wie denkt niet onmiddellijk aan de rechters in het Poolse hooggerechtshof, die voortaan benoemd worden door een commissie met een meerderheid van partijgangers van de Poolse president (de nationaal-conservatieve regeringspartij Recht en Rechtvaardigheid (sic!)). Wie volgt niet met verbazing de politieke spelletjes rond de benoeming van rechters in het Amerikaanse Supreme Court, waar nu voortaan jarenlang een onwrikbare conservatieve meerderheid voorspelbare conservatieve uitspraken zal doen. Dat is weer enige tijd geleden. En wie denkt nu niet aan het politieke spel, dat vanuit ultranationalistisch en extreem religieus rechts in Israel is begonnen om het Hooggerechtshof zijn onafhankelijkheid te ontnemen.doen.
‘Zowel de kleine als de grote moet u aanhoren’ is een adagium, dat in alle tijden gelding heeft. Rasji concretiseert, dat de zaak van de kleine man om een gering geldbedrag evenveel aandacht moet krijgen als de zaak van een rijk man om een grote som gelds, waarmee hij de Talmoeddiscussie samenvat (3).
‘U mag voor niemand bevreesd zijn’, duidt de Talmoed begrijpelijkerwijs als een oproep je mening niet uit angst voor (een machtig) iemand terug te houden, wat denk ik tegelijk in sommige politieke omstandigheden grote moed vereist.
In Nederland mogen we ons verheugen in een behoorlijk functionerende onafhankelijke rechtspraak. In het democratische Israël is bij gebreke van een grondwet het hooggerechtshof een onmisbare corrigerende factor in het complexe politieke landschap. Het hof heeft de bevoegdheid om wetten die het onconstitutioneel acht ongedaan te maken. Voor sommige (ultra)conservatieve en nationalistische fracties is het hof een sta in de weg om hun politiek door te voeren. Het is dan ook hoogst bedenkelijk, dat ook in de Joodse staat een wetsontwerp dat de bevoegdheid van het hof wil inperken in de Knesset veel kans maakt ondanks de massale demonstraties die al wekenlang tegen deze pseudo staatscoup protesteren.
noten1. In mijn boek Reizen door de Tora, deel 2 en op mijn website ben ik uitgebreid ingegaan op de andere aspecten van het boek en de parasja Devariem.
2. ) Wsch leest hij het zo omdat in het vervolg al de onpartijdigheid van de rechters al voldoende naar voren komt en bovendien is die onpartijdigheid ook al gewaarborgd in Devariem 16:18-19, waar de instelling van rechters nog eens is opgetekend en waar staat: ‘ U mag het recht niet buigen. U mag niet partijdig zijn en geen geschenk aannemen, want een geschenk verblindt de ogen van wijzen en verdraait de woorden van rechtvaardigen’.
3. Zie Rasji ad loc en Talmoed Sanhedrin 8a
RC herzien juli 2023
Pnchas
Bemidbar / Numeri 25:10–30:1
Een geval van eigenrichting
Het laatste deel van de parasja Balak en het eerse deel van de parasja Pinchas 1 gaat over het drama van de verboden seksuele relaties van de Israëlieten met de meisjes van Moäv en Midjan. Die hadden de Israëlitische mannen verleid om mee te doen met de offers aan hun god Baäl Peor (vermoedelijk gepaard gaand met vormen van tempelprostitutie) . Het blijkt later een list te zijn geweest van de gefrustreerde Bilam (zie parasja Balak) om met deze geraffineerde aanpak de Israëlieten te verzwakken 2 . Een dodelijke ziekte verspreidt zich onder hwt volk en leidt tot een rampzalige sterfte. De Tora wijt dit aan de woede van de Eeuwige maar waarschijnlijk was er (ook) sprake van een ernstige geslachtsziekte. Mozes houdt met de oudsten een crisisberaad en tijdens hun beraadslagingen spitst het gebeuren zich dramatisch toe als één van de prinsen uit de stam Sjimon, Zimri genaamd, tot verbijstering van Mozes en de raadslieden een Midianitische prinses openlijk naar zijn tent voert om met haar de bijslaap te verrichten 3 Pinchas kan dit niet langer aanzien en neemt zijn speer en gaat naar de tent waar de prins Zimri en de Midjanitische Kosbi de bijslaap bedrijven en doorsteekt met dat wapen hun onderlichamen. De sterfte is toen meteen gestopt, misschien omdat dit afschrikwekkend voorbeeld de mannen onmiddellijk van verdere seksuele omgang met de Moabitische en Midianitische vrouwen afhield. Intussen waren er vierentwintigduizend slachtoffers gevallen.
Dan begint onze parasha met:
25:10 Toen sprak de Eeuwige tot Mozes: 11 Pinchas, de zoon van Elazar, de zoon van de priester Aharon, heeft Mijn grimmigheid over de Israëlieten afgewend, doordat hij zich in hun midden met ijver (be-kano, voor Mij heeft ingezet, zodat Ik de Israëlieten niet in Mijn na-ijver (be-kinati) vernietigd heb. 12 Zeg daarom: Zie, Ik geef hem Mijn verbond van vrede: 13 hij, en zijn nageslacht na hem, zullen het verbond van het eeuwige priesterschap hebben, omdat hij zich voor zijn God heeft ingezet en verzoening voor de Israëlieten heeft gedaan.
Fanatisme
Wat opvalt in de tekst is het veelvuldig gebruik van de woordstam ‘kana’ dat moeilijk te vertalen is. Het bergt in zich woede, jaloersheid, fanatisme, maar ook enthousiasme en extreme toewijding, het Engels als ‘zeal’. Het woord kina betekend jaloersheid, naijver (voortlevend in het Jiddische kinnesinne < Kina sinas , na-ijver en haat). Het Hebreeuws voor ‘zeloten’ is kanaïm. Pinchas heeft – letterlijk vertaald – ‘met zijn ijver mijn naijver verjaagd want anders had ik in mijn naijver de kinderen van Israel vernietigd’ 4.
Pinchas stelt met zijn impulsieve eigenrichting de vraag actueel: wanneer is een recht en wet doorbrekende daad, die in aller belang lijkt te worden verricht en vele levens spaart, gerechtvaardigd? Kennelijk heeft God de impulsieve daad van eigenrichting achteraf goedgekeurd en zelfs beloond met de promotie van het ‘eeuwig’ priesterschap 5 .
Het fanatisme gaat vaker wel dan niet over de schreef. In het geval van Pinchas was er sprake van een acute noodsituatie (in dit geval de om zich heen grijpende epidemie, nog aangevuld met een dreigende strafexpeditie door Mozes), een acute maatschappelijke ontwrichting (de anarchie van normen en waarden) en het overweldigende levensreddende karakter van de daad, i.c. twee slachtoffers versus de mogelijk nog komende duizenden levens van de volksgenoten. Zijn dat voldoende criteria?
Vele commentatoren hadden en hebben moeite met de beoordeling van de daad van Pinchas. Ook de vaststellers van de uiteindelijke Hebreeuwse tekst in de vroege middeleeuwen, de Masoreten; dat blijkt wellicht uit het schrift in de Torarol (sefer Tora) en in de Hebreeuwse tekst van de Tora in boekvorm (de Choemash). Daar is in vers 11 de naam Pinchas met een heel kleine jod geschreven en de vav (klinkend hier als o) in ‘ briti shalom ‘, mijn verbond van vrede, is gebroken in twee stukken, leest u het maar na. De eigenlijke durende vrede kan op deze wereld nooit door geweld worden bereikt, is mijn favoriete uitleg.
noten
1. Verschillende andere commentaren op de parasja Pinchas zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn website
2. Tot woede van Mozes worden in de later volgende oorlog met Midian de vrouwen buitgemaakt. 316 “Zie, zíj waren door de raad van Bileam voor de Israëlieten de aanleiding tot trouwbreuk tegen de Eeuwige’, In die oorlog is ook Bilam gesneuveld.
3. De vurige dienstbaarheid, die tot extremisme kan leiden, was ook al te vinden bij de zonen van Aharon, Nadav en Avihoe, die zich te buiten gingen in geestdriftige maar ongevraagde rituelen (Sjemot/Ex. 10:1). Volgens de Midrasj speelden de zielen van deze twee dan ook door in de persoon van Pinchas. De ziel en de ‘zeal ‘ van Pinchas ging volgens de midrasj weer over naar de profeet Elijahoe, die ook door dienstwillige ijver werd bezield. Niet voor niets treedt hij op in de Haftara – toegevoegde profetenlezing – van deze week (1 Meelachim/Koningen 18:46-19:21 ). Meer over Pinchas en Elia in mijn korte essay http://www.robcassuto.com/Elia%20in%20de%20grot.htm
4. In een midrasj, verhaald in de Talmoed (Sanhedrin 82a en b), wordt het provocatieve karakter van deze daad nog benadrukt in een schilderachtige uitweiding over hoe dat zich mogelijk heeft afgespeeld.
Zie voor een parasfrase hier.
5. In ieder geval komt hij nog 300 jaar later voor in de tijd van de rechter Jefta (Jiftach), of het moet een late nazaat en naamgenoot zijn.
Herz juli 2023
Korach
Bemidbar/ Numeri 16:1–18:32
Een uit het veld geslagen leider en eem dwaze en een wijze vrouw
In deze parasja 1 lezen we over wat tijdens de veertigjarige woestijntocht wel de meest ernstige betwisting heeft betekend van de autoriteit van Mozes en Aharon. Vier vooraanstaande mannen, gesteund door een aanzienlijke achterban, treden in de volksvergadering naar voren met een ernstige aanklacht,
Waarom valt Mozes op de gromt bij het horen van de aanklacht?
Brengers van de aanklacht zijn Korach van de stam van Levi. Datan, Aviram en On van de stam van Ruben, die gelegerd is naast een van de levitische clans, de clan van Kohatieten in het zuiden van het kamp. Wee de kwaadwilligen en hun buren, roept Rasji uit; als slechteriken je buren zijn ben je nog niet jarig. Waarmee komen ze? Mozes matigt zich veel te veel macht aan, vinden ze. Waar haalt hij het recht vandaan over hen te beslissen, zich boven hen te verheffen? Ze stonden toch allemaal als gelijkwaardige burgers bij de Sinaj?
Als Mozes dit hoort valt hij op de grond (16:4). Rasji zegt: uit wanhoop, het is al de vierde keer, dat er wordt gerebelleerd, en de oude leider vreest dat hij dit maal het volk niet meer zal kunnen redden van de woede van de Eeuwige.
Als psycholoog zou ik zeggen: het was een doodschrik, hij viel flauw, zoals wel gebeurt als een mens verschrikkelijk slecht nieuws hoort.
De chassidische rebbe Sjne’oer Zalman van Liadi (18 e eeuw) oppert: Mozes sloot niet uit, dat middels Korach de Allerhoogste hem een boodschap wilde doorgeven met betrekking tot zijn leiderschap. Hij had tijd nodig om in zichzelf te onderzoeken of er inderdaad een spoor van zelfverheffing of trots in hem was. Daarvoor viel hij op de grond. Toen hem duidelijk was, dat dat niet het geval was, stond hij weer op en kon hij Korach zien voor wat hij was: een ruziezoeker. Ga altijd na of de boodschapper met zijn boodschap zijn eigen belang voor ogen heeft of dat hij werkelijk de intentie heeft iets van waarheid en waarde te onthullen. In andere commentaren ga ik verder in op deze machtsgreep 2 .
Een dwaze en een wijze vrouw
De midrasj laat ook het licht schijnen op rol ban de vrouwen. Achter de schermen van een mannenmaatschappij hebben ze vaak grote invloed, zijn ze ‘the brains behind pa’. De aarstmoeders Sara, Rivka, Rachel en Lea hadden grote invloed op hun mannen. Vrouwen kunnen je maken of breken, zoals Misllee (Spreuken) 14:1 zegt: ‘Wijze vrouwen bouwen hun huis op, maar een die zeer dwaas is, breekt het met haar handen af’. De midrasj zegt dat Koning Salomo tot deze spreuk geïnspireerd werd door de daden van de vrouw van Korach en de vrouw van de Rubeniet On 3 .
Immers naast Korach heeft zijn vrouw een groot aandeel in de rebellie, zegt de midrasj. Zij heeft hem flink opgestookt. Mozes had hem, Korach, doodeenvoudig genegeerd bij de benoeming van hoge posten, zei ze, Mozes deed aan nepotisme en benoemde zijn neefjes tot priester; de boeren moeten de priesters hun deel geven, maar de levieten krijgen niks en moeten gewoon belasting betalen, en hij Korach (=’kale’) had als gewone leviet het vernederende afscheren van lichaamshaar moeten doorstaan. En ook andere voorschriften zoals de tsietstietplicht en het mezoeza voorschrift, belachelijk allemaal, zo ridiculiseerde zijn vrouw als een echte demagoog achter de schermen.
Nee dan de vrouw van de Rubeniet On. De man On wordt na zijn introductie in vers 1 van hoofdstuk 16 niet meer vermeld; hij is kennelijk aan de rampzalige afloop van de rebellie ontkomen. Dat heeft hij volgens de midrasj aan zijn vrouw te danken. Die zag hem samenzweren met Korach en diens kornuiten. Ze raadde hem dringend aan uit te stappen, hij zou zelfs bij het slagen van de rebellie er toch niets wijzer van worden. Hou je gedeisd, zei ze, blijf in je tent, ik hou je uit de wind. Ze gaf hem wijn te drinken en ging voor de tent zitten. Daar ging ze uitgebreid heur haar kammen en tot een ingewikkelde coiffure kappen, een langdurige procedure waar mannelijke ogen zich niet op mochten vestigen: die moesten uit de buurt blijven. Toen ze daar eindelijk mee klaar was waren was de rebellen al afgelopen. Korach, Datan en Aviram en hun families waren al door de grond verzwolgen en door het vuur verteerd. Weet met wie je een (echtelijke of politieke) partij vormt.
Maar de zonen van de rebel Korach werden gespaard (Bamidbar 26:11), ze waren het niet eens met hun vader of ze waren te jong. In de tijd van koning David vormden hun nazaten een koor van tempelzangers. Ze componeerden elf beroemde psalmen, waarmee ze wellicht iets van de slechte naam van hun voorvader hebben goedgemaakt.
Noten
1. Meer commentaren op de parasja Korach zzie mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium.
2. Gebaseerd op Sipurei Chassidim, vermeld op http://www.kabbalaonline.org/kabbalah/article_cdo/aid/683765
Meer over het debat tussen Korach en Mozws op mijn website: http://www.robcassuto.com/parasjot2.html#pkach
3. Gebaseerd op Daät Zekeniem (selectie van commentaren uit de Tosafot, 13 e eeuw) op Numeri 16:1 op sefaria.org
RC herzien 2023
Sjelach lecha
Numeri/Bamidbar 13:1-15:41
Een slim verhaal
Parasjat Sjelach is een fascinerend gedeelte in de Tora dat ons een diepgaand inzicht geeft in het belang van vertrouwen, moed en het vermogen om onze angsten te overwinnen. Deze parasja, die te vinden is in het boek Numeri (Bamidbar), vertelt het verhaal van de verspieders die werden gestuurd om het land Kanaän te verkennen.
In het begin van de parasja geeft Mozes opdracht om twaalf verspieders, één uit elke stam, naar het land Kanaän te sturen. Hun taak was om de omgeving te verkennen, de mensen en hun steden te observeren en vervolgens verslag uit te brengen aan Mozes en het volk. Deze missie was bedoeld om het volk gerust te stellen en hen voor te bereiden op hun toekomstige bestemming.
Helaas werden de verspieders overweldigd door angst en twijfel. Ondanks het feit dat ze getuige waren van de vruchtbaarheid en de overvloed van het land, zagen ze ook sterke en machtige volken die in het land woonden. Ze werden overmand door angst en het gevoel van inferioriteit en brachten een vernietigend verslag uit, waarbij ze beweerden dat het onmogelijk was om het land te veroveren. Deze negatieve woorden en gebrek aan vertrouwen veroorzaakten grote angst onder het volk en resulteerden in een opstand tegen Mozes en Aaron.
Dit verhaal laat ons zien hoe destructief angst en gebrek aan vertrouwen kunnen zijn. Het volk was klaar om terug te keren naar Egypte, naar de slavernij, omdat ze geloofden dat ze niet in staat waren om de uitdagingen van het veroveren van het land aan te gaan. Ze verloren het vertrouwen in zichzelf en in God. Dit gebrek aan vertrouwen kostte hen de mogelijkheid om het prachtige land dat hen beloofd was, binnen te gaan.
Parashat Sjelach herinnert ons eraan dat vertrouwen en moed essentiële kwaliteiten zijn om onze doelen te bereiken. We moeten in staat zijn om onze angsten onder ogen te zien en ze te overwinnen. Dit betekent niet dat we geen zorgen of twijfels mogen hebben, maar het betekent dat we ze niet moeten laten regeren over onze beslissingen. We moeten vertrouwen hebben in onszelf en in onze capaciteiten, en bovenal in God.
Een andere belangrijke les uit deze parasja is het belang van positieve invloeden in ons leven. De verspieders werden beïnvloed door hun negatieve perceptie en ze verspreidden deze negativiteit onder het volk. Aan de andere kant zien we in het verhaal van Jozua en Kaleb twee uitzonderingen. Zij hadden het vertrouwen en de moed om het volk aan te moedigen om het land binnen te gaan, ondanks de uitdagingen. Ze wezen op de vruchtbaarheid en beloofden dat het volk in staat was om het land te veroveren. Deze positieve invloed is crucial.
Ik ga nu verklappen dat bovenstaand commentaar niet door mij is geschreven. Sinds kort heb ik een account op de website van Chatgtp en ik dacht laat ik het commentaar op de parasjat Sjelach maar eens door Artificial Intelligence schrijven en zo gaf ik de volgende opdracht aan Chatgtp: Schrijf in 600 woorden in het Nederlands een commentaar op de parasha Shelach van de Tora. En zie hierboven de tekst die in nog geen minuut op het scherm verscheen. In (bijna) vlekkeloos Nederlands verschijnt er een acceptabel verhaal. Verbazend wat Artificial Intelligence middels deze Chatgtp website kan. Nou ja, wat de mens kan via zijn slimme techniek. Geraffineerde algoritmen hebben een gigantische door mensenhand ingevoerde database van bijbelcpmmentaren nagespeurd, een bepaalde essentie geëxtraheerd en er met behulp van andere algoritmen begrijpelijke taal van gemaakt. Net echt. Het heeft wel enorm veel elektrische stroom gekost en mijn ecologische voetafdruk is er niet beter op geworden.
Zal ik voortaan maar iedere week veel tijd besparen en het commentaar door Chatgtp laten schrijven? Als ik het stukje hierboven nog eens doorlees valt me op dat het wel een erg hapklare brok is met een brave correcte morele les. De diepte van het rabbijns discours ontbreekt geheel. De sfeer van worsteling van de schrijver met de vaal ambivalente en multi-interpretabele Tora tekst is afwezig. De geur van een persoonlijkheid die iets met de tekst heeft ontbreekt.
Misschien moet ik toch maar hoogstpersoonlijk met eigen research mijn stukjes blijven schrijven. Om u toch te bedienen met mijn eigen commentaar op de parasja Sjelach lecha verwijs ik u naar mijn commentaren die te vinden zijn op de website van ParDeS en op mijn website:
https://stichtingpardes.nl/torah/parasja-sjelach-lecha/
https://stichtingpardes.nl/torah/sjelach-lecha/
http://www.robcassuto.com/parasjot2.html#shelach
http://www.robcassuto.com/parasjot2.html#shelach2
http://www.robcassuto.com/parasjot2.html#shelach3 )
Sjabbar sjalom, RC juni 2023
Naso
Bamidbar/Numeri 4:21–7:89
Een bonte reeks bepalingen
De parasja Naso 1 vervolgt de uitgebreide beschrijving van de taken van de drie huizen van de Levieten bij het vervoer van de tabernakel. De vorige parasja Bamidbar besloot met de taak van de levitische groep van Kehatieten te beschrijven. Zij moesten met grote omzichtigheid het allerheiligste van de tabernakel inpakken en vervoeren. De parasja Naso gaat verder met de taak van de Gersjonieten. Zij moesten de dekkleden, tapijten, tentdoeken en touwen transporteren. De Merarieten tenslotte waren verantwoordelijk voor het dragen van de planken van de tabernakel, de dwarsbalken, de palen en voetstukken, en de palen van de omheining, met de pinnen en de touwen en wat er verder bij hoort. 8580 levitische mannen tussen de twintig en de vijftig jaar waren bij het transport betrokken, met ieder een eigen taak, dit alles onder scherp toezicht van Mosjee, Aharon en zijn zonen Elazar en Itamar.
De parasja vervolgt met een aantal bepalingen, die er wat willekeurig tussendoor lijken gemixt. Ze hebben allen wel iets te maken met reinheid of zuivering. Zo wordt verordend (5:1 ev) om lepralijders of wie onrein vocht verliest en iedereen die onrein is door contact met een lijk het kamp uit te sturen, kennelijk omdat hun aanwezigheid in het kamp niet verenigbaar is met de heiligheid van de goddelijke inwoning. Wie een rabbijnse discussie hierover wil raadplegen verdiepe zich in het Talmoed traktaat Pesachiem 67a.
Dan volgt een bepaling (5:5 ev), die door de commentatoren wordt uitgelegd als betreffende vergoeding van schade veroorzaakt door iemand die een ander van geld of goed heeft beroofd; als hij zijn misstap bekent moet hij die mondeling belijden en het geld of de waarde van het goed plus 1/5 ervan terugbetalen. Het valt op, dat hier mannen en vrouwen gelijkelijk worden genoemd.
De van overspel verdachte vrouw
De volgende bepalingen hebben ook betrekking op zowel man als vrouw, maar zij dienen om aan een jaloerse of achterdochtige echtgenoot tegemoet te komen. Het betreft het ons tegenwoordig barbaars aandoende ritueel ingeval een man zijn vrouw van overspel op een verborgen plek verdenkt en zij ontkent. Of dat terecht is of onterecht moet worden uitgemaakt bij de priester in een soort ‘waterproef’ gecombineerd met een ‘jaloezie-(mincha)offer’ van gerstemeel, hetgeen benadrukt dat het een godsoordeel betreft. Het water met stof van de tempelvloer gemengd – het bitter water – wordt door de priester in de verdachte vrouw ingebracht en gaat gepaard met een sacrale formule. Zwelt de buik van de vrouw dan na een tijdje niet op en vallen haar heupen niet in – dwz wordt ze niet ziek en onvruchtbaar – dan is ze kennelijk onschuldig aan het overspel. We moeten wel bedenken, dat de praktische uitvoering hiervan niet vaak zal hebben plaatsgevonden onder invloed van de condities die aan het ritueel werden gesteld. De Rabbijnen bepaalden, dat de vrouw eerst gewaarschuwd had moeten zijn door de man, die al door haar buitensporig gedrag was gealarmeerd. Bovendien moest die waarschuwing door twee getuigen bevestigd zijn. Was werkelijk overspel daarna (bij uitzondering) door één getuige ondanks de verborgenheid geconstateerd dan was ontbinding van het huwelijk al mogelijk en was geen waterproef vereist. Bleef er echter twijfel, dan kon de waterproef plaatsvinden, echter alleen als beide partijen ermee instemden. Dan moest het proces plaatsvinden voor de hoogste rechter, in Jeruzalem dus. Uit Bamidbar 5:31 valt af te leiden, dat de man alleen de waterproef mocht eisen, als hij zelf van onbesproken gedrag was en niet van zijn kant seksueel over de schreef was gegaan 2 . In het Talmoed traktaat Sota bespreken de rabbijnen alle ins en outs van de van overspel verdachte vrouw (de sota) en komen dan aan het eind van het tractaat tot de door hen betreurde constatering, dat er zoveel overspelplegers waren, dat de waterproof is afgeschaft 3
Scheiding
Overigens kon de man al zonder waterproef bij buitensporig of verdacht gedrag van zijn vrouw het huwelijk ontbinden. Bij geconstateerd overspel van de vrouw was het zelfs verplicht. De zeer losse mogelijkheid voor echtscheiding, die de Tora (Devariem 24:1 3 en de Talmoedgeleerden 4 met name aan de man bieden zijn in de volgende eeuwen ingeperkt door exacte regels omtrent de scheidbrief (get) en verfijnende omschrijving van echtscheidingsgronden en ook kwam er een formulering van de mogelijkheden die ook de vrouw heeft om scheiding aan te vragen en de verplichting van de man die in een aantal gevallen ook toe te staan. Niettemin klinken in de orthodoxe regels omtrent de scheiding nog duidelijk de patriarchale grondtoon van de Tora door.
In de orthodoxe wereld, met name in Israël, betalen vooral de agoenot (‘geketenden’) een hoge prijs; wanneer de man onwillig is een scheidingsbrief te geven blijven de vrouwen geketend aan het huwelijk en kunnen niet hertrouwen. In de diaspora is het Joodse religieuze huwelijk – tenminste in reform kringen – vaak de bekroning van het burgerlijk huwelijk, soms pas jaren later. Daar hebben de regels van het burgerlijk familierecht prioriteit.
Overige bepalingen; de nazir en de priesterzegen
We hebben in ons commentaar het accent laten vallen op het begin van de parasja. Maar er staat nog veel meer in. Paragraaf 6 beval de voorschriften over de nazireeër ( nazir ). De nazireeër doet de gelofte geen alcohol of welk druivenproduct ook tot zich te nemen; ook zal hij zijn hoofdhaar niet afscheren en niet in de nabijheid van een dode komen. Ze wijden zich (hun leven of een deel ervan) aan God. Uitgebreider ben ik hierop elders ingegaan. 5 .
Opeens treffen we dan de schone woorden van de priesterzegen aan (6:22 ev): “De Eeuwige zei tegen Mosjee: ‘Zeg tegen Aharon en zijn zonen dat zij de Israëlieten met deze woorden moeten zegenen “Moge de Eeuwige u zegenen en u beschermen, moge de Eeuwige het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u genadig zijn, moge de Eeuwige u zijn gelaat toewenden en u vrede geven” . Ook hierover elders meer 6 .
Tenslotte volgen vele lange bladzijde met de opsomming van de offers van de leiders bij de inwijding van de tabernakel, het is een bonte stoet van offerdieren en blinkende zilveren en gouden voorwerpen die iedere stam aanbiedt. Het vertrek van de Sinaj is nabij. In de parasja Behaälotecha zal de wolk van de Eeuwige zich verheffen van de tabernakel en zullen de zilveren trompetten schallen als signaal voor het vertrek.
Noten
1. Meer commentaren op de parasja Naso zzie mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium.
2, Zie het commentaar op deze passages 5:13 ev van Samson Raphael Hirsch: The Pentateuch, Vol IV, Numbers, Judaica Press, 1973. P. 61 ev
3. Talmoed Sota 48
4. Dev. 24 : 1: Het volgende kan zich voordoen: Iemand heeft een vrouw getrouwd, maar om een of andere reden is hij ontevreden over haar. Hij schrijft een scheidingsbrief, die hij bij haar vertrek aan haar meegeeft.
5, Misjna Gittin 9:!0 Bet Shammai says: a man should not divorce his wife unless he has found her guilty of some unseemly conduct, as it says, “Because he has found some unseemly thing in her.” Bet Hillel says [that he may divorce her] even if she has merely burnt his dish, since it says, “Because he has found some unseemly thing in her.” Rabbi Akiva says, [he may divorce her] even if he finds another woman more beautiful than she is, as it says, “it cometh to pass, if she find no favour in his eyes. Jezus was ronduit de strengste leraar, scheiden was uitgesloten, want (Matteus 19:6, met een beroep op Genesis 2:24): Dus, wat God samengevoegd heeft, laat de mens dat niet scheiden.
6. Op mijn website http://www.robcassuto.com/parasjot2.html#naso
7. In mijn boek Reizen door de Tora, deel 2, p. 100 ev
Chag sjavoeot sameach!
RC herzien mei 3023
Olemesjolem
Ipv parasja vd week Emor:
We hebben een periode van herdenken achter de rug, Jom haSjoa, Jom haZikaron, vandaag, dat ik dit schrijf is het 4 mei. We kijken terug op de Tweede Wereldoorlog, op de verschrikkingen, die alleen de ouderen onder ons nog aan den lijve hebben ervaren, op de systematische moord op aanvankelijk nietsvermoedende onschuldige Nederlandse burgers van Joodse signatuur. Sta mij toe om in deze week van herdenken iets van een persoonlijk herdenken met u te delen.
Ten tijde van de bevrijding in mei 1945 zaten mijn moeder en ik – toen vier jaar oud – nog in een Japans interneringkamp op Java en lag mijn vader ziek in een barak aan de Burma-spoorweg. Communicatie met Europa was afwezig. Mijn ouders hadden geen flauw idee van de catastrofe rond de Joden in Nederland.
Mijn vader kwam na de capitulatie van Japan terecht in een herstellingsoord in toenmalig Brits-Indie. Hij wist niets van de lotgevallen van onze familie in Nederland. Pas in november 1945 bereikte een eerste levensteken mijn vader in de vorm van een brief die de hele wereld was rondgezworven; zijn ouders – mijn grootouders – en zijn twee broers hadden na een levensgevaarlijke onderduik de oorlog overleefd.. In volgende brieven wordt voorzichtig iets onthuld van de dood van andere familieleden in Nederland. Mijn vader schrijft:aan zijn ouders in maart 1946: ‘Deze week ontvingen we jullie brief van 19 Januari met het ontstellende nieuws van Hetty’s dood. Het heeft ons zeer zwaar getroffen en werd ik me weer eens duidelijk bewust hoe dierbaar jullie me bent, want het leed dat één van jullie treft, treft mij meer dan je kunt denken.”
Hetty was de dochter van een broer van de moeder van mijn vader, een pittig en muzikaal meisje. Ze was verloofd met zijn mijn vaders broer, maar ze was ook mijn vaders lievelingsnicht. Ze was ondergedoken, eerst samen met haar verloofde, later apart en toen verraden. Naspeuringen veel later leerden dat ze vermoedelijk is vermoord in het dwangarbeiderskamp Dorohucza in 1943, nog net geen 21 jaar oud. Ook haar moeder Esther (tante Es) en haar broertje Max David (Deetje) kwamen in dat jaar om in Sobibor. Vader Jacob Winkel (oom Jaap) was in 1941 aan een ‘gewone’ hartaanval overleden.
Na een lange omweg uit Java werden mijn moeder en ik begin januari 1946 als een klein wonder met hem herenigd in Calcutta. Na veel administratieve rompslomp in mei 1946 werden wij herenigd met de familie in Nederland, precies op 5 mei 1946, de allereerste Bevrijdingsdag. Natuurlijk was er grote blijdschap; mijn hele kerngezin van grootouders, en ouders en ooms (broers van van mijn vader) was nog compleet, iets wat maar erg weinig Joodse kinderen konden zeggen. Maar er waren er natuurlijk grote verliezen geleden buiten de kernfamilie. Ik heb in de jaren na de oorlog en eigenlijk later ook nooit bewust de namen horen noemen van de omgekomen familieleden. Over hen werd voornamelijk gezwegen.
Tegenwoordig vinden we het essentieel om de namen van de nooit meer teruggekomenen niet te vergeten en juist wel te noemen. Zojuist heb ik op de gedenkplaats nabij de synagoge de bijna vijfhonderd namen horen noemen van de uit de Nijmeegse samenleving weggeplukte en naar de dood gevoerde Joden, hele gezinnen, van A tot Z
Daarom noem ik hierbij in dit stuk de vergeten namen van de vermoorde familieleden uit de generatie van mijn beide grootvaders: drie zusters van mijn grootvader aan vaderskant Ies Cassuto, t.w. Rachel Tas-Cassuto, Anna Waas-Cassuto en Simcha Danser-Cassuto; drie broers van mijn grootvader aan moederskant Albert van Zuiden: Samuel Heiman van Zuiden en zijn vrouw Bettij van Zuiden-Nathan, Abraham (Bram) van Zuiden en zijn vrouw Penina Duque, Bernard van Zuiden en zijn vrouw Sientje van Zuiden-Snijders; de zuster van Albert, Elisabet (Lize) van Zuiden; de zuster van Albert van Zuidens vrouw Betsy van Zuiden-van Praag – mijn oma – : Marie Kamerling-van Praag en haar man Isedoor Kamerling.
Op 4 mei heb ik stil gestaan bij het onvoorstelbare afgrijzen, dat zij moeten hebben gevoeld, toen hun moorddadig lot hen in het gezicht keek, zoals dat ook gebeurde met de ruim honderdduizend mede-Joden en de Sinti en de Roma en nog zovele anderen.
Wat ik me uit mijn kindertijd wel kan herinneren is dat mijn oma van moederskant vaak iets mompelde als ‘olemesjolem’. In mijn kinderoren klonk het als een soort toverspreuk, zoiets als ‘simsalabim’. Maar het was natuurlijk Jiddisj voor ‘alam ha-sjaloom’, ‘zij mogen rusten in vrede’ en dat zeg ik haar nu na: alam ha-sjaloom
Na bijna tachtig jaar omgeeft in West-Europa de vrede ons nog steeds. De ijskou van de oorlog is voor de meeste niet eens meer dan een herinnering. Zo vanzelfsprekend als tot voor kort is de vrede niet meer sinds aan de grenzen een grimmige oorlog woedt. Laten we de vrede blijven verdedigen tegen overmoedige en narcistische aanjagers die geïnspireerd door een steeds weer opduikend en zich hernieuwend nationalisme en fascisme het kostbare goed van de vrede geringschatten en moeiteloos in overboord gooien.
RC 4 mei 2023
Acharee mot- Kedosjiem
Leviticus/Wajikra 19:1–20:27
Het misleiden van de blinden
Deze week zijn de parasjot Acharee Mor en Kedosjiem 1 samen aan de orde. We focussen op de parasja Kedosjiem. Die begint met een oproep (19:1,2): ‘De Eeuwige zei tegen Mosjee: Zeg tegen de gemeenschap van Israël: “Weest heilig, want ik, de Eeuwige, jullie God, ben heilig”’ .Wat is heilig?
Wat is heilig?
Het Hebreeuwse woord voor heilig, kadosj (oorspr. ‘apart gezet’) heeft diepe roots in oude tijden, waarin het erop aankwam om de godheid gunstig te stemmen in het belang van voorspoed in de economie, in de oorlog en ter voorkoming van rampen; daartoe was het noodzakelijk, dat de offers volmaakt waren, smetteloos, vlekkeloos en zonder gebreken en ook de professionele offerbrengers, de priesters, mochten geen lichamelijke en morele gebreken hebben, dit alles om aldus geschikt te zijn om in de sfeer van volmaaktheid te treden van de godheid. Want God is als het volmaakte volstrekt ‘apart gezet’ van het wereldse, banale, gebrekkige, materiële, profane. Heel veel rituele voorschriften in het boek Wajikra/Leviticus ademen nog deze strekking. Ze zijn voor zover ze de tempeldienst betreffen in onbruik geraakt.
In de voorschriften van hoofdstuk 19 wordt de opdracht heilig te zijn uitgebreid naar het hele volk ( kol edat benee Jisrael ), naar ons allen. De vereiste volmaaktheid, die voor de priesters wordt vereist, geldt tot op grote hoogte ook op het sociale vlak, op hoe wij volksgenoten – mensen – met elkaar omgaan, zie de voorschriften op moreel gebied, die culmineren in het gebod de naaste lief te hebben als jezelf.
Wij richten ons ditmaal op een van die voorschriften in 19:14, waarin geboden wordt: ‘(…) vóór een blinde mag u geen struikelblok neerleggen, maar u moet uw God vrezen. Ik ben de Eeuwige’ 2.
Een struikelblok voor een blinde leggen
Gaat het letterlijk om iemand, die welbewust een struikelblok neerlegt voor een blinde met de bedoeling dat laatstgenoemde erover struikelt? Belangrijker dan de concrete actie die in dit verbod beschreven wordt is dat hieruit een veel breder concept uit wordt geconcipieerd. Vaak behandelt de Tora een bepaald concreet geval, dat dan aanleiding geeft tot extrapolatie naar een meer algemeen principe. De uitleg van deze bepaling vat dan ook de blinde op als blinde in een bepaalde zaak of situatie, als ‘een onwetende’. De middeleeuwse geleerde Rasji tekent aan: ‘Geef iemand die “blind” is in een bepaalde zaak geen onjuist advies’. De midrasj in Sifra geeft een aantal voorbeelden 3 .
Als iemand vraagt of je dochter geschikt is voor het huwelijk met een priester (wat natuurlijk een mooi arrangement zou zijn), zeg dan niet dat ze geschikt ( kasjer ) is, als ze dat niet is. Als iemand advies vraagt over wanneer het een goed moment is om af te reizen, zeg dan niet ‘vroeg in de ochtend’ als je weet dat er tegen die tijd rovers hem zullen overvallen. Zeg ook niet ‘in de middag’ als je weet dat de hitte dan fataal kan zijn. Zeg ook niet (tegen een zakelijk onwetende) ‘verkoop je veld en koop een ezel om dan zelf het veld te kopen en later dan zeggen, dat je toch een goed advies gaf.
De midrasj voegt nog toe: ‘want deze dingen zijn ingegeven aan het hart (masoer lalev) zoals geschreven staat “u moet uw God vrezen. Ik ben de Eeuwige”. Het betreft dus geen gebod, waar enige sanctie op staat, de uitspraak doet een beroep op het hart, zeg maar gerust: op het geweten. Vaak komt de ‘vreze Gods’ neer op een aansporing om je te openen voor een diep innerlijk weten wat goed, medemenselijk en fatsoenlijk is.
Het onderliggend euvel dat zichtbaar wordt onder deze voorbeelden uit de midrasj is het misbruik maken van de onwetendheid van iemand anders of profiteren van iets dat jij wel weet, maar de ander niet, hetzij om er voordeel uit te halen, hetzij om de ander schade te berokkenen.
Een interessante uitwerking geeft Maimonides 4 (geparafraseerd); zoals het verboden is om aan een niet-Jood oorlogstuig en gevaarlijke wapens te verkopen (wel schilden ter verdediging), zo geldt dat ook voor het verkopen van zulk tuig aan een Jood, die rover is en natuurlijk heel goed weet, wat hij doet, maar toch volgens de middeleeuwse meester aangemerkt mag worden als verblind voor het zien van de rechte weg, morele verblinding
Bankiers, investeringsmaatschappijen en wapenfabrikanten kunnen zich in deze gedachtegang niet beroepen op hun al dan niet voorgewende onwetendheid omtrent de perverse doelen waarvoor hun leningen of hun wapens worden aangewend. Ze maken criminele activiteiten mogelijk en zijn medeplichtig door het helpen van moreel verblinde daders bij het voortgaan op hun schadelijke of soms zelfs catastrofale pad. En dan heb ik het nog niet over hoe banken met gecompliceerde en riskante financiële producten onwetende klanten tot onverantwoordelijke aankopen verleiden.
De wijze en veeleisende ethiek van de Mussar voegt nog een aspect toe: zorg ervoor dat als het je materieel goed gaat andere mensen niet jaloers op je worden doordat jij en je familie pronkt met dure kleren of uitbundige maaltijden en laat anderen delen in je welvaart, ook dan leg je geen struikelblok voor blinden 5 . Dat kunnen de (super)rijken van deze wereld zich aantrekken
noten
1. Voor meern commentaren op Acharee mot en kedosjiem zie mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn website
2. Met dank aan het commentaar van Nechama Leibowitz op Kedosjiem, Studies in Wayikra , p. 173 ev
3. Sifra kedosjiem 2:13
4. Geciteerd uit Nechama Leibowitz, op cit
5. Uit het 15 e eeuwse Orchot Tzaddikiem 14
Tazria-Metsora
Wajikra/Leviticus 12-14 en14-16)
Een mogelijk fatale ziekte
De parajsa Tazria (‘zij die zwanger wordt’) handelt over de reinigingshandelingen die de vrouw na de geboorte van haar kind moet verrichten; het hoofdstuk gaat verder grotendeels over de huidziekte ‘tsara’at’ en de bijbehorende reinigingshandelingen. In de volgende parsje Metsora volgen vergelijkbare procedures voor de aantasting van muren, gebouwen en kleden met t tsaraät 1 .
Lasjon hara
Hoe men met de moderne wetenschappelijke kennis van nu hierover moge denken, men kan de Israëlieten van toen een intuïtie voor het belang van hygiëne voor gezondheid en welzijn niet ontzeggen, De meeste de Oude Wijzen tsaraät niet zozeer als een medisch-hygienisch verschijnsel als wel als een fenomeen, om te waarschuwen voor afdwaling van het rechte pad van juiste communicatie. Wat spiritueler gezegd: als een uiting van een ‘innerlijke spirituele verstoring in de relatie tussen de lijder aan tsaraät en zijn Schepper’ 2 . Met name wordt dan gedoeld op Lasjon Hara , letterlijk ‘kwade tong, kwade taal’. Hieronder verstaat men zowel laster en kwaadspreken maar ook uitingen die geen bewuste aperte leugens zijn, maar die wel schade aan anderen kunnen toebrengen, bijv. roddel, geruchten, e.d. 3 .We moeten tsaraät dan niet meer letterlijk opvatten als een lichamelijke ziekte, verschimmeling van kleden of ondermijning van muren, maar als een aandoening van het innerlijk (de ziel) of een ondermijning van de samenleving.
Een gevaarlijke aantasting
Maimonides 4 signaleert de volgorde van het verval ten gevolge van lasjon hara: eerst begint de ziekte in de muren van het huis en als de getroffene niet tot inkeer komt gaat de plaag over naar zijn bed en huisraad en heeft ook dat geen effect, dan worden zijn kleren aangetast en tenslotte wordt zijn lichaam met ‘huidvraat’ getroffen. Maar je kan het ook omgekeerd zien. De ziekte begint bij het individu, dat kwaadspreekt of leugens verspreidt; als deze niet omkeert, besmet hij anderen en tenslotte de hele stad en zijn alle huizen met verval bedreigd.
Laster, kwaadspraak en de nooit stoppende stroom van geruchten en roddel. zijn van alle tijden, maar hebben met de uitvinding van de drukpers een enore versterking gekregen. Met het internet is dit nog exponentieel toegenomen. Momenteel kan (en mag tot op grote hoogte) iedereen via sociale media laster, kwaadspraak, verzinsels over de hele wereld uitstrooien. Individuen en instituten in dienst van duistere belangen sturen strategisch steeds meer verzinsels de wereld in pm de (vermeende) vijand te dwarsbomen. Alternatieve feiten, nep nieuws en complottheorieën dreigen epidemische vormen aan te nemen. Deze fenomenen betekenen een sluipende en uiteindelijk fatale ondermijning van de geloofwaardigheid van de politiek en de maatschappelijke informatievoorziening. Wie kan je nog vertrouwen?
Tegen het slot van de parasja Metsora wordt verordend, dat het huis, waar de plaag van huidvraat niet verholpen kan worden – ‘dan is het een kwaadaardige melaatsheid in het huis; het is onrein’ (14:44) – moet worden afgebroken en buiten de stad worden gebracht. Dan heeft – in de sfeer van de metafoor – de waarheid het veld geruimd en heeft leugen en misleiding de fundamenten en de muren fataal aangetast.
Geinspireerd door dit beeld zie ik, dat heel geleidelijk de tsaraät-plaag van desinformatie, misleiding en gefakete verhalen zonder dat we het merken – of willen weten – erop uit is zich in de kelders en muren van onze geest aan het nestelen is en bezig is onze ziel aan te tasten. We moeten oppassen dat onze samenleving niet een huis wordt, dat door teloorgang van integriteit en feitelijke waarheid.moet worden afgebroken.
Goed om dit te bedenken in deze periode waarin de slachtoffers worden herdacht van de Tweede Wereldoorlog die mede ontstond onder invloed van de valse en perverse narratieven die over de Joden bestonden en die door de Nazi’s aangeblazen werden en over over het Duitse en Oostenrijkse volk werden uitgestrooid en daar beklijfden. De na de oorlog herwonnen democratische vrijheid in de Westerse wereld en in Israël staat momenteel meer op het spel dan we decennialang hebben gedacht.
Noten
1. Voor meern commentaren op Tazria en Metsorai zie mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn website
2. Aldus het commentaar van Nechama Leibowitz op de parasja Tazria, Studies in Vayikra/Leviticus, WZO, p. 115 ev
3. Dit is als leerstuk van Sjmirat Halasjon tot in de meest subtiele details uitgewerkt door Rabbi Israel Meir HaCohen Kagan, de bijgenaamd Chafetz Chaim (eind 19 e eeuw),
4. Moses Maimonides, The Guide of The Perplexed , p. 370
Bewerkt RC april 2023
Sjemini / Pesach 5783
Wajikra/Leviticus 9:1 – 12:1
Chameets
De parasja Sjemini valt in fr week van Pesach1 . Op erev Pesach, de vooravond van Pesach, wordt de eerste seider maaltijd gehouden. VDe dag daarvoor wordt het huis schoongemaakt, het speciale dervies uit de kast gehaald en wordt alle chameets, alles waar gist in zit, uit huis verwijderd. Immers het is verboden gedurende de Peasch week chameets in huis te hebben om daarmee in herinnering te houden hoe de Israëlieten bij hun overhaast vertrek uit Egypte geen tijd hadden om het brood te laten rijzen, slechts platte omgerezen broden, matzes, konden ze meenemen. Overal ter wereld, in Israël en de diaspora, gaan wij Joden op de avond voor de dag van de seidermaaltijd op zoek naar fr laatste restanten van chameets, Al dan niet met een kaars in de hand speuren we naar de broodkorrels, die ook na de grondige Pesach schoonmaak mogelijk nog zijn achtergebleven.
Innerlijke zoektocht
Deze zoektocht is niet alleen de afsluiting van een lenteschoonmaak, het is ook een zoektocht met een symbolische strekking, Het is een allegorie voor het opsporen innerlijke chameets. Gist dient ervoor deeg te laten rijzen. Hij blaast lucht in de dingen, zodat ze opgeblazen worden. Het is comuunis opinio rabbinorum dat chameets staat voor arrogantie. Om toch wat te vinden leggen we een paar korrels chameets expres ergens op een afgelegen plekje neer. Want de meest brave burger ontdekt bij introspectie altijd wel een spoortje arrogantie.
Arrogantie
Voor de talmoedrabbijnen was arrogantie een ‘doodzonde’ 2 . Ze meenden dat God een reeks niet misse represailles in petto had voor wie arrogantie in zich had. Voor wie gelooft dat God een essentie is aan wie allerlei attributen zijn te onderscheiden, die navolging verdienen, zoals goedheid en rechtvaardigheid, is Zijn aanwezigheid juist bij de nederigen en berouwvollen een voorbeeld om te imiteren. Niet voor biets heeft de Almachtige zijn aanwezigheid niet kenbaar gemaakt op een imposante hoge berg maar op de lage Sinaj, die Hij daarna niet verhief tot een indrukwekkend gebergte. Hij toonde zich aan Mosjee niet in een prachtige hoge ceder, maar in een laag struikgewas, dat Hij daarna niet maakte tot een schitterend geboomte.
Het tegendeel van arrogantie
Als tegendeel van arrogantie wordt meestal nederigheid en bescheidenheid gezien. Maar ik vind eerder openheid en inclusiviteit tegenober arrogantie staan. Arrogant is wij de waarheid in pacht denkt te hebben, die erop uit is om wie zijn mening of opvattingen niet onderschrijft buiten te sluiten of zelfs te vervolgen. Arrogant is wie niet durft te twijfelen en niet open wil staan voor dialoog.
Arrogant is wie niet ziet dat de samenleving een rijkgeschakeerde pluraliteit is en die daar niet mee kan leven.
Laten al die (ultra)orthodoxen die die menen dat zij alleen de waarheid van de Tora in pacht hebben en niet openstaan voor een vernieuwende interpretatie; die vinden dat alleen zij goede joden zijn en niet kunnen velen dat er meerdere manieren zijn om Joods te zijn; laten zij wanneer zij met hun kaarsje alle hoeken van hun huis doorzoeken op chameets dit eens bedenken.
Noten
1. Voor mijn commentaren op Sjemini zie mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn website
2. Zie de rabbijnse discussie op Talmoed Sota 5a
Chag Pesach sameach RC 4 april 3023
Tsav
Wajikra / Leviticus 6: 1-8:36
Offers
De parasja Tsav (Draag op …) 1 bevat regels over het offeren, – deels een herhaling van de vorige parasja Wajikra – en beschrijft hoe Mosjee zijn broeder Aharon en diens zonen tot priester wijdt.
De tempel bestaat sinds de verwoesting door de Romeinen in 70 CE niet meer en dieren, meelproducten en wierook worden al 2000 jaar niet meer als offer gebracht. We kunnen ons niet meer voorstellen dat wij nader tot de godjeid komen door op rituele wijze levende schepselen om het leven te brengen.
Allegorische uitleg van offers
Wel kunnen wij uit de beschrijving van de offerdienst allegorisch nog inzichten uitdiepen. In het Toracommentaar van Harvey Fields op deze parasja worden een paar van die inzichten genoemd. Zo noemt hij Wajikra/Leviticus 6:5: het vuur op het altaar moet altijd brandende worden gehouden, het mag niet uitgaan. Zo moet onze toewijding, onze aandacht actief blijven en gericht op – zo zegt de Lubavitcher Rebbe Menachem Schneerson – Tora leren, gebed en tsedaka; ik zou verruimend willen toevoegen: gericht op a, op ontvouwing van het beste in ons op elk moment.
Herstel van verbinding
Het comcept ‘offer’ zelf is niet verouderd, zoals ik in het commentaar op de vorige parasja Wajikra al heb gezegd. Het begrip offer dan ruim opgevat als het afstaan en aanbieden van iets dierbaars of kostbaars aan materie of tijd voor een doel dat boven ons eigen belang uitgaat. Dat hoger doel kan zijn: het herstel van de teloor gaande verbinding tussen ons mensen en de kosmos, waarin wij als een minuscuul deeltje zijn ingebed, of anders uitgedrukt: herstel naar een meer harmonische relatie tussen ons mensen en onze natuurlijke habibtat waaruit wij zijn losgeraakt. Voor wie in theologische termen denkt gaat het om de verbinding te herstellen tussen ons en de Schepper. Aldus uitgedrukt kunnen we de les van deze parasja uittillen boven de offerplicht van het oude Israël en de uitleg zich laten uitstrekken tot buiten de antieke Joodse wereld en tot een meer universele actualiteit.
Een nieuw evenwicht
Dan hoeven we niet ver te zoeken om de behoefte aan eigentijdse offers te voelen. De milieu- en klimaatcrisis in in niet geringe mate te danken aan de boomer generatie (de geborenen in de 20 a 25 jaar na dw Tweede Wereldoorlog) die steeds meer gevangen raakte in de productie-consumptie spiraal van dwangmatige groei, die weliswaar welvaart en materiele voorspoed bracht voor een groot deel van de wereld, maar die ook het milieu extreem heeft overbelast en die ons vervreemd heeft van de natuur. Laten we als persoon en als samenleving veel meer afzien van overmatige productie en consumptie van vaak massaal en te goedkoop geleverde goederen en diensten die misschien even een korte bevrediging geven en het gemak dienen, maar die niet per se bijdragen aan een durende levensvervulling en die vaak door uitbuiting van mensen en roofbouw op de natuur zijn verkregen. De huidige en komende generaties zullen de offers moeten brengen die de vorige generatie zich niet heeft getroost. We noemen dat tegenwoordig het onontkoombaar proces van transitie naar een nieuwe energiehuishouding en een meer holistische economie, die ons hopelijk voor een klimaatramp moet gaan behoeden. Vult u voor uzelf eens in welke offers u zou kunnen brengen om uw persoonlijk leven, uw onmiddellijke omgeving en daarmee een heel klein beetje de wereld in een nieuw en beter psychisch en materieel evenwicht te brengen, Een sta[je op weg naar verlossing van onszelf en de wereld. In het Jodendom noemen we dat het proces van tikoen olam, de reparatie van de wereld.
Sjabbat sjalom! 2
Noten
1. Verschillende andere commentaren op de parasja Tsav zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn website
2. De parasja Tsav luidt de sjabbat, de ‘sjabbat gadol’ in, de sjabbat van de week waarin Pesach valt. Pesach is misschien ontstaan uit het lentefeest van de herders, die de eerstgeboren lammetjes offerden, Vervolgens is het een feest geworden van bevrijding, van uittocht uit de slavernij. Daarom is het samengaan met de parasja Tsav niet zonder zin. Het gaat om de voorwaarden te scheppen voor verzoening. We offeren tenslotte om een innerlijke en tussenmenselijke plek te maken, die onbezoedeld is, ruim en open, waardoor het grote Licht kan binnenvallen, waardoor onze verlossing en uiteindelijk die van de wereld naderbijko
RC 2023
Wajikra
Wajikra/Leviticus 1:1 – 5:26
Hoe de Tora niet werd vergeten
Op deze sjabbat – de zg sjabbat rosj chodesj, 2 weken voor Pesach – begint het lezen van het derde boek van de Tora, het boek Wajikra (‘Hij riep’) ofwel met de latijnse naam: Leviticus. Wajikra is een logisch gevolg op Sjemot/Exodus. Het boek geeft, nu er zoals in Sjemot beschreven een mooie tabernakel is gemaakt antwoord op de vraag: hoe moet een eredienst eruitzien, hoe houden we die zuiver en en last but not least hoe houden we de omgang met elkaar zuiver en goed. Het is een boek met vele rituele en reinheidsvoorschriften, die ook zonder tempel deels nog in de orthodoxie enige gelding hebben. Maar het bevat ook met morele voorschriften, die een universele doorwerking hebben gehad en ook na de Verlichting nog hebben in een al dan niet religieus getint humanisme. Hoe dit boek en de hele Tora tot ons is gekomen en niet in vergetelheid is geraakt is mede te danken aan Ezra, die figureert in de haftara (lezing ui de Profeten,
Neviïem) voor deze sjabbat. Laten we daar eens verder naar kijken
Ezra
Die haftara is uit het boek Ezra, Ezra 7:1-28, het gedeelte waarin de terugkeer van Ezra vanuit de ballingschap in Perzië naar Jeruzalem wordt beschreven, Ezra ha-sofeer, “de schrijver, bedreven in de wet van de God van de hemel. Hij werd gedreven door de missie ‘om de wet van de Eeuwige te onderzoeken, om die te doen en om in Israël de verordeningen en bepalingen te onderwijzen”. Ezra doet ons beseffen, dat de Tora zoals wij die kennen, in zijn tijd uit de vergetelheid moest worden gereconstrueerd. Laten we eens een historische terugblik werpen op de eeuwen, die aan Ezra’s komst en werkzaamheid in Jeruzalem rond 450 BCA voorafgingen.
Een terugblik op woelige eeuwen
De koninkrijken Israël en Juda, ontstaan na de dood van Salomo, lagen op het kruispunt van de grote rijken Egypte, Assyrië en Babylonië. Dat gebied was het toneel van de ene oorlog na de andere, verwoesting, plundering en dood waren aan de orde van de dag. In 722 BCE viel Samaria (Sjomron) na jaren belegering in handen van het Assyrische leger. De tien stammen van het koninkrijk Israël werden gedeporteerd naar verre oorden in Assyrië. Andere volken werden in het gebied geïmporteerd. Omstreeks 700 BCA tijdens het bewind van koning Hizkia onderwerpt de Assyrische koning Sanherib vrijwel heel het koninkrijk Juda. Hij verwoest de grote stad Lachis in Juda. We mogen niet onderschatten, hoe zwaar de ontberingen waren. De Assyrische koning Sanherib vermeldt trots in een inscriptie: ‘Ik verdreef 200150 mensen, jong en oud, mannen en vrouwen, paarden, muildieren, ezels, dromedarissen, runderen en ontelbare hoeveelheden kleinvee en beschouwde het als mijn buit’ 2 . De koning belegert Jeruzalem, dat wordt gespaard dankzij een epidemie die in zijn leger uitbrak. Tot 650 is het Assyrische rijk op zijn hoogtepunt en verovert zelfs Egypte. Egypte op zijn beurt maakt zich weer onafhankelijk en het koninkrijk Juda wordt nu tot Egyptische vazalstaat. De vrome Judese koning Josia sneuvelt in een grote veldslag tegen het opgekomen Babylonische rijk, dat eerst Juda schatplichtig maakt en na een opstand Jeruzalem verwoest (586 BCA), het land inlijft en een groot deel van de bevolking wegvoert in ballingschap naar ‘the rivers of Babylon’.
Pesach weer herinnerd
In die woelige eeuwen welden herinneringen op aan hoe vroeger in mythische tijden ook onderdrukking en ontbering de voorvaderen en -moederen hadden gekweld, maar ook aan hoe uitredding en bevrijding uit de toenmalige ellende onder leiding van Mozes en zijn God hadden plaatsgevonden. Die oude wonderlijke gebeurtenissen hadden sporen achtergelaten in het volksgeheugen. Geleidelijk werden – misschien vanaf de regering van koning Hizkia – herinneringen gevoegd tot het definitieve verslag van de wonderlijke uittocht, het verhaal van Pesach en het Sinaii-gebeurenï. een oerverhaal, dat betekenis kon geven aan ingrijpende actuele gebeurtenissen. Een narratief dat moed geeft en hoop. Het krachtige medium waarin de herinnering werd gekristalliseerd en waarmee het bevrijdingsverhaal van generatie op generatie overgebracht moest worden was bij uitstek het Pesachfeest. In de tijd tot koning Josia , die grondige hervormingen doorvoerde, was Pesach in onbruik geraakt. Koning Josia heeft het weer ingesteld. 2 Koningen 23: ‘Want zoals dit Pesach was er geen gehouden, vanaf de dagen van de richters, die aan Israël leidinggegeven hadden, en ook niet in al de dagen van de koningen van Israël of van de koningen van Juda’. In samenhang met die restauratie van Pesach is er tijdens de regering van Josia nog een opmerkelijke gebeurtenis gepasseerd. Bij de reparaties aan de tempel werd in 621 BCE ‘het wetboek’ gevonden (2 koningen 22). Men neemt aan, dat het gaat om het boek Devariem/Deuteronomium, of althans de kern ervan.
Reconstructie van de Tora
De Babylonische ballingschap moet de periode zijn geweest, dat in de context van diepe wereldlijke tegenslag vele Joden zich eerst recht ernstig bezig gingen houden met hun geestelijk en religieus erfgoed. Ezra, een belangrijk man aan het Perzische hof, was een voorman van deze beweging. Met zijn onvermoeibare inspanning het volk weer aan zijn heilige geschriften te herinneren verwierf hij zich de reputatie van een tweede Mozes. Misschien heeft zijn collega, de Joodse gouverneur van Jeruzalem en omliggende gebieden Nechemja (of zijn redacteur), in zijn gelijknamig bijbelboek de figuur van Mozes wel voor ogen gehad toen hij Ezra’s finest hour – de openbare voorlezing van zijn gereconstrueerde Tora – beschreef (Nechemja 8:5): Ezra, de schriftgeleerde, stond op een houten verhoging, die ze voor deze gelegenheid hadden gemaakt, (…) 6 Ezra opende het boek voor de ogen van heel het volk, want hij stond hoger dan heel het volk. Toen hij het opende, ging heel het volk staan’. We zien bijna de Israëlieten weer staan aan de voet van de heilige berg Sinai. Een dag daarna werd het Loofhuttenfeest (Soekot) in ere hersteld. Ook dat feest was vergeten. (Nechemja 9:8): ‘De hele gemeente van hen die uit de gevangenschap waren teruggekeerd, maakte loofhutten en woonde in die loofhutten, want zo hadden de Israëlieten niet meer gedaan vanaf de dagen van Jozua, de zoon van Nun, tot op deze dag’..
Rabbi Chiya houdt de Tora levend
Rond het jaar 200 herinnert de Talmoedleraar Resj Lakisj (in een discussie over de reinheid van matten, waarin hij de mening van Rabbi Chiya citeert) aan de verdiensten van Rabbi Chiya: ‘(…) toen sommige wetten van de Tora door het Joodse volk in Erets Jisrael vergeten waren, kwam Ezra uit Babylonië en herstelde de vergeten delen van de Tora, zoals (later) Hillel de Babylonier kwam en de vergeten delen herstelde. Toen delen van de Tora weer vergeten waren kwamen Rabbi Chiya en zijn zonen en herstelden de vergeten delen’ 3 .
Rabbi Chiya kwam uit Babylonië en vestigde zich tegen het jaar 200 in Erets Jisrael, waar hij een groot aandeel had in het levend houden van de Tora. De verwoesting van de tempel in 70 AD en de verwoesting van Jeruzalem in 135 AD had diepe sporen nagelaten. Men vertelt, dat Chiya het land rondreisde en in ieder dorp of stad, waar geen onderwijzers waren, aan vijf kinderen een van de vijf boeken van de Tora gaf en hen Tora leerde. Vervolgens leerde ieder kind weer Tora aan de andere kinderen 4 . Een effectieve methode lijkt me, waar we nog een voorbeeld aan kunnen nemen.
Zo werd de Tora steeds weer vergeten en na traumatische perioden weer opnieuw herinnerd
Noten
1. In vele andere commentaren heb ik over deze parasja en het boek Wajikra geschreven. Zie mijn boek Reizen door de Tora en op mijn website
2. De tekst wordt vermeld op de website van historicus Jona Lendering
3. Talmoed Soeka 20a
4. Talmoed Ketoebot 103b, waar de anekdote aldus wordt vermeld (vrij vertaald uit het Engels): R, Chanina zei tegen R. Chiya: waag jij het met mij te discussieren? Als God verhoede de Tora vergeten wordt, dan zou ik hem herstellen in gesprekken. R. Chiya antwoordde, (ook) ik zorg ervoor dat de Tora niet wordt vergeten in Israel. Ik zaai vlas en weef netten. Daarmee jaag ik op herten en met hun vlees voed ik de wezen en met hun huiden maak ik rollen; dan ga ik naar een stad waar geen onderwijzers zijn voor jonge kinderen en beschrijf de rollen met de vijf boeken van de Tora voor vijf kinderen en zes andere kinderen leer ik de zes ordes van de Misjna en dan instrueer ik ieder kind: ‘leer jouw afdeling aan je collega’s’. Dat deed Rabbi (Jehoeda ha Nassi, zijn leermeester RC) uitroepen: ‘groot zijn de daden van Chiya’.
herzien maart 2023
Wajakhel-Pekoedee
Sjemot/Exodus 35:1- 40:38
De misjkan als blauwdruk
De parasjot Wajakhel en Pekoedee 1 – in de meeste kalenderjaren tezamen gelezen – beschrijven hoe en met welke materialen de misjkan (tabernakel) wordt gebouwd en met welke materialen en op welke wijze de attributen daarin worden gemaakt, zoals de altaren, de ark, de menora, de tafel met de toonbroden, het wasbekken etc. In de parasjot Teroema en Ki tisa zijn al de uitgebreide instructies beschreven die Mosjee op de Sinaj had ontvangen, nu wordt in grotendeels gelijke bewoordingen in detail beschreven, dat ze ook zo worden uitgevoerd onder leiding van de prototypische kunstenaar en ambachtsman Betsalel.
Een artistieke krachttoer
Dat de uitgebreide beschrijvingen in Teroema en Ki tisa in de onderhavige parasjot weer in detail worden herhaald (alles bij elkaar wel een derde van Sjemot) berust volgens Umberto Cassuto op de narratieve gewoonte uit die periode in het Midden-Oosten om wanneer een voorbereiding uitgebreid is beschreven niet te volstaan met een ‘en zo gebeurde het’ 2 .Er gaat een literaire en bijna sacrale kracht uit van deze repetitieve opzet: wat door de Ene zo is gewild is ook precies zo uitgevoerd. De triomf van wat met deze geweldige inzet is bereikt wordt nog eens in een sterke en mooie stijl onderstreept. Wat begonnen is als een zwerftocht van een berooide massa van net vrijgelaten slaven vindt zijn bekroning in deze artistieke en ambachtelijke krachttoer.
De misjkan als blauwdruk
De misjkan bestond uit een grote omheinde ruimte, de voorhof, met achterin de tent der samenkomst (ohel moëed ), die weer bestond uit twee ruimten, de achterste ruimte was het heilige der heilige waar de ark stond en de voorruimte bevatte de menora, de tafel met de toonbroden en het gouden reukaltaar. In de voorhof stond het koperen hoofdaltaar.
In de sfeer van de kabbala wordt de misjkan ook opgevat als een soort spirituele blauwdruk van de kosmos en de mens .
In mijn versie is de indeling van de misjkan te zien als een schema van de staat van existentieel bewust zijn. De voorhof is dan de sfeer van ons dagelijks bewustzijn, met zijn beslommeringen van alle dag, van de grotere en kleinere interacties met de omgevende wereld, met zijn zorgen en zijn vreugden, zijn eindeloos gepieker en zijn creatieve invallen. In de voorruimte van de tent begint de inkeer, het diepere schouwen, het is de plaats van gebed en meditatie, waarbij de focus op het licht van de menora, de rijkdom van het brood en de geurige adem van het gouden reukaltaar kan helpen. Dan is de stap in de ruimte van het heilige der heilige soms gegund, het oord van een blij vermoeden, van alomvattende vergeving, van het verticaal reikend contact met de bron van het bestaan, welke naam je er ook wel of niet aan wil geven.
De voltooiing van de schepping en van de misjkan
In de midrasj wordt de creatie van de misjkan wel gesteld naast de schepping van de wereld, zoals beschreven in Beresjiet/Genesis 1-2:3.3
(De gelijkenissen klinken soms geforceerd, – zo wordt de inzameling van het water in de zee in Beresjiet/Genesis 1:3 vergeleken met de vervaardiging van het wasbekken. Maar zeker frappant is de parallel van Sjemot/Exodus 39:43 met Beresjiet/Genesis 2:2-3. Sjemot 39:43 (vertaling Dasberg): ‘Mosjee overzag het gehele werk; ja, zij hadden het tot stand gebracht! Zoals de Eeuwige het Mosjee bevolen had, zo hadden ze het gedaan. Toen zegende Mosjee hen’. In gelijksoortige woorden wordt de voltooiing van de schrapping van het universum beschreven: Beresjiet/Genesis 2:2-3 (NBV) ‘Zo werden de hemel en de aarde in al hun rijkdom voltooid. Op de zevende dag had God zijn werk voltooid, op die dag rustte Hij van het werk dat hij gedaan had. God zegende de zevende dag en verklaarde die ?heilig, want op die dag rustte Hij van heel zijn scheppingswerk’.
De zegen, die Mosjee uitsprak wordt uitgebreider beschreven in Bemidbar/Numeri 7:1: ‘Op de dag waarop M ozes de laatste hand legde aan het opbouwen van de tabernakel, zalfde hij die, met alle toebehoren, en ook het altaar en het altaargerei; zo heiligde hij alles’.
Rasji ad locum verschaft ons de woorden, die de oude leider daarbij heeft gesproken; dat waren volgens deze bijbelcommentator de mooie woorden van psalm 90, pasoek 17 (HSV): ‘De lieflijkheid van de Eeuwige, onze God, zij over ons; bevestig het werk van onze handen over ons, ja, het werk van onze handen, bevestig dat.
Noten
1. Meer over Wajakhel en Pekoedee zie mijn boek Reizen door de Tora deel 1
2. Cassuto, Umberto: A commentary on the book of Exodus, The Magness Press, Hebrew University, Jerusalem, 1998, p. 478
3. Bv Daat Zekenim op Exodus 38:25:1
Teroema
Sjemot/Exodus 25 – 27:20
Heiligdommen
In deze parasja 1 krijgt Mosjee opdracht om aan het volk te zeggen, dat het gaven moet geven, allerlei kostbaarheden, ieder zoals zijn hart hem ingeeft. Van deze gaven zal een heiligdom gemaakt worden; verder wordt in deze parasja beschreven hoe de te vervaardigen heilige arke, ha-aron ha-kodesh , de rituele objecten en verder de tent der samenkomsten, de mieshkan , eruit moeten gaan zien. Dit alles volgens de modellen zoals aan Mosjee op de berg getoond.
Heeft De Ene een tabernakel of tempel nodig?
Het antwoord op de veelgestelde vraag of de God van Israël ,een heiligdom nodig heeft is: niet God heeft een heiligdom nodig maar de mensen, de bené Jisrael, hebben het nodig om middels een tabernakel, tempel en rituelen voortdurend herinnerd te worden aan Gods aanwezigheid. In vele toonaarden lichten oude en nieuwe wijzen dit toe.
Maimonides 2 omschrijft de tabernakel, de offers en de heilige attributen als concessie aan het volk, dat geestelijk (nog) onmachtig is de abstracte sprong te maken naar een zuiver besef van een enige God en het geloof in de daaruit voortvloeiende voorschriften. Een omweg is nodig zoals de Ene ook letterlijk een omweg naar het beloofde land gebood te maken ten einde de nog ongeoefende massa mensen te sparen voor ontmoeting met te grote ontberingen en te machtige vijanden (Exodus/Shemot 8:17) Maimonides’ wat mystiekere evenknie Nachmanides was het overigens niet met hem eens. Diens rationele redenering noemt hij een degradatie van de Tora 3 , Nechama Leibowitz in haar ‘Studies in Shemot’).
Umberto Cassuto 4 signaleert in zijn commentaar op Exodus, dat de passages van deze parasja niet voor niets vlak na de passages over de sluiting van het verbond op Sinaj komen. Door een zichtbaar en schoon vormgegeven heiligdom, dat midden in het kampement komt te staan, wordt het volk steeds herinnerd aan deze openbaring en aan Zijn voortdurende nabijheid. En de gedetailleerde beschrijving van de Heilige Woning benadrukt deze strekking nog eens in schrift. Dat is ook het hoofddoel van deze beschrijvingen, aldus Cassuto.
Martin Buber 5 ziet het vanuit de intentie van Mosjee: als geïnspireerd leider van zijn volk heeft hij hier een oplossing gevonden voor het verlangen van het volk naar een zichtbare aanwezigheid van een God, die in principe niet zichtbaar is en hij heeft daarvoor oude al bestaande elementen uit andere religies samengevoegd tot een nieuw symbool: de ark.
Rabbijn Jonathan Sacks 6 ziet de plaatsing van al deze voorschriften om een zichtbaar heiligdom te maken vóór de afdwaling rond het gouden stierkalf als een heel overwogen beschrijving van het medicijn voordat de ziekte van afgodendienst toeslaat.
Heiligdommen
De neiging om materiële offers te brengen om daarmee heiligdommen te bouwen is misschien wel ingeboren in de mens. Al die bouwsels behoren tot het erfgoed van de mensheid, kerken, moskeeën, tempels in de sfeer van het hindoeïsme en boeddhisme, getuigen van devotie en besef van de heilige aspecten van het leven, ook de synagogen, al zijn die in principe ontstaan als niet-religieuze huizen van samenkomst om samen te bidden en te leren ( vandaar het woord ‘sjoel’ , school; ‘synagoge’ betekent eigenlijk ook ‘samenkomst’ in het Grieks, evenals het Hebreeuwse wwoord voor sjoel: beet knesset ). In het Jodendom werd de verering beperkt tot één God, tot oorspronkelijk één tempel (die strikt genomen volgens sommige leraren dus in laatste grond overbodig zou zijn) op één plaats, Jeruzalem.
Deze drang om herinnerd te worden aan wat groter en ontzagwekkender is dan wij kleine mensen en daarvoor een teken te stellen in de vorm van bv een gebouw kan seculiere vervorming krijgen, als die herinnering niet meer werkt en het goddelijke aspect is verbleekt of verdwenen uit grote delen va de samenleving. Dan proberen wij toch plaatsen van verering te scheppen, zoals musea, monumenten voor herdenking, iconische landschappen. En hoger dan synagogekoepels, kerktorens en minaretten rijzen de gouden kalveren, waarmee de mens zichzelf verheerlijkt , zijn macht en zijn geld, de hoofdkantoren van olieconcerns, communicatiegiganten, verzekeringskolossen en voedselwarenproducenten en niet in de laatste plaats de bankgebouwen, waar ieder besef van heiligheid en moraal is vertrokken en het naakte geld zijn perverse spel speelt.
Noten
1. Meer over Teroema zie mijn boek Reizen door de Tora deel 1 ,
2. Gids der Verdoolden/Moré Nevoechiem XXXIII: 32
3. Aldus het commentaar op deze parasja van Nechama Leibowitz in haar ‘Studies in Shemot’
4 Umberto Cassuto (1883–1951), A Commentary on the Book of Exodus , Jerusalem, 1997 (eerst verschenen in Hebreeuws in 1951), p. 319 ev
5 Martin Buber, Mozes , Servire, 1970; oorspr.: Moses, 1965; meer dan een biografie ook een beknopt commentaar op de Tora (
6. http://www.rabbisacks.org/gratitude-labour-terumah-5775/
7. Niet verrassend is, dat de haftara 1 Konngen/Melachiem 8 is, waar Shlomo ha-melech (koning Salomo) de tempel in Jeruzalem inwijdt.
Misjpatiem
Sjemot / Exodus 21:1–24:18
Gaslighting
De parasja Misjpatiem 1 wordt wel ‘het boek van het verbond’ genoemd. Immers het grootste deel van de parasja bestaat uit allerlei belangrijke regels (hoofdstukken 21-23), die deels de Tien Woorden verder uitwerken. Dat mondt uit in hoofdstuk 24, waarin de sluiting van het Verbond wordt bezegeld in een uitgebreid ritueel. Mosjee schrijft al het gesprokene op in een boek (sefer ha-briet) dat hij dan aan het volk voorleest.
Valse geruchten
Een fors aandeel van dat boek bestaat uit morele regels van allerlei aard. Vele daarvan hebben betrekking op, het tegengaan van het verdraaien van de ware toedracht van gebeurtenissen, zoals dat vaak het geval kan zijn onder invloed van eigen- of partijbelang dan wel vanuit kwade opzet. Hier spreekt het besef hoe juiste en waarheidsgetrouwe communicatie en informatie van essentieel belang is voor het goede functioneren van een samenleving.
We kiezen er eentje van die regels uit: ‘U mag geen vals gerucht verspreiden, en u mag een schuldige niet uw hand reiken door een misdadige getuige te zijn’ (Sjemot/Exodus 23: 1). Volgens de gerenommeerde commentator Rasji (11 e eeuw) moet je dit voorschrift lezen als: ‘je moet geen vals bericht aannemen (resp. ernaar luisteren)’ 2 . Het voorschrift was vooral gericht tot de rechter; die moest pas de ene partij horen als de andere partij daarbij aanwezig was, om zo te voorkomen, dat een valse getuigenis werd gepleegd. In de midrasj (bv Mechilta) wordt het voorschrift van algemene toepassing geacht; iedereen heeft ervoor te waken een vals gerucht aan te nemen en verder te verspreiden om zo de ander geen nodeloze schade toe te brengen. Het sluit goed aan bij andere voorschriften zoals bv die in Sjemot/Exodus 20 en Wajikra/Leviticus 19 3 . De regels van het ethisch spreken (en schrijven) en luisteren (en lezen) zijn door de rabbijnen verwerkt tot het verfijnd leerstuk van Sjemierat ha-lasjon (het hoeden van de tong/taal) met als hoofdwerk het boek ‘Chafets Chaim’, geschreven door Rabbi Yisrael Meir Kagan, 1839-1933, die zijn bijnaam Chafets Chaim dus aan zijn boek heeft te danken.
De link met de tegenwoordig alom heersende intentionele desinformatie ligt voor de hand. Een vloed van fake news, leugens en propaganda overspoelt ons en is erop gericht als gif ons oordeelsvermogen te ondermijnen. Het vereist van de burger een steeds grotere vaardigheid om betrouwbare informatie van halve waarheden, leugens en nepnieuws te onderscheiden. Het bijbels verbod om vals geruchten is in deze moderne tijd geheel krachteloos geworden. Als je de weggetjes weet kan je zelfs bij specialisten massale desinformatie bestellen om de verkiezingen te beïnvloeden in de door jou gewenste richting. Een fundamentele bedreiging van de democratie.
Gaslighting
Een eigentijds voorbeeld van bewuste verdraaiing van de feiten is ‘gaslighting’, een term uit het Amerikaanse politieke wereldje. Meestal neem ik in deze stukjes wat afstand van het actuele politieke gebeuren, maar dit wil ik u niet onthouden
De definitie van gaslighting op Wikipedia luidt:
‘ Gaslighting is een vorm van psychologische manipulatie, die probeert zaden van twijfel te zaaien bij een beoogd persoon of bepaalde personen of bij leden van een beoogde groep, zodat ze onzeker worden over hun eigen herinnering, waarneming en geestelijke gezondheid. Middelen om het slachtoffer uit zijn of haar evenwicht te brengen zijn constante ontkenning, op een dwaalspoor brengen, tegenspraak en liegen 4 .
Het begrip is afkomstig van de klassieke film noir ‘Gaslight’, waarin de doortrapte echtgenoot Gregory zijn vrouw Paula met onterechte beschuldigingen en systematische verdraaiing van feiten tot waanzin tracht te drijven om haar af te leiden van zijn geheime misdadige activiteiten’ 5 .
Kan ook een heel volk het slachtoffer van gaslighting worden? Als we alle berichten naast elkaar leggen over hoe het Russische volk wordt gemanipuleerd met informatie over de Oekraine en hun ‘vileine nazi-ideologie’ ; als we lezen over hoe het Russiche publiek vals wordt voorgelicht over en wordt weggehouden van de feiten van de met Oekraine begonnen oorlog, dan komt dat aardig dicht in de buurt.
In de film ‘Gaslight’ lukt het net niet om Paula definitief haar verstand te laten verliezen. Laten we hopen dat het Poetin en consorten ook niet lukt om het Russische volk durend om de tuin te leiden. Laten ook wij ons niet gek maken door de toevloed van steeds geraffineerder desinformatie. Want ons is al drieduizend jaar geleden geboden: ‘je moet geen vals bericht aannemen (resp. ernaar luisteren)’.
noten
1. Meer over Misjpatiem in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA, deel 1 , p.143 ev en op mijn website, www.robcassuto.com
2. Aldus ia de bepaling vertaald in de Aramese vertaling van Onkelos
3. Sjemot/Exodus 20: 7 U zult de Naam van de Eeuwige, uw God, niet ijdel gebruiken (letterlijk: niet voor niets (op je lippen) dragen)
U zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste. (letterlijk: niet met betrekking tot je naaste antwoorden als liegende getuige). En in Wajikra/Leviticus 19: 12 U mag geen valse eed afleggen in Mijn Naam, en zo de Naam van uw God ? ontheiligen. Ik ben de Eeuwige. U mag onder uw volksgenoten niet met lasterpraat rondgaan, u mag uw naaste niet naar het leven staan. Ik ben de Eeuwige.
4. Heel instructief artikel op https://en.wikipedia.org/wiki/Gaslighting
5. Gaslight is een Amerikaanse film uit 1944 onder regie van George Cukor met in de hoofdrollen Charles Boyer, Ingrid Bergman (Oscar) en Joseph Cotton
Herz 2023
Jitro Sjemot/Exodus. 18:1 – 20:23
De wijsheid van niet-Joden
De parasja Jitro begint met het bezoek van de schoonvader van Mosjee en beschrijft daarna de eerste fasen van de wonderlijke gebeurtenissen op en rond de berg Sinaj, met als climax de uitroep van de Tien Woorden (Tien Geboden) 1 .
De Tora neemt de tijd om het bezoek van Jitro uitgebreid te beschrijven, de aankomst, het vertellen over de uittocht met zijn wonderlijke uitreddingen, de gezamenlijke plechtige maaltijd in de tent van Mosjee en het offer, dat Jitro brengt aan Elohiem – een in dit geval diplomatieke term, want de andere naam JHVH was nog vreemd voor deze niet-Israëlitische bezoeker. Wat opvalt is het respect, waarmee Jitro wordt ontvangen en de zorgzaamheid, waarmee hij zijn schoonzoon tegemoet treedt.
Het advies van Jitro
Dat wordt met name geïllustreerd, als de schoonvader de lange rijen ziet van de Israëlieten die wachten op hun beurt om voor Mosjee te verschijnen. Ze willen zijn advies of oordeel over hun problemen of zorgen of willen hem vragen voorspraak te doen bij de Eeuwige. Van de ochtend tot de avond wachten ze daar in de brandende zon. Tegelijk ziet hij hoe zjjn schoonzoon vermoeid raakt en bijna bezwijkt onder de grote last, die op zijn schouders rust. De ervaren priester komt met een oplossing. Hij adviseert Mosjee structuur en organisatie aan te brengen om zo zijn taken te verlichten; alleen de grote zaken moet hij behandelen, de kleinere moet hij overlaten, 18:21-23: ‘Je moet leiders over duizend, leiders over honderd, leiders over vijftig en leiders over tien over hen aanstellen. Zij moeten altijd over dit volk oordelen. Maar laat het zo zijn dat zij elke grote zaak bij jou brengen, en zelf over elke kleine zaak oordelen. Maak het zo voor jezelf lichter en laat hen die last samen met je dragen’.
Als managementconsultant avant la lettre wist de schoonvader, dat wie een lastige taak moet volbrengen onder grote verantwoordelijkheid, maar alles alleen wil doen, een grote kans loopt anderen onrecht te doen en zelf te bezwijken onder de stress. Jitro’s advies klinkt nog door alle eeuwen heen tot de overbelaste managers van nu: taken organiseren, structureren, verdelen, uitvoering delegeren.
De wijsheid van niet-Joden
Hoe kan het zijn, dat de spirituele gigant Mosjee deze toch niet zo moeilijk te bedenken oplossing moest vernemen van een vreemdeling,? Had hij het niet zelf kunnen bedenken. Rabbijn Nathan Lopes Cardoso 2 neemt ons in zijn moderne commentaar mee naar het commentaar van de 19e -eeuwse R. Samson Raphael Hirsch. Deze laatste oppert, dat Mosjee kennelijk niet de gave van wetgeving en organisatie van nature bezat. Het toont aan, dat de wetten en instellingen van de Tora niet uit zijn eigen hoofd konden komen, maar dat hij alleen maar het best denkbare instrument was.
Toch laat dat overeind, dat het niet de Eeuwige was die de reorganisatie van de rechtspraak aan Mosjee doorgaf of ingaf, maar – al dan niet door Zijn bemiddeling – zijn schoonvader. Daar moeten we een lering uit trekken. Lopes Cardoso wijst op een ander commentaar, dat van Chaim ibn Attar (bijgenaamd Or ha-chaim): G’d wilde aan het Joodse volk laten zien, ‘dat in al in die tijd en gedurende alle toekomstige generaties er grote en wijze mannen gevonden kunnen worden onder de naties van de wereld. Jitro was een voorbeeld van een verlichte niet-Jood, die dit zonder twijfel heeft aangetoond. Het leert ons, dat G’d het Joodse volk niet vanwege zijn superieure intelligentie heeft gekozen. God heeft het Joodse volk gekozen als (…) een daad van liefde voor zijn volk’ 3 .
Het verhaal van Jitro roept op tot nederigheid. Hey Joodse volk bezit vele talenten – ja u roept natuurlijk meteen, een onevenredig deel van de Nobelprijzen is gewonnen door Joden -, maar ook bij de niet-joden is grote wijsheid en deskundigheid te vinden en zeker ook op terreinen waar de Joden niet zo begaafd zijn, wijsheid waar Joden van geleerd hebben en nog steeds kunnen leren. Tegelijk is de openbaring van de Tora aan de Joden ook bedoeld voor de niet Joden om van te leren. Om dat te benadrukken is de parasja geplaatst voor de latere wetgeving op de Sinaï.
Heeft Jitro zich nu bekeerd tot het Jodendom?
De hedendaagse Israelische Rabbi Shlomo Rishkin 4 denkt van niet, in tegenstelling tot veel oude midrasjiem. Als Mosjee in Bamidbar/Numeri 10 Jitro (daar genoemd bij zijn andere naam Chovav) smeekt met hem mee te trekken, zegt Jitro: nee ik ga niet mee, ik ga naar mijn land en naar mijn geboortegrond’. Hij zegt niet: ‘het land van mijn vaderen’ 5 wat volgens Rishkin betekent, dat hij zich weliswaar niet tot het Jodendom bekeert, maar ook dat hij niet zal terugkeren naar de afgodendienst van zijn voorvaderen. Laten we aannemen, dat hij een aanhanger zal zijn geworden van de Noachitische wetten en hem als voorloper zien van een vreedzaam religieus pluralisme.
Noten
1. Over de Tien Woorden zie mijn boek Reizen door de Tora deel 1 , p. 137ev
2. Rabbijn Nathan Lopes Cardoso op The Times of Israel http://blogs.timesofisrael.com/parashat-yitro-racism-and-the-wisdom-of-a-gentile/
3. Het Toracommentaar van deze beroemde rabbijn uit Marokko (1696-1743 overleden in Jeruzalem) is met Engelse vertaling te lezen op de onvolprezen website sefaria.org
4. Rabbi Shlomo Rishkin op de Jerusalem Post
https://www.jpost.com/Jewish-World/Judaism/PARASHAT-YITRO-Jews-gentiles-and-justice
5. In Beresjiet 12:1 verlaat Avraham ‘zijn land, zijn geboortegrond én zijn vaders huis, dwz de goden van zijn vader.
Herz 2023
Bo Sjemot/Exodus 10:1-13:16
De verharding van het hart
Tot het begin van de parasja Bo 1 hebben zeven plagen Egypte geteisterd en steeds is de Farao bij zijn voornemen gebleven het volk van Israel niet te laten gaan uit het Egypteland, waar zij als slaven werden onderdrukt. Bij de eerste zes plagen heeft de heerser steeds zijn hart (lev) verhard. In het Hebreeuws staat er letterlijk zoiets als ‘zijn hart sterk gemaakt’ (met de stam chazak , sterk) of ‘zijn hart zwaar gemaakt’ (met de stam chavod, zwaar). Maar na de zesde plaag, de zweren, staat er voor het eerst dat het de Eeuwige is, die het hart van Farao ‘sterk maakte’. Desondanks lijkt er een ommekeer plaats te vinden bij de Egyptische koning, hij bekent (HSV 9:27): ‘Ik heb deze keer gezondigd. De Eeuwige is de Rechtvaardige. Ik daarentegen en mijn volk zijn de schuldigen.’ Dat lijkt op de gewenste ommekeer, hoewel Mosjee sterke twijfels heeft over de waarachtigheid van dit statement (9:30). Inderdaad, als door tussenkomst van Mosjee de ramp van de zweren weer is opgehouden, gaat de Farao toch door met zijn meedogenloos beleid. Het volk mag toch niet gaan. Als de parasja Bo begint verklaart de Eeuwige aan Mosjee nu nogmaals, dat Hij het is die het hart van Farao heeft verhard (hichwadti , ‘Ik heb zwaar gemaakt’).
Is farao verantwoordelijk als de Eeuwige zijn hart verhardt?
Deze actie van de Ene heeft zowel bij de oude rabbijnen als bij de niet-Joodse lezers een belangrijke vraag opgeroepen: kan de Egyptische vorst verantwoordelijk worden gehouden, als niet hijzelf, zoals de eerste vijf keer, zijn hart heeft verhard, maar als deze verharding het werk is van een hogere macht?
Het is een hoeksteen van het Joods gedachtegoed, dat de mens in principe een vrije wil heeft, hij kan kiezen tussen het goede en het kwade, en hij kan verantwoordelijk worden gehouden voor zijn daden, zoals met name Maimonides benadrukt in zijn Regels van Boete en Berouw 2 .Maar hier, op het moment van het begin van de zevende plaag, lijkt de Farao geen keus te hebben, de mogelijkheid van een positieve reactie op de nu aan de orde zijnde catastrofe van de sprinkhanen is hem van Hogerhand ontnomen. Maimonides ziet dit probleem en gaat er uitgebreid op in. In het kader van zijn model van straf en verzoening redenerend legt de de middeleeuwse geleerde uit, dat, de verkeerde daden zich zozeer kunnen opstapelen, dat zij de halsstarrigheid van de dader als het ware verabsoluteren en ommekeer en boetedoening – die volgens de twaalfde-eeuwse meester overigens voor allen royaal steeds openstaat – onmogelijk maken. Wanneer de farao zo hardnekkig zoveel gelegenheden om berouw te tonen en ommekeer (tesjoeva) te doen– vijf keer, vijf plagen lang –had hij de kans – voorbij laat gaan dan is de maat vol; de straf, die hij zo op zijn hals haalt, is de principiële afsluiting van de weg van ommekeer met als gevolg de onvermijdelijke ondergang.
De laatmiddeleeuwse geleerde Shelah 3 vat het bondig samen: ‘de Eeuwige waarschuwt iemand tot drie keer toe. Als iemand drie zulke waarschuwingen in de wind slaat en geen berouw toont, maakt God het hart van zo iemand ontoegankelijk voor gedachten van berouw om hem dan zijn verdiende loon uit te betalen’.
Wanneer ommekeer onmogelijk wordt
Als we het strakke paradigma van straf en beloning, dat Maimonides hanteert en vrij nauwkeurig uitwerkt, wat loslaten, ontdekken we daaronder toch wel een daarmee gerelateerde behoorlijk plausibele psychologische wet of taaie tendens: wie steeds de verkeerde keuzes maakt, maakt het zich steeds moeilijker om het stuur te wenden. Hoe langer op het verkeerde pad, hoe moeilijker om te keren. Hoe meer misdaden gepleegd, hoe onwaarschijnlijker, dat de misdader op zijn heilloze weg terugkeert. Is het nu zo, dat voor sommige ‘veelplegers’ van zware vergrijpen een punt bereikt wordt dat ommekeer, boetedoening en verzoening (psychologisch, theologisch) onmogelijk wordt? Dat is een vraag die ik graag aan de lezers overlaat om te overdenken, bijvoorbeeld aan de hand van concrete gevallen. Kan een mens voorgoed en definitief verloren zijn? Zonder alles te willen psychologiseren komt de term psychopaat of hardnekkige narcist in mij op.
‘Egyptische’ onderdrukkers in deze wereld
Ook op het gebied van maatschappij en samenleving is de vraag relevant. Kunnen in sommige samenlevingen gepleegd onrecht, leugen en bedrog en misdaden tegen de menselijkheid zich ophopen tot zulk een kritische massa, dat terugkeer op de rechte weg niet meer mogelijk is en dat alleen een catastrofe kan volgen, waarna pas na veel geweld, ontwrichting en slachtoffers de ruimte kan ontstaan voor een nieuw en beter samenleven. Omdat deze overdenking zich enigszins los van de waan van de dag wil houden en ook na langere tijd nog actueel laat ik het weer aan de lezer over om deze vraag aan concrete voorbeelden uit de vorige eeuw en ook in het heden te toetsen. Laten we alert blijven op hardnekkige ‘Egyptische’ onderdrukkers in deze wereld.
noten
1. Meer commentaren op parasjat Bo in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA, deel 1.
2. Maimonides, Regels van Boete en Berouw, hfst VI.
3. Isaiah Horowitz (1555 –1630), Shney Luchot HaBrit, Vaera, Torah Ohr 77, op sefaria.org
Herz jan 2023
Jacob en Esau: de mogelijkheid tot verzoening
door Rob Cassuto
Beresjiet /Genesis 32:4 – 37
Jacob trekt Esau, die hij tweeëntwintig jaar geleden was ontvlucht, tegemoet 1 . Beiden zijn welvarend geworden. Met angst en beven ziet Jacob de ontmoeting naderen. Hij vreest de wraakzucht van zijn ooit zo bedrogen broer. Verschillende preventieve maatregelen tegen de te verwachten vergeldingsacties treft hij.
Hij verdeelt zijn mensen over verschillende plaatsen, zendt rijke geschenken vooruit.
Vlak voor de ontmoeting overnacht hij in zijn eentje aan de beek Jabbok en vecht met een onbekende man, die na een heftige worsteling Jacob zegent en hem de naam Jisraël (Israël) geeft. Jacob herkent de man als (een engel van) God. De dag daarna loopt hij met zeven buigingen Esau tegemoet 2 . Deze sluit hem in de armen en kust hem ‘en zij huilden ‘. Als Esau aandringt om samen op te trekken wijst Jacob dit af en ze scheiden weer. Jacob slaat zijn tenten op bij Sjechem. We zoomen in op de nachtelijke worsteling van Jacob met de man/engel vóór de ontmoeting met Esau.
Strijd en verzoening
Het is de moeite waard het leven van Jacob te bekijken vanuit het perspectief van rijping en groei naar volwassenheid en zelfs grootheid.
Lang is Jacob’s coming out voorbereid. De begaafde dromer is steeds meer geïncarneerd in het leven van de aarde. Hij is geworden tot een aanzienlijk man, aan het hoofd van kudden en omringd met vrouwen en kinderen. En nu staat hij voor Esau, vijand en tegenpool, de verpersoonlijking van kracht, geweld, impulsiviteit. Hij voelt zich aan een afgrond staan van angst, angst voor vernietiging door het geweld van zijn broer. Maar die diepe doodsangst gaat gepaard met de angst om in een nieuwe grootheid te gaan staan, zijn werkelijke ruimte in te nemen, zijn essentie onder ogen te zien en voluit te omhelzen. Om die sprong te kunnen wagen, moet Jacob eerst schoon schip maken, d.w.z. zijn verleden onder ogen zien, en met name zijn bedrog ten aanzien van zijn vader en zijn broer. Hij zal de intense gevoelens van schuld en waardeloosheid moeten doorwerken. Dat is een gevecht op leven en dood. Als hij dat een nacht lang gedaan heeft en de man/engel heeft overwonnen – je kan ook zeggen grondig ommekeer, tesjoeva , heeft gedaan – is hij klaar om in zijn nieuwe grootheid te stappen, bevrijd van oude ballast. Dan is hij van een Jaäkov, een hielenvolger, een Godstrijder, Israël, geworden 3.
De nacht van Jacobs worsteling met de ‘man’ (‘iesj’ ) is een beproeving 3. De paradox is, dat de duistere kracht die Jacob aangrijpt en het op zijn ondergang voorzien lijkt te hebben, hem zelfs kwetst aan zijn heupspier, zich in de loop van het gevecht onthult als engel van licht die Jacob kan zegenen en hem een nieuwe identiteit (als ik dat beperkte woord kan gebruiken) inleidt. Het is Jacob die zijn inzet ten volle moet doen, maar als hij dat dan ook doet, wil de tegenstand wijken en blijkt daarachter de Goddelijke zegen schuil te gaan.
Ik denk dat ieder mens in zijn leven één of wel meerdere nachten heeft gekend van gevecht met de engel, met God, met het lot, misschien niet zo spectaculair en mythisch van proportie als die van Jacob, misschien wat minder heftig, hoewel wie zal dat meten? In Jacobs eenzame nacht aan de beek is ons in ieder geval het prototype gegeven van hoe grootse krachten op beslissende momenten ons kunnen beproeven en ons een nieuwe levensfase kunnen induwen met een aanvankelijk onbegrepen duistere kracht die geleidelijk zegen blijkt te zijn.
Esau – ook wel Edom genoemd – is in vele rabbijnse uitleggingen de verpersoonlijking van slechtheid geworden 4 . Vele latere vijanden van Israël zijn betiteld als ‘Edom’. De tekst van de Tora zelf gaat in deze demonisering niet mee. Jacob en Esau zijn beschreven als heel uiteenlopende mensentypen. Jacob was meer een man van geest en verstand, een intellectueel, zouden we nu misschien zeggen. Esau was een man van het lichaam, bezield met hartstocht en kracht, een macho. Ieder had zijn slechte en goede kwaliteiten. De mannen hebben elkaar dwars gezeten, gehaat. Zoals in ieder mens geest en lichaam met elkaar overhoop liggen. Maar laten we niet vergeten: de zo tegengestelde helften van deze tweeling hebben zich verzoend en daarna elkaar getolereerd in de streken van het toenmalig Palestina. Samen begroeven de mannen hun vader en ze rouwden samen aan zijn graf (Beresjiet/Genesis 35:29). Zo zijn ze niet alleen symbool van rivaliteit en strijd geworden, maar ook symbool van de mogelijkheid tot verzoening en verdraagzaamheid. Laten we op dit laatste element het accent leggen wanneer we dit verhaal in het licht houden. Laten we de verzoenende strekking laten spreken en niet meegaan in de zo aanlokkelijke en gemakzuchtige neiging om in andersdenkenden, andersgeaarden en andersgelovigen een gedemoniseerde Edom te zien. Hielden Jacob en Esau na hun verzoening van elkaar of bleven ze elkaar haten? Ik weet het niet, maar ze respecteerden elkaar en gunden elkaar de nodige levensruimte. In deze tijden van interculturele en interreligieuze spanningen zou dat al heel wat zijn.
herzien december 2022
Noten
1. Meer commentaren op parasjat Wajisjlach in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA, deel I
2. De geschenken en buigingen van Jacob bij de ontmoeting met Esau zijn te correleren aan de aan Esau ontstolen zegen, zoals te lezen in een van de commentaren van Jonathan Sacks op parasjat Toldot.
3. Een niet gering aantal identificeert de ‘man’ met Esau of met de beschermengel van Esau. Ook de middeleeuwse bijbelgeleerde Rasji volgt die oude wijzen die menen dat het ging om de beschermengel van Esau. Bepaalde kabbalistische bronnen associëren deze met Samaël, de engelachtige manifestatie van Satan en tevens de verleider van Chava (Eva) in Gan Eden (overzicht in Wikipedia http://en.wikipedia.org/wiki/Samael ) . Mijn duiding gaat meer in de richting van de interpretaties van Gunther Plaut in zijn uitgave van de Tora met commentaar – Jacob vocht met oude schuldgevoelens over zijn bedrog – en Elie Wiesel – Jacob vocht met oude angsten en schuldgevoelens – zoals vermeld in ‘Een Toracommentaar voor deze tijd’ (p. 91) van Harvey Fields.
4. Sommige oude midrasjiem gaan daar ver in. Zo is het opgevallen dat in de Hebreeuwse tekst in de Tora ‘hij kuste hem’ – wajishakehoe – voorzien is van extra puntjes op de letters; Rabbi Yanai zegt dan, dat dat is om te ons te vertellen, dat Esau niet van plan was om Jacob te kussen maar om hem te bijten, maar Jacobs keel werd van marmer en brak de tanden van de slechtaard (Midrash Rabba, op Chabad.org).